Hoofdstuk 4 Flashcards
1
Q
asiel, het
A
asylum
2
Q
behandelen
A
toprocess
3
Q
echtscheiding, de
A
divorce
4
Q
eventueel
A
potentially
5
Q
feit, het
A
fact
6
Q
getuige, de
A
witness
7
Q
instantie, de
A
authority
8
Q
misdrijf, het
A
offence
9
Q
opleggen
A
dictate
10
Q
opsporing, de
A
investigation
11
Q
overtreding, de
A
violation
12
Q
plegen
A
commit
13
Q
rechtspreken
A
tojudge
14
Q
schuldig
A
guilty
15
Q
uitkering, de
A
income supplement
16
Q
uitsluitend
A
exclusively
17
Q
uitspraak, de
A
pronunciation, accent
18
Q
verdachte, de
A
suspect, defendant
19
Q
verdedigen
A
defend
20
Q
vergrijp, het
A
offence
21
Q
vergunning, de
A
permit
22
Q
vervolging, de
A
prosecution
23
Q
voorwaardelijk
A
conditional
24
Q
vrijspraak, de
A
acquittal, discharge
25
zaak, de
business
26
aandringen
to insist
27
aanvulling, de
supplement
28
aflevering, de
episode
29
akkoord
agreement
30
begrip, het
concept
31
beroven
to exploit
32
besparing, de
reduction
33
blijkbaar
apparently
34
desondanks
nevertheless
35
dilemma, het
dilemma
36
inkomen, het
income
37
inschakelen
switch on, put on
38
last, de
bother
39
lijden
suffering
40
negeren
ignore
41
opereren
operate
42
oplopen
increase, catch
43
opzettelijk
deliberate, on purpose
44
uitoefenen
to practise
45
verlangen
longing, desire
46
verzuim, het
neglect
47
weigeren
to decline
48
zaal, de
hall
49
aanleiding, de
cause, reason
50
aannemen
accept
51
beschadiging, de
harm, damage
52
calvinistisch
Reformed
53
consumeren
consume
54
daadwerkelijk
actually
55
doorschieten
to overshoot
56
dreigement, het
threat
57
erkenning, de
Achknowledge
58
ernst, de
severity
59
indienen
to hand over
60
jurist, de
jurist, lawyer
61
letsel, het
injury
62
materieel
material
63
mentaliteit, de
mentality
64
mondig
mature
65
naaste, de
any other person
66
overslaan
miss out, skip
67
schram, de
scratch
68
statistiek, de
statistics
69
tijdperk, het
era
70
toestaan
to grant
71
toestand, de
condition, state
72
uitwijzen
to ban
73
verhouding, de
relationship
74
verlamd
paralyzed
75
verslag, het
coverage, story
76
verwerpen
reject, object to
77
verwonding, de
injury
78
voorziening, de
facility
79
vorderen
to demand
80
wenselijk
advisable
81
aanstaan
to enjoy
82
afvallen
lose weight
83
arresteren
arrest
84
bekentenis, de
confession
85
delict, het
criminal offence
86
destijds
at that time
87
dwang, de
coercion, compulsion
88
gewelddadig
violent
89
gruwelijk
gruesome
90
menig
certain amount, loads
91
onlangs
lately, recently
92
poging, de
attempt
93
strafblad, het
criminal record
94
strijd, de
contest, fight
95
terecht
justified
96
uiterst
extremely
97
vasthouden
hang on
98
verjaring, de
anniversary
99
verslaggever, de
reporter
100
woede, de
anger, fury
101
afwijzen
decline, reject
102
betrappen
catch
103
binnendringen
intrude
104
handhaving, de
maintenance
105
justitie, de
justice
106
misdaad, de
crime, felony
107
mishandeling, de
abuse
108
moord, de
murder
109
overbrengen
to transmit
110
overval, de
assault
111
schieten
shoot
112
vandalisme, het
vandalism
113
verdenken
to accuse
114
vernielen
to devastate
