Hoofdstuk 3 - Paragraaf 3.16 T/m Einde Flashcards
Wat is ‘selective breeding’?
Een techniek om overerving te onderzoeken. Hierbij wordt strikt gecontroleerd welke planten met welke planten werden gekweekt.
Wat is een ‘dominant gene’?
Een gen dat tot expressie komt in het nageslacht wanneer het aanwezig is.
Wat is een ‘recessive gene’?
Een gen dat alleen tot expressie komt als het wordt gematcht met een soortgelijk gen van de andere ouder.
Wat is het ‘genotype’?
De genetische constitutie van een organisme, bepaald op het moment van conceptie.
Wat is het ‘phenotype’?
Waarneembare fysieke kenmerken, die het resultaat zijn van zowel genetische als omgevingsinvloeden.
Wat is ‘polygenic’?
De eigenschap van een kenmerk die wordt beïnvloed door meerdere genen.
(Bijv. Lengte, meerdere genen spelen een rol in de uiteindelijke lengte van iemand)
Wat is ‘cell division’?
De basis van de levenscyclus, verantwoordelijk voor groei en ontwikkeling.
Eerst dupliceren de chromosomen, daarna deelt de cel zich op in twee nieuwe cellen met een identieke chromosoom structuur.
Wat is ‘behavioral genetics’?
De studie van hoe genen en omgeving op elkaar inwerken, om psychologische activiteit te beïnvloeden.
Wat zijn ‘monozygotic twins’?
Een eeneiige tweeling.
Tweelingbroers en -zussen die het resultaat zijn van de splitsing van één zygoot in tweeën, die daarom dezelfde genen delen.
Wat zijn ‘dizygotic twins’?
Een twee-eiige tweeling.
Tweelingbroers en -zussen die het resultaat zijn van twee afzonderlijk bevruchte eieren en daarom genetisch niet meer op elkaar lijken.
Wat is ‘heredity’?
De overdracht van kenmerken van ouders op kinderen via de genen.
(Groene appels groeien aan je appelboom omdat ze afkomstig zijn van de boom zelf)
Wat is ‘heritability’?
De statistische schatting over de mate waarin een eigenschap binnen een populatie te wijten is aan genetica.
(Of er groene appels aan je boom groeien ligt bij heritability aan de omgeving: hoeveelheid water, zonlicht ect.)