Hoofdstuk 2: peritoneum Flashcards

1
Q

van ventraal naar dorsaal, welke structuren kom je globaal gezien tegen

A

cutis, subcutis, musculaire laag, peritoneum, intraperitoneale ruimte, peritoneum, retroperitoneaal gelegen organen, musculaire laag, subcutis, cutis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het deel van peritoneum dat om intraperitoneaal gelegen orgaan heen ligt

A

peritoneum viscerale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

rest peritoneum

A

peritoneum pariëtale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

retroperitoneale structuren
(achter de zak)

A
  • grote vaten (aorta, v. cava, v. portae en overige vasculatuur)
  • oesophagus pars abdominalis
  • duodenum (pars descendens, horizontalis en ascendens)
  • pancreas (m.u.v. cauda pancreatis)
  • (bij)nieren
  • ureters (proximaal)
  • colon pars ascendens en descendens
    -rectum
    -vrouw: ovaria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

subperitoneale gelegen structuren
(onder de zak)

A
  • rectum (onderste 1/3 deel)
  • vesica urinaria
  • ureters (distaal)
  • vrouw: ureters, tuba uterina
    -man: prostaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

onderverdeling peritoneum

A

lesser sac ( bursa omentalis) en greater sac

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bereiken bursa omentalis

A

door foramen epiploica (foramen van Winslow/ foramen omentale)
onder ligamentum hepatoduodenale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ventrale begrenzing bursa omentalis

A

omentum minus, maag, lig. gastrocolicum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dorsale begrenzing bursa omentalis

A

corpus pancreas, a. splenica, duodenum (horizontalis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

craniale begrenzing bursa omentalis

A

lever, maag (pars fundus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

caudale begrenzing bursa omentalis

A

colon transversus, omentum majus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

laterale (sinistra) begrenzing bursa omentalis

A

lig. gastrophrenicum, lig. splenocolicum, milt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

laterale (dextra) begrenzing bursa omentalis

A

lig. hepatoduodenale, duodenum (descendens), caput pancreas, foramen van Winslow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waardoor wordt het omentum minus gevormd

A
  • lig. hepatogastricum
  • lig. hepatoduodenale
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke structuren in lig. hepatoduodenale

A

v. portae, a. hepatica propria, ductus choledochus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waaruit bestaat omentum majus

A

dubbellaag peritoneum

17
Q

van waar tot waar loopt de omentum minus

A

van de curvatura minor van de maag en pars superior duodeni naar de onderkant van de lever

18
Q

5 umbilicale plooien

A

plica umbilicalis mediana, 2 plicae umbilicales medialis, 2 plicae umbilicales lateralis

19
Q

Wat bevat de plica umbilicalis mediana

A

lig. suspensorium vesicae urinariae (overblijfsel allantois, urachus)

20
Q

wat bevatten de plicae umbilicales lateralis

A

a. en vv. epigastrica inferior

20
Q

wat bevatten de plicea umbilicales medialis

A

de geoblitereerde aa. umbilicales

21
Q

peritoneum viscerale prikkeling

A

misselijkheid, braken
niet te lokaliseren buikpijn
geen uitgesproken karakter

22
Q

peritoneum pariëtale prikkeling

A

messcherpe en goed te lokaliseren pijn
pijn bij hoesten en vervoerspijn
stille buik bij auscultatie
defense musculaire

23
Q

symptomen ascitis

A

verhoogde abdominale druk
snel vol gevoel na eten
opkomend maagzuur
gewichtstoename

24
Q

meest voorkomende oorzaak ascitis

A

portale hypertensie

25
Q

behandeling ascitis

A

bedrust, natrium beperkt dieet, diuretica en therapeutische paracentese

26
Q

wat gebeurt er bij paracentese

A

de intraperitoneale ruimte in regio inguinalis wordt aangeprikt, waarna het vocht kan afvloeien

27
Q

hoeveel vocht verwijderen ascites is veilig

A

4 liter, maar wel albumine IV toedienen

28
Q

hoe heet het als maligne cellen zich hechten aan peritoneum

A

peritonitis carcinomatosa

29
Q

welke metastase in peritoneum

A

ovarium of coloncarcinoom

30
Q

behandeling peritonitis carcinomatosa

A

cytoreductieve chirurgie (CR) en hypertherme intraperitoneale chemotherapie (HIPEC)

31
Q

waaruit bestaat de musculaire laag

A

-fascia abdominalis superficialis
- spieren
-fascia abdominalis transversalis

32
Q

waaruit bestaat de subcutis

A
  • Fascia van Camper
    -Fascia van Scarpa
33
Q

fascie om retroperitoneaal gelegen organen

A

adventitia