hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

sociale intergratie

A

proces waarbij mensen onderdeel worden van een sociale groep of samenleving dmv interactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

affectief handelen

A

het handelen gericht op gevoel en gemoedstoestanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sociocentrisme

A

het beschouwen vn je eigen groep als superieur en het middelpunt van de wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

organische solidariteit

A

solidariteit die voortkomt uit de afhankelijkheid van andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ascetische levensstijl

A

stijl van leven die afziet van luxe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sociale solidariteit

A

wij gevoelens en gevoelens van verbondenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

traditioneel handelen

A

handelen vanuit gewoonte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

nominalisme

A

Benoeming van een bepaald begrip dat werkelijk niet echt bestaat.
Bijv. de mensheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

modern kapitalisme versie Marx

A

het verdienen van geld door koopwaren te fabriceren en die vervolgens tegen geld te ruilen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

antropologisch materialisme

A

de materiele omstandigheden vormen de basis van het menselijk bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

sociologisme

A

de neiging om alle persoonlijke handelingen weg te verklaren vanuit het sociale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

doelrationeel handelen

A

het omgaan met middelen gericht op een geintendeerd doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sociale orde versie Durkheim

A

Orde dmv gedeelde sociale normen en waarden waardoor een collectief bewustzijn onstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

productiewijze

A

de manier waarop economische waarde of rijkdom wordt gecreerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

mechanische solidariteit (premodern)

A

in een eenvoudige samenleving waarin iedereen vergelijkbare taken heeft

17
Q

waarderationeel handelen

A

een actor let niet op nevengevolgen maar gaat voor het doel omdat dit voor hem belangrijk is

18
Q

sociale orde versie Marx

A

zowel klassenorde als klassenconflict
Een werkgever kan altijd een werknemer ontslaan en dus meer eisen.
Maar als dit te veel wordt kan een werknemer zich verzetten.

19
Q

ascetcisme

A

het spaarzaam leven zou leiden tot meer waardering van god in de protestantse kerk

20
Q

interactionisme

A

sociale bindingen bestaan uit handelingen met betrekking op andere door actie reactie

21
Q

Klasse versie Marx

A

de positie binnen de maatschappelijke tegenstelling van bezitters en niet bezitters

22
Q

collectief bewustzijn

A

mensen delen de ideeen over wat goed en slecht is

23
Q

Kapitalistische geest

A

continu gericht op het maximaliseren van winstkansen, en ook zo min mogelijk spenderen om zo ook geld te verdienen

24
Q

sociale orde versie weber

A

mensen stemmen hun gedrag op elkaar af. ze proberen te begrijpen wat de ander wilt en passen hun gedrag daarop aan. Dit leidt dus tot samenwerking

25
methodologisch individualisme
men moet bij bestuderen van het sociale kijken naar de acties van het individu
26
commodificatie
dingen die vroeger zelf geproduceerd werden die nu gekocht worden
27
hermeneutische visie
met de nadruk op interpreteren en begrijpen
28
actorcentrisme
mensen beschikken over zelfbewustzijn en vrije wil en zullen daarom uit zelfgekozen reden handelen
29
Kapitalisme versie weber
het doelrationeel inzetten van middelen met het doel via herinvesteringen voortdurend winst te maken
30
confrontatiestrijd
de directe strijd tussen niet bezittende en bezittende klasse obv tegenstrijdige belangen
31
meerwaarde
hoeveel een arbeider meer produceert dan hij verdiend