Hoofdstuk 1: regio superficialis Flashcards

1
Q

Functie van de cutis (huid)

A
  • belangrijke rol bij afweer
  • belangrijke rol bij vocht- en thermoregulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

onderverdeling cutis

A

epidermis en dermis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat bevindt zich onder de cutis en wat is de functie

A

subcutis; zorgt er voor dat de huid kan bewegen over dieper gelegen structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarvoor is subcutis de opslag

A

vetlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

onderverdeling subcutis

A

fascia van Camper
fascia van Scarpa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de fascia van Camper

A

superficieel gelegen en bevat adipeuze weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de fascia van Scarpa en andere naam

A

dunne laag bindweefsel over buikspieren, andere naam is fascia abdominalis superficialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

9 regio’s buik

A
  1. regio hypochondriaca dextra
  2. regio epigastria
  3. regio hypochondriaca sinistra
  4. regio hypochondriaca dextra
  5. regio umbilicalis
  6. regio hypochondriaca sinistra
  7. regio inguinalis dextra
  8. regio suprapubica
  9. regio inguinalis sinistra
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

5 spiergroepen buikwandmusculatuur

A
  1. mm. obliquus externus abdominis
  2. mm. obliquus internus abdominis
  3. mm. transversus abdominis
  4. mm. recti abominis
  5. m. pyramidalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fascia onder buikspieren

A

fascia abdominalis transversalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

buikwand gescheiden door welke mediaanlijn en waardoor wordt deze gevormd

A

linea alba, door aponeurosen van de buikspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

origo mm. recti abdominis

A

op processus xiphoideus en costae 5-7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

insertie mm. recti abdominis

A

bovenzijde van os pubis en symphysis pubica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

functie mm. recti abdominis

A

anteflexie van de romp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

segmentatie van mm. recti abdominis

A

3/4 intersectiones tendineae
2/3 boven umbilicus en 1 eronder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

innervatie mm. recti abdominis

A

anterieure rami van T7-T12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

verloop m. pyramidalis

A

in rectusschede anterieur van mm. recti abdominis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

aanhechting m. pyramidalis

A

os pubis, symphysis pubica en linea alba

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke spieren bedekken laterale buikwand

A

m. obliquus externus abdominis, m. obliquus internus abdominis en m. transversus abdominis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

functie laterale buikwand spieren

A

verhogen intra-abdominale druk, anteflexie en rotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat vormt aponeurose van m. obliquus externus abdominis

A

ligamentum inguinale/ ligament van Poupart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

waar bevindt ligamentum inguinale

A

tussen spina iliaca anterior superior en tuberculum pubicum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

origo m. obliquus externus abdominis

A

costae 5-12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

insertie m. obliquus externus abdominis

A

crista iliaca, linea alba en ligamentum inguinale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

innervatie m. obliquus externus abdominis

A

nn. intercostales (T7-T11) en n. subcostalis (T12)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

richting spiervezels m. obliquus externus abdominis

A

vanaf lateraal in inferomediale richting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

richting spiervezels m. obliquus internus abdominis

A

van lateraal in superomediale richting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

origo m. obliquus internus abdominis

A

crista iliaca, ligamentum inguinale, arcus iliopectineus en fascia thoracolumbalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

insertie m. obliquus internus abdominis

A

costae 10-12, linea alba

30
Q

richting spiervezels m. transversus abdominis

A

horizontale richting

31
Q

origo m. transversus abdominis

A

crista iliaca, ligamentum inguinale , fascia thoracolumbalis en costae 7-12

32
Q

origo m. transversus abdominis

A

linea alba

33
Q

welke fascia onder m. transversus abdominis

A

fascia abdominalis transversalis

34
Q

innervatie m. transversus abdominis

A

anterieure rami van T7-L1

35
Q

wat vormen de aponeurose van m. obliquus abdominis internus en m. transversus abdominis

A

falx inguinalis/ conjoint tendon

36
Q

insertie falx inguinalis

A

os pubis en linea pectinea

37
Q

laterale grenzen rectusschede

A

linea semilunaris

38
Q

waarmee rectusschede onderverdeeld in boven en onder

A

door linea arcuata/ linea semicircularis/ lijn van Douglas

39
Q

voorblad rectusschede

A

alle aponeurosen van m. rectus abdominis

40
Q

achterblad rectusschede

A

fascia abdominalis transversalis

41
Q

verloop a./ v. circumflexa ilium superficialis

A

uit a./ v. femoralis communis, lopen parallel aan ligamentum inguinale richting crista iliaca en vormen anastomosen met a./ v. circumflexa ilium profunda

42
Q

verloop v. thoracoepigastrica

A

lateraal over buikwand
verbindt v. epigastrica superficialis met v. thoracica lateralis

43
Q

drainage v. thoracoepigastrica

A

v. cava superior (via v. axillaris) en v. cava inferior (via v. femoralis)

44
Q

verloop a./ v. epigastrica superficialis

A

mediaal over caudale gedeelte van buikwand en komt uit/ gaat naar a./ v. femoralis communis

45
Q

oppervlakkige bloedvaten buikwand

A

a./ v. circumflexa ilium superficialis
v. thoracoepigastrica
a./ v. epigastrica superficialis

46
Q

bloedvoorziening door oppervlakkige bloedvaten

A

cutis en subcutane vet

47
Q

vascularisatie buikspieren

A

a./ v. epigastrica superior
a./ v. musculophrenica

48
Q

verloop a./v. epigastrica superior

A

ontstaat uit/ gaat naar a,/ v. thoracica interna. Vormen anastomosen met a./v. epigastrica inferior t.h.v. umbilicus

49
Q

innervatie cutis

A

nn. intercostales (T6-T12)
n. iliohypogastricus (T12-L1)
n. ilioinguinalis (L1)

50
Q

welke structuren in canalis inguinalis

A

funiculus spermaticus
ligamentum rotundum
n. ilio inguinalis

51
Q

2 reden irreponibele hernia

A
  • door adhesies; hernia accreta
  • door beklemming thv breukpoort; hernia incarcerata
52
Q

waar kan een hernia incarcerata tot leiden

A

mechanische ileus of ischemie
- indicatie voor spoedoperatie

53
Q

wat zit in funiculus spermaticus

A

ductus deferens, a. ductus deferentis, a. testicularis, plexus pampiniformis, a./v. cremasterica, r. genitalis van n. genitofemoralis, sympatische afferente vezels en lymphaticus testicularis

54
Q

ingang van canalis inguinalis

A

anulus inguinalis profundus/ anulus inguinalis internus

55
Q

waar bevindt zich de anulus inguinalis profundus

A

halverwege de spina iliaca anterior superior en symphysis pubica
craniaal van lig. inguinale
lateraal van a. epigastrica inferior

56
Q

naam uitgang lieskanaal

A

anulus inguinalis superficialis/ anulus inguinalis externus

57
Q

anterieure wand lieskanaal

A

aponeurose van m. obliquus externus abdominis

58
Q

laterale wand lieskanaal

A

onderste spiervezels van m. obliquus internus abdominis

59
Q

posteriore wand lieskanaal

A

fascia abdominalis transversalis en falx inguinalis

60
Q

bodem lieskanaal

A

mediale deel van lig. inguinale

61
Q

dak lieskanaal

A

spiervezels van m. obliquus internus abdominis en m. transversus abdominis

62
Q

2 vormen hernia inguinalis

A

lateraal (indirecte liesbreuk) en mediaal (directe liesbreuk)

63
Q

wat bij laterale liesbreuk
en hoe ontstaat het

A

de liesbreuk volgt de breukzak het canalis inguinalis door anulus profundus
- ontstaat door persisterende processus vaginalis (aangeboren)

64
Q

wat bij mediale liesbreuk
en hoe ontstaat het

A

de breukzak gaat direct door de beukwand
ontstaat door zwakte van achterwand van lieskanaal

65
Q

begrenzingen driehoek van Hesselbach

A

door a./v. epigastrica inferior, m. rectus abdominis en ligamentum inguinalis

66
Q

wat bevindt zich onder lig. inguinale

A

2 lacuane
- lucana vasorum (mediaal)
-lucana msculorum (lateraal)

67
Q

wat zit in lucana vasorum

A

a./v. femoralis communis en ramus femoralis van n. genitofemoralis

68
Q

wat zit in lucana musculorum

A

m. iliopsoas, n. femoralis en n. cutaneus femoralis lateralis

69
Q

andere vormen van hernia

A
  • hernia femoralis
  • hernia umbilicalis
  • hernia epigastrica
  • hernia cicatricalis
70
Q

welke ligament vormen de apneurosen van de m. obliquus externus abdominis

A

lig. inguinale

71
Q

andere naam lig. inguinale

A

ligament van Poupart

72
Q

waar bevindt lig. inguinale zich

A

tussen de spina iliaca anterior superior en het tuberculum pubicum