Hoofdstuk 4 - Paragraaf 4.15 T/m Einde Flashcards

1
Q

Wat is een ‘traumatic brain injury (TBI)’?

A

Stoornissen in het geestelijk functioneren veroorzaakt door een klap of een zeer scherpe beweging van het hoofd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een ‘concussion’?

A

Een hersenschudding, dit staat bekend om een milde vorm van traumatic brain injury.
Er ontstaat een zwelling in de hersenen die langdurige gevolgen kunnen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is ‘unresponsive wakefulness syndrome’?

A

Iemand waarvan het lijkt alsof ze uit een coma zijn ontwaakt (ogen open, heeft slaapcycli etc.), en die toch niet reageert op externe prikkels voor meer dan een maand.
Iemand is hierbij NIET bij bewustzijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een ‘minimally conscious state’?

A

Mensen die uit een coma komen en sommige bewegingen wel kunnen (object volgen met ogen) en zelfs proberen te communiceren. Hierbij zijn ze in een minimale staat van bewustzijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is ‘brain death’?

A

Het onomkeerbare verlies van de hersenfuncties. Hierdoor gaan organen uitvallen, waardoor je lichaam stopt met functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn ‘psychoactive drugs’?

A

Drugs die een verandering in stemming, bewustzijn, gedachten, gevoelens of gedrag veroorzaken.

Ze imiteren of veranderen de natuurlijke neurotransmitters van de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn ‘stimulants’?

A

Middelen die gedrags- en mentale activiteit verhogen.

Amphetamines, methamphetamine, coaïne, nicotine, caffeine.

Dopamine, norepinephrine, acetylcholine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn ‘opioids/narcotics’?

A

Verdovende middelen. Verminderen de ervaring van pijn, brengen plezier.

Heroïne, morfine, codeïne.

Endorphins.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn ‘depressants’?

A

Middelen die een vermindering in gedragsmatige en mentale activiteit stimuleren.

Antianxiety drugs (barbiturates, benzodiazepines), alcohol.

GABA (gamma-aminoboterzuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn ‘hallucinogens/psychedelics’?

A

Middelen die je gedachten of perceptie veranderen.

LSD, PCP, peyote, psilocybine, mushrooms

Serotonin, glutamate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke drugs geven ‘mixed effects/combinations’?

A

Marijuana, MDMA

Cannabinoid, serotonin, dopamine, norepinephrine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly