Hoofdstuk 4 - Het strafrecht van de vroege middeleeuwen Flashcards
Pure wraakneming
De eerste fase van de private acties van de Germanen.
Doel: vergelding
Het is geheel aan het slachtoffer om te kijken hoever zij gaan in deze wraakneming.
De Germanen kennen geen taliobeginsel, je hoefde niet perse wraak te nemen.
Als de familie van het slachtoffer aanbood om tot een financiële verzoening te komen kon je hier ook voor kiezen.
Verplichte verzoening
De tweede fase van de private acties van de Germanen.
Doel: vergelding
Na verloop van tijd kreeg de overheid meer ingreep op de rechtspleging en wraakneming wordt helemaal teruggedrongen: de verzoening wordt vast karakter.
Er zijn vaste verzoenbedragen voor elk soort delict, dit is opgenomen in de legis barbarorrum in de vorm van composities.
De faidus
Dit deel wordt betaald aan de familie van de benadeelde: private geldboete in de sfeer van vergelding. (niet het karakter van een schadevergoeding).
De fredus
Dit deel wordt betaald aan de gehele stam of de stamkoning. Het was een publieke geldboete ter verstoring van de openbare orde.
Verzoeningsprocedure
Om als slachtoffer deze Faidus te vorderen moest de verzoeningsprocedure gestart worden.
Deze procedure vond plaats in de volksvergaderingen: de stamvergadering of de Mallus. De koning of graaf trad hier op als rechter in oude zin,
Bij de verzoeningsprocedure gold een formalistische bewijsvoering.
De accusatoire procedure
Dit was een private procedure met private aanklacht die niet zozeer gericht was op verzoening, maar echt op straf.
Belangrijk aspect van de procedure was dat er gelijkwaardige procespartijen waren, dit komt tot uitdrukking in het beginsel van poena talionis.
In deze procedure was de rechter zeer passief. Het enige actieve wat de rechter deed was de bewijsvoering regelen.
Formalistische bewijsvoering kwam terug in deze procedure, het bewijs werd beoordeeld middels uiterlijke waarneming.
Poena talionis
Dit houdt in bestraffing naar evenredigheid. Als jij als klager je klacht jegens een andere burger niet kon bewijzen, dan werd je geacht een valse aanklacht gedaan te hebben. Je wordt dan gestraft met de straf die jij de ander graag had willen opleggen.
Verschillende manieren van bewijsvoering
- Proceseed
- Eedhelpers
- Godsoordeel
Proceseed
Als je iemand aanklaagt of aangeklaagd werd moest je je hand op een heilig voorwerp leggen en een formule uitspreken, als je hand begon te trillen of je stotterde, keerde het bewijs het tegen je en had je geen gelijk me wat je verklaarde.
Eedhelpers
Als de proceseed gelukt was kon je er eedhelpers bijhalen. Iemand stelt zich dan garant voor het feit dat jij de waarheid sprak. Dit waren dus geen getuigen, want ze wisten niet wat er gebeurd was.
Godsoordeel
Dit gebeurde als de eedhelpers gelijk waren bij beide partijen. Een belangrijk voorbeeld van een godsoordeel is de ketelproef. Je moest met je handen in een ketel met heet water. Als je blaren kreeg liet god zien dat je schuldig was. Er werd dus oprecht aan god gevraagd om een oordeel over de zaak te vellen.