hoofdstuk 4: hepar en vesica biliaris Flashcards

1
Q

in welke regio hepar

A

regio hypochondriaca dextra en regio epigastrica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

caudale begrenzing lever

A

maag, duodenum, colon (transversus en flexura hepatica) en rechter bijnier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

dorsaal, ventraal en laterale begrenzing lever

A

ribben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

craniale begrenzing lever

A

diaphragma thoracolumbale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

plekken lever die niet omgeven zijn door visceraal peritoneum

A

-area nuda, lever tegen diafragma
- porta hepatis, lig. hepatoduodenale bereikt de lever
- fossa vesica biliaris, galblaas tegen lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ligamenten lever

A
  • lig. falciforme
  • lig. teres hepatis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

opsplitsing lig. falciforme

A

ligamenten coronariae anteriores dextra en sinistra (verbinden de lever met diafragma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ligg. coronariae posteriores en ligg. coronariae anteriores vormen samen?

A

ligg. triangulare dextra en sinistra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat bevat lig. teres hepatis

A

de geoblitereerde v. umbilicalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat ligt in lig. hepatoduodenale

A

v. portae hepatis, a. hepatica propria, ductus choledochus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ligament tussen lever en maag

A

lig. hepatogastricum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ligament tussen lever en colon

A

lig. hepatocolicum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ligament tussen lever en duodenum

A

lig. hepatoduodenale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ligament aan dorsale zijde van de lever, mediaal van de lobus caudatus

A

lig. venosum (bevestigt de v. cava inferior aan leveroppervlak, overblijfsel van ductus venosus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

4 lobi lever

A

lobus dextra
lobus sinistra
lobus caudatus
lobus quadratus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

scheiding lobus dextra en lobus sinistra

A

lig. falciforme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat ligt tussen lobus caudatus en quadratus

A

porta hepatis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat gebeurt bij porta hepatis

A

de a.hepatica propria en v. portae betreden de lever
ducti hepaticus dextra en sinistra verlaten de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is de portale triade

A

a. hepatica, v. portae en een galweg

20
Q

segmenten volgens Couinaud

A

I: lobus caudatus
IVb: lobus quadratus
II t/m IV: linker lever
V t/m VIII: rechter lever

21
Q

welke lijn scheidt de rechter en linker leverhelft

A

Cantlie’s line

22
Q

verloop intrahepatische galwegen

A

ontspringen tussen de hepatocyten en vervoeren het gal via interlobulaire galwegen naar de ductus hepaticus

23
Q

vanaf wanneer extrahepatische galwegen

A

zodra de galwegen de porta hepatis gepasseerd zijn

24
Q

verloop extrahepatische galwegen

A

de ductus hepaticus dextra en sinstra komen samen en vormen de ductus hepaticus communis

25
Q

hoe wordt de ductus choledochus gevormd

A

doordat de ductus cysticus en de ductus hepaticus communis samenkomen

26
Q

hoe wordt de ampul van Vater gevormd + andere naam

A

door de samenkomst van de ductus choledochus en de ductus pancreaticus
andere naam: ampulla hepatopancreatica

27
Q

waar komt de ampulla van Vater in uit

A

in de papilla duodeni major (papil van Vater)

28
Q

waardoor wordt papil van Vater afgesloten?

A

door de sphincter ampullae (sphincter van Oddi)

29
Q

bloedaanvoer lever

A

a. hepatica propria (25%) en v. portae (75%)

30
Q

afsplitsingen naar de lever van de truncus coeliacus

A

van truncus coeliacus, de hepatica communis, a. hepatica propria, a. hepatica dextra en sinistra

31
Q

varianten arteriële leveranatomie

A

aberrante a. hepatica dextra (uit a. mesenterica superior) en abberante a. hepatica sinistra ( uit a. gastrica sinistra)

32
Q

uit welke bloedvaten bestaat de v. portae (confluens)

A

wordt gevormd uit de v. mesenterica inferior, v. lienalis en de v. mesenterica superior (confluens)

33
Q

welke bloedvaten komen nog bij de v. portae na de confluens

A

de v. gastrica dextra en sinistra

34
Q

veneuze afvloed lever

A

v. hepatica sinistra en media komen samen en draineren op de v. cava inferior
v. hepatica dextra draineert direct op de v. cava inferior

35
Q

innervatie lever

A

sympatisch en parasympatisch door plexus hepaticus (komt uit plexus coeliacus)

36
Q

innervatie kaspel lever

A

nn. intercostales

37
Q

prehepatische oorzaken portale hypertensie

A

obstructie v. porta voor de lever
- stollingsstoornis waardoor portatrombose ontstaat

38
Q

intrahepatische oorzaken portale hypertensie

A
  • obstructie v. porta in de lever
  • levercirrose
  • schistosomiasis
  • myeloproliferatieve aandoeningen
  • idiopathische portale hypertensie
39
Q

posthepatische oorzaken portale hypertensie

A

obstructie v. hepatica
Budd-Chiari syndroom
-ernstig hartfalen

40
Q

complicaties portale hypertensie

A

splenomegalie
ascites
oesophagusvarices, gastervarices, umbili
cus varices
hemorroïden

41
Q

behandeling levercirrose

A

levertransplantatie

42
Q

indicaties cholecystectomie

A

choledocholithiasis, cholecystitis en galblaaspoliepen

43
Q

klinische symptomen zieke galblaas

A

hevige pijn in regio hypochondriaca dextra met uitstraling naar schouder of rug
pijn bij aanraking (teken van Murphy)
misselijkheid, braken, koorts

44
Q

driehoek van Calot

A

a. cystica, ductus cysticus en ductus hepaticus communis

45
Q

wat is de critical view of safety bij een cholecystectomie

A

a. cystica, ductus cysticus en caudale leverrand

46
Q

wat doet lig. falciforme

A

verbindt de lever met de ventrale buikwand

47
Q

op basis van wat heb je de segmenten volgens Couinaud

A

8 functionele segmenten van lever met eigen bloed af- en aanvoer en galweg