hoofdstuk 5 Flashcards

1
Q

kapitaalsvolume

A

hoeveel kapitaal de groep bezit op alle gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

netto balans

A

het totale van alle gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sociaal traject

A

het pad dat iemand bewandeld in zijn leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

strijd om legitieme cultuur

A

welke cultuur of kunstuitingen krijgen algemene erkenning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

culturele klassenfractie

A

deel van een kapitaalsvolume dat gebaseerd is op kennis/cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sociaal systeem versie parson

A

positiegebonden rolhandelingen en daardoor verwachte handelingen van positiebekleders zijn de basiselementen van een sociaal systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

functie versie merton

A

positief gevolg van een sociaal fenomeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

joint action

A

het proces waarbij actoren het gedrag op elkaar afstemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

economische klassenfractie

A

deel van het kapitaalsvolume gebasseerd op geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

latente functies

A

onbedoelde gevolgen van een bepaald fenomeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kenmerken conflictsociologie

A

objectieve en subjectieve ongelijkheid verklaren
ongelijkheid kent winnaars en verliezers
niet enkel gebaseerd op economische verschillen
conflicten zijn de regel in het sociale leven
door relatie stabiele machtsverhoudingen blijft sociale ongelijkheid bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

socialisatie

A

het proces waarin individuen leren welke rollen en gedragingen worden verwacht binnen een sociale context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kapitaalstructuur

A

de verdeling binnen het kapitaalsvolume gebaseerd op hoeveel bezit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

traditioneel gezag

A

bijvoorbeeld koningen etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

habitus

A

gewoonte die geworven wordt in de primaire socialisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

manifeste functies

A

bedoelde gevolgen van een sociaal fenomeen

17
Q

institutionalisering

A

Het proces waarbij sociale regels en normen vastgelegd worden in rollen en structuren binnen een samenleving

19
Q

symbolische handelingen

A

acties die een bepaalde betekenis hebben binnen een sociale context

20
Q

legaal gezag

A

wettelijk toegekende macht

21
Q

manifeste functie

A

bedoeld gevolg van een fenomeen

22
Q

functie versie parson

A

positief gevolg van een sociaal fenomeen voor de ordening /evenwicht in een bepaald systeem

23
Q

luxehabitus

A

het opzichtig verspillen van geld

24
Q

latente functie

A

onbedoeld gevolg van een fenomeen

25
Q

macht versie weber

A

de kans om binnen een sociale betrekking de eigen wil door te kunnen zetten, ongeacht de omstandigheden

26
Q

symbolisch interactionisme

A

betekenis ontstaat uit interactie tussen mensen en deze betekenis beinvloed het handelen

27
Q

culturele burgerij

A

hoogeropgeleiden die niet veel verdienen

28
Q

disfunctie

A

negatief gevolg van een sociaal fenomeen

29
Q

distinctieprofijt

A

het sociale statusvoordeel dat hogere klassen behalen door zicht te onderscheiden van andere groepen op basis van smaak,gewoontes en cultuur

30
Q

charismatisch gezag

A

gezag berustend op uitstraling

31
Q

aristocratisch ascetisme

A

het bewust kiezen van rijke mensen om een sobere maar verfijnde levensstijl te hebben met geen opzichtig materialisme

32
Q

sociale orde, versie conflictsociologie

A

bestaan van stabiele machtsverhoudingen waarbij de machtigere partij zijn wil oplegt

33
Q

zelfinterpretatie

A

het proces waarbij mensen hun eigen gedrag begrijpen en betekenis geven aan hun acties

34
Q

puriteins- ascetische habitus

A

levensstijl waarbij hard werken en zuinigheid centraal staan zodat er geklommen kan worden op de sociale ladder

35
Q

klassen versie bordieu

A

mensen die overeenkomstige posities bekleden en omdat ze in vergelijkbare posities verkeren waarschijnlijk soortgelijke houdingen vertonen

36
Q

situatiedefinitie

A

het gedeelde begrip van context waarbinnen interacties plaatsvinden

37
Q

conflictsociologie

A

studie van sociale ongelijkheid. Groepen leven met verschillende belangen waardoor conflicten ontstaan