Hoofdstuk 5 - De late middeleeuwen Flashcards
Landelijke vorsten
De koning van een koninkrijk
Gewestelijke vorsten
De vorst van een landsheerlijkheid
Kenmerken van de feodale vorstenstaat
- De vorsten (gewestelijke vorsten voornamelijk) verzamelen een sterk bestuursapparaat om zich heen, de adviesraad/regeringsraad, en vergaren hiermee heel veel macht.
- Anderzijds zien we dat de sterke macht die de vorst met zijn bestuursapparaten opbouwt begrensd wordt door verplichte samenwerking met de standenvergadering.
Adviesraad / regeringsraad
Geestelijke en mensen van adel zijn raadslieden en helpen de vorst bij het besturen van zijn gebied. Vanaf de twaalfde eeuw komen er ook universitair geschoolden in de adviesraad/regeringsraad terecht.
Twee juridische faculteiten
- Romeins recht: dit werd ook wel het wereldlijk recht genoemd. Dit werd gecodeerd door legisten.
- Canoniek recht: dit wordt ook wel het kerkelijk recht genoemd. Dit werd gecodeerd door canonisten.
De roeminsrechtelijke faculteit
Het kwam door de Renaissance dat men het romeins recht gingen bestuderen.
Op deze universiteiten bestudeerde men het herontdekte Romeinse recht. De codificatie die keizer Justinianus in het dominaat gemaakt heeft, werd teruggevonden. In de late middeleeuwen werd deze het Corpus Iuris Civilis genoemd. Dit werd op de universiteiten bestudeerd.
Corpus Iuris Civilis
Werd gedoceerd door legisten.
Dit werd gedaan door een onderwijsmethode die de scholastiek genoemd werd.
Scholastiek
Een manier van het bestuderen en het presenteren van het Romeins recht gebaseerd op boeken en teksten.
Het kernwoord van de scholastiek was auctoritas, dit betekent absoluut gezag.
Je mocht nooit twijfelen aan de teksten van het Romeins recht, Romeins recht was het enige ware recht.
Augustiniaans wereldbeeld
Het absoluut gezag van de Romeinse teksten had hier sterk mee te maken.
Volgens Augustinus waren er twee werelden: de goddelijke wereld en de echte wereld.
- De goddelijke wereld was de ware wereld.
- De echte wereld was een valse wereld die niet de moeite waard is.
Men wilde door dit wereldbeeld graag kennisnemen van de goddelijke wereld.
De vroege scholastiek
Het Romeins recht gedoceerd door de glossatoren. Vooral aan de universiteit van Bologna.
Van belang was het vooral dat je geloofde in het absolute gezag van de corpus iuris civilis als het ware recht. Het verstand was slechts een hulpmiddel. Puur geloof stond centraal.
Azo en Accursius
De twee belangrijkste glossatoren van de vroege scholastiek.
Accursius maakte aan het eind van zijn carrière de Glossa Ordinaria.
Glossa
De glossatoren gingen de rechtsregels van het Romeins recht toegankelijk maken voor hun studenten door middel van Glossa. Dit zijn tekstverklarende randnoten.
Drie soorten glossa: woordbetekenissen, parallelplaatsingen en het oplossen van schijnbare tegenstrijdigheden door middel van logische interpretatie.
Er werd bij glossa niet gefocust op de praktijk maar enkel op de teksten.
Brocardia
Ezelsbruggetjes
Summa
In deze summa gingen de glossatoren een stuk vrijer om met de tekst. De tekst werd geordend en er werd gebruik gemaakt van interpretatie.
Het schrijven van summa kan gezien worden als het eerste stapje naar de late scholastiek.
Glossa Ordinaria 1263
Op een gegeven moment zijn alle Romeinse teksten geglost. Accursius sluit het glossen af in de Glossa Ordinaria.
Dit kan gezien worden als het tweede stapje naar de late scholastiek.