Hoofdstuk 2 Flashcards
1
Q
aantasten
A
harm, damage
2
Q
bek, de
A
mouth/ snout, beak
3
Q
belang, het
A
importance
4
Q
concurrentie, de
A
competition
5
Q
criterium, het
A
criteria, requirements
6
Q
daarop
A
after that
7
Q
exotisch
A
exotic
8
Q
importeren
A
import
9
Q
inheems
A
native
10
Q
kappen
A
cut down, knock off
11
Q
kikker, de
A
frog
12
Q
oester, de
A
oyster
13
Q
ontsnappen
A
escape
14
Q
overblijven
A
remain, stay behind
15
Q
overdreven
A
overdone
16
Q
populatie, de
A
population
17
Q
regel, de
A
line, rule
18
Q
ruig
A
rugged, shaggy
19
Q
schelp, de
A
shell
20
Q
terrein, het
A
ground, terrain
21
Q
tropisch
A
tropical
22
Q
uitroeien
A
demolish
23
Q
uitstellen
A
topostpone
24
Q
verjagen
A
torepel
25
vijver, de
pond
26
visser, de
fisherman
27
vleermuis, de
bat
28
volwassen
adult
29
voorkomen
appearance
30
zich voortplanten
to propagate
31
aspect, het
aspect
32
atlas, de
atlas
33
bloei, de
maturity
34
boren
drill
35
camping, de
camping site
36
caravan, de
caravan
37
decennium, het
decade
38
eigenaar, de
owner
39
extreem
extreme
40
fors
robust
41
hittegolf, de
heat wave
42
kampeerder, de
camper
43
klimaat, het
climate
44
maatregel, de
measure
45
model, het
concept
46
opnemen
to take in
47
periode, de
period
48
record, het
record
49
regenachtig
wet
50
rest, de
remainder, leftovers
51
tellen
count
52
tent, de
tent
53
toename, de
increase, gain
54
variatie, de
variation
55
verwarming, de
heater, heating
56
vorst, de
frost
57
zonnig
sunny
58
zweven
hover, float,
59
agrarisch
agrarian, farming
60
antibioticum, het
antibiotic
61
automatiseren
to automate
62
beperken
limit, restrict
63
bestrijdingsmiddel, het
pesticide
64
big, de
piglet
65
biologisch
organic
66
chemisch
chemical
67
dierlijk
animal
68
duurzaam
durable
69
Eenmaal
once, one time
70
exporteren
to export
71
geweten, het
conscience
72
grond, de
ground
73
hek, het
gate
74
hoop, de
heap, load
75
hormoon, het
hormone
76
houden
hold
77
karbonade, de
carbonade
78
kas, de
save
79
keurmerk, het
quality label
80
knal, de
crack, pop
81
mest, de
dung, fertilizer
82
modder, de
mud, dirt
83
natuurlijk
natural
84
omvang, de
dimensions
85
productie, de
production, manufacture
86
scharrel-
free frange
87
schattig
cute
88
slagerij, de
butcher's
89
staal, het
steel
90
stal, de
stable
91
stof, de
fabric
92
stro, het
straw
93
tuinbouw, de
horticulture
94
vanwege
because of
95
varken, het
hog, pig
96
vee, het
livestock
97
verschillen
diverge, vary
98
vetmesten
fatten up
99
voer, het
feed, fodder
100
vriendelijk
friendly
101
welzijn, het
well-being
102
wroeten
burrow, dig
103
zij, de
side
104
aanplanten
to cultivate
105
akker, de
acre
106
bevolken
populate
107
cultuur, de
culture
108
domineren
to dominate
109
gras, het
grass
110
inpoldering, de
reclaim land from water
111
oer-
primaeval
112
oppervlakte, de
surface
113
overstroming, de
flood
114
recreatie, de
recreation
115
schaal, de
scale
116
stedelijk
urban
117
zeespiegel, de
sea level
118
heuvel, de
mound
