Hoofdstuk 4: uithouding Flashcards

1
Q

Definitie en eigenschappen uithouding

A

Het vermogen om dynamische of statische arbeid zo lang mogelijk vol te houden
 Hoeveelheid gebruikte spiermassa: lokaal – algemeen
 Energielevering:
o Aeroob: KH en vetten met O2
o Anaeroob: glucose en glycogeen zonder O2
 Aard spiercontractie:
o Dynamisch
o Statisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Types uithouding

A
  1. lokaal : aeroob, anaeroob –> dynamisch+statisch

2. algemeen: aeroob anaeroob –> dynamisch+statisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Belangrijke bepalende componenten algemeen uithoudingsvermogen

A
  1. Ademminuutvolume
  2. Hartdebiet
  3. Hemoglobinegehalte
  4. Zuurstofextractie thv spieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is VO2max

A

maximale hoeveelheid zuurstof die de spieren per tijdseenheid kunnen verbruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Evolutie VO2 max

A
	Zonder training: 
	Tijdens groei ↑
	Stabiel tot 30jaar 
	Na 30 jaar: 0.6% ↓/jaar 
•	Met training 
	Tot 15 à 20%  erfelijkheid (interne factor) 
	Na 30jaar = (tot 50 jaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Manieren om aerobe en anaerobe drempel te meten

A

• Conconi test – veldtest zonder lactaatmeting
 Niet bij iedereen omslagpunt!  1e X resultaten vergelijken met lactaattest
• Lactaatmeting
 Inspanningslabo
 Veldtast
 Vinger/oor
 Koppeling HF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Door wat worden effecten van training bepaald

A
  • F = frequentie
  • I = Intensiteit
  • T = tijdsduur vd training
  • T = tijdsduur vd trainingsperiode (beginneling-expert)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

HF-zones berekenen

A

niet actieve personen: vrouwen 226-lft mannen 220-lft

actieve personen: 205-1/2lft

Ball state university formule: 209-0.7lft
mannen 214-0.8 lft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Trainingszones HF

A
50-60: herstel-gewichtscontrole
60-70: fitheid
70-80: aeroob
80-90: anaeroob
90-100: uitputting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zones type training

A

101-105zone I: snelheidstraining
95-100zone II: intensieve intervaltraining
85-95zone III: extensieve intervaltraining
zone III en IV: gefractioneerde duurtraining
80-85zone IV: intensieve duurtraining
70-80zone V: extensieve duurtraining
-70zone VI: recuperatie duurtraining

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Trainingsmethodes 4 grote groepen

A
  1. duurmethode
  2. de intervalmethode
  3. herhalingsmethode
  4. wedstrijd en controle methode
  5. bijzondere trainingsmethode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Duurmethode

A

 Continue duurmethode
i. Extensief (85-90% LT)
ii. Intensief (90-100% LTI)
 Gefractioneerde duurmethode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

intervalmethode

A

 Extensieve intervalmethode
 Intensieve intervalmethode

Indeling volgens duur (van hoge intensiteit)
 Sprint-interval (15”-1’)
 Tempo-interval (1’-4’)
 Duurinterval (4’-15’)
 Meer arbeid in vgl met duurmethode
 Vorm van krachttraining  spierhypertrofie
 Ionende pauze
 Hartvergroting
 Aeroob blijven werken
 ATP + CP worden aangevuld, minder lactaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Herhalingsmethode

A
	Wedstrijdtempo 		½ wedstrijdafstand 
	< wedstrijdtempo 		> wedstrijdafstand
	Beperkt aantal herhalingen 
	Volledige recuperatie
	Ontwikkelen van specifieke wedstrijdeigenschappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wedstrijd en controle methode

A

 = wedstrijdafstand = wedstrijdtempo
 < wedstrijdafstand > wedstrijdtempo
 > wedstrijdafstand < wedstrijdtempo
 Eenmalige wedstrijdspecifieke trainingsbelasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bijzondere trainingsmethoden

A
  1. Bijzondere trainingsmethoden
     Duur of intervalmethode
     Tempowisseling
     Heuvelloop