Hoofdstuk 3A - Lipiden Flashcards

1
Q

Tot welke klasse behoort cholesterol?

A

Steroïden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit wat is een steroïde opgebouwd? (kunnen herkennen)

A

4 gekoppelde koolstofringen met aan 1 uiteinde een R-groep. In het geval van cholesterol ook nog een OH groep aan het andere uiteinde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar komt cholesterol voor of waarvoor wordt het gebruikt?

A

In membranen, als precursor voor steroïdehormonen, als precursor voor vitamine D3, in galzouten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe komt cholesterol voor in membranen?

A

Parallel met de vetzuur “staarten” van fosfolipiden. De hydroxylgroep interageert met het polaire gedeelte (de fosfaat-“kop”).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar komt cholesterol voor?

A

In eukaryoten, meer bepaald dierlijke cellen. Het komt NIET voor in prokaryoten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In membranen van welke cellen komt cholesterol het meeste voor?

A

Tot ongeveer 25% van de membraanlipiden in ZENUWCELLEN is cholesterol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de voornaamste functie van cholesterol in de membranen?

A

Het zorgt voor een goede werking van het membraan. Door Van der Waals krachten tussen de vetzuurstaarten van fosfolipiden vormen ze een soort van kristallen. Dit is slecht voor de soepelheid van membranen. Cholesterol vermindert deze kristalvorming. En behoudt zo de nodige soepelheid van membranen om sommige stoffen doorheen het membraan te kunnen laten migreren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is nog een tweede functie van cholesterol in membranen?

tip: ivm met doorlatendheid

A

Cholesterol immobiliseert de C-groepen van de fosfolipiden waardoor het mechanisch stabieler wordt en minder permeabel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom mag het membraan niet zo permeabel zijn, maar mogen intracellulaire membranen wel wel meer permeabel zijn?

A

Omdat het celmembraan de enige barrière is tussen cel en omgeving. Om deze reden zijn er ook niet zo veel cholesterolmoleculen in de intracellulaire membranen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is nog een derde functie van cholesterol in membranen?

tip: ivm aanhechting

A

Membraanproteïnen kunnen zich vasthechten aan cholesterol. Cholesterol vormt samen met sfingolipiden als een soort platform voor de aanhechting van membraanproteïnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cholesterol is ook een precursor voor steroidhormonen, welke en waar?

A

Het is ook een basismolecule voor synthese van hormonen: bv. cortisol en corticosteron in bijnierschors en voor synthese van geslachtshormonen (testosteron in testis bij man; oestradiol in eierstokken bij vrouw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is vitamine D3?

A

Cholesterol is hier de precursor voor. Met behulp van UV-licht wordt in de huid en verder in de lever en nieren een afgeleide cholesterolstructuur omgezet tot de actieve vorm van vitamine D calcitriol. Het speelt een essentiële rol in het calcium en fosformetabolisme in ons lichaam. Het heeft zelf niet de steroïdestructuur maar werkt wel analoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn goede bronnen van vitamine D3?

A

Ons lichaam bij blootstelling aan UV-licht; Visoliën; Vaak artificieel toegevoegd aan tussendoortjes en melkproducten (vb. actimel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn galzouten en waarvoor dienen ze

A

Een galzout is gevormd uit een cholesterol. Het is een soort detergent dat vetdruppels omzet in kleinere vetdruppeltjes. Zo kunnen deze druppeltjes sneller afgebroken worden door lipasen. Galzouten zijn amfipatische moleculen (zowel polair als apolair deel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar worden galzouten gemaakt en opgslagen?

A

De galzouten worden in de lever gemaakt en dan opgeslagen in de galblaas waar ze ook geconcentreerd worden. Ze worden gebruikt in de darm. Gebruikte galzouten worden terug naar de lever gebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe geraakt ons lichaam aan cholesterol?

A

Voeding: eieren, bepaalde kazen, vlees zoals lever/nieren, goeiboter
Alle plantaardige voeding en oliën zijn laag in cholesterol. We kunnen cholesterol in bepaalde mate ook zelf aanmaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoeveel bevat een normaal dieet aan cholesterol?

A

gemiddeld 300 mg/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe wordt cholesterol “de-novo” aangemaakt?

A

Men start met acetylco-enzym A (acetylCoA). Dit is een afbraakproduct van vetten. Hoeveel cholesterol er wordt aangemaakt wordt bepaald via feedbackregulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe wordt cholesterol (en ook triacylglycerolen) getransporteerd?

A

Onder de vorm van lipoproteïnepartikels. De bouwstenen van de triacylglycerolen (monoacylglycerolen) en cholesterol worden door de darm opgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarom zijn lipoproteïnepartikels nodig?

A

De triacylglycerolen zijn sterk hydrofoob en ons bloed en lymfesysteem is een waterige (hydrofiele) omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn chylomicronen?

A

lipoproteïnepartikels met triacylglycerolen die rechtstreeks uit onze voeding worden gehaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn lipoproteïnepartikels en hoe werken ze

A

het zet zich rond de hydrofobe moleculen en vorm hierrond een membraan met proteïnen in/op die kunnen zorgen voor interactie en aanhechting met de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe werken de lipoproteïnen?

A

// zie YouTube!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe kunnen we de lipoproteïnen indelen?

Niet van buiten kennen, wel de indeling snappen en kunnen aflezen op grafiek

A

Hun densiteit aan proteïnen: Chylomicronen bevatten voornamelijk Triacylglycerolen en weinig fosfolipiden/proteïnen. VLDL (VeryLowDensityLipoprotein) bevat iets meer proteïnen en ook al iets meer cholesterol. LDL (LowDensityLipoprotein) bevat veel minder triacylglycerolen en HDL bevat er bijna geen, een zeer veel proteinen en fosfolipiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn lipasen en waar komen ze voor, wat is de link met lipoproteïnepartikels?

A

Het zijn enzymen die afbraak van vetten katalyseren. Ze zitten aan de binnenkant van de bloedvaten in spierweefsel en andere weefsels die gebruikmaken van vetten of deze aanmaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de voornaamste dragers van cholesterol in het bloed en waarom?

A

LDL, de rol is om cholesterol te transporteren naar perifere weefsels/lever.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe wordt LDL opgenomen?

A

Receptorgemedieerde endocytose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is receptorgemedieerde endocytose? (teken en leg uit)

A

// Teken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat doet HDL?

A

Het neemt cholesterol op uit afgebroken cellen, het cholesterol wordt namelijk vrijgezet uit de membranen wanneer de cel sterft. HDL kan zelf naar de lever transporteren of kan het doorgeven aan (V)LDL via specifieke transferproteïnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat gebeurt er met de restanten van VLDL?

A

De restanten zijn IDL, wat ofwel terug naar de lever gaat ofwel omgezet wordt in LDL.

31
Q

Wat zijn gevolgen van een te hoog cholesterolgehalte in ons bloed?

A

Atherosclerose: plaquevorming in aderen wat kan leiden tot hart en vaatziekten

32
Q

Wat is goede cholesterol en wat is slechte cholesterol?

A

LDL is slechte, hierin is namelijk een hoog gehalte aan cholesterol in aanwezig. HDL wordt aanzien als goede cholesterol door zijn lagere concentratie aan cholesterol. HDL brengt ook cholesterol naar de perifere weefsels en lever voor de aanmaak van bepaalde moleculen (bv geslachtshormonen) wat goed is.

33
Q

Wat is de normale verhouding LDL/HDL in een gezond persoon?

A

3.5, hoger betekent risico op hart en vaatziekten.

34
Q

Hoe ontstaan plaques?

A

LDL wordt bij overmaat opgenomen door macrofagen (cellen uit het immuunsysteem), deze nemen bloed op en vormen schuimcellen, deze dragen bij tot de vorming van plaques

35
Q

Wat is meestal de reden van te hoge cholesterolgehalte?

A

Te veel verzadigde vetzuren in dieet. Of teveel producten die veel cholesterol bevatten in dieet.

36
Q

Wat zijn de gevolgen ervan.

A

Hartinfarct als er een vernauwing is in de kransslagader in combinatie met een bloedprop of stolling, wat de weg blokkeert.

37
Q

Wat is het verschil tussen artherosclerose en arteriosclerose?

A

Artherosclerose is wanneer plaque gevormd wordt. Arteriosclerose is verstijving van de bloedvaten door kalkafzetting. Vaak hebben mensen met een risico op hartinfarct een combinatie van de 2.

38
Q

Lees: functional foods

A

//

39
Q

Sterolen in planten:

A

phytosterolen, verschillen maar een beetje in structuur met de dierlijke sterolen maar hebben wel een groot verschil in biologische/biochemische werking.

40
Q

Stanolen

A

Een andere groep die gelijkt op de sterolen in planten. Ze bevatten geen dubbele bindingen (is verzadigd), wat ze onderscheidt van de sterolen

41
Q

Waarvoor dienen vetzuren in onze voeding?

A

Het zijn hoog energetische moleculen en zijn nodig voor de aanmaak van steroïden. Verder zorgen ze ook dat de vetoplosbare vitaminen A, D, E, K kunnen opgenomen kunnen worden en ze zijn ook cruciaal voor vorming van het membraan (fosfolipiden). Vetten hebben ook een isolerende en schokdempende functie.

42
Q

Teken de vorm van triacylglycerolen

A

//

43
Q

Wat zijn adipocyten?

A

Gespecialiseerde cellen voor vetopslag noemt men adipocyten.

44
Q

Kunnen tekenen van vetzuren a.h.v code

A
vb 18:2 (9, 12) 
X:Y (A, B, C, ...)
X = aantal C's
Y = aantal dubbele bindingen
(A, B, C, ...) = de plaatsen van de dubbele bindingen, geteld vanaf de COOH binding
45
Q

Wat is de invloed van verzadigde vetten en LDL/HDL verhouding?

A

1% reductie in verzadigde vetzuren zou 2% minder LDL betekenen. Maar niet alle verzadigde vetten hebben dezelfde invloed en sommige, zoals stearinezuur hebben geen invloed

46
Q

Wat zouden de grootste boosdoeners zijn voor de verhoogde LDL?

A

myristinezuur en palmitinezuur

47
Q

Onverzadigde vetten

A

Aanwezig in plantenoliën, vis en noten

48
Q

Wat zijn de 3 essentiële onverzadigde vetten die we via onze voeding moeten opnemen?

A

linolzuur, linoleenzuur en arachidonzuur. Essentieel wil zeggen dat we zie niet zelf kunnen aanmaken in ons lichaam. Wat wel kan is synthese van arachidonzuur vanuit de 2 andere.

49
Q

Wat zijn omega-3-vetzuren?

A

De omega-3 positie betekent dat we vanaf het uiteinde beginnen te tellen dat NIET de COOH groep bevat. Omega-3 heeft een dubbele binding op de 3 plaats vanaf de niet-COOH groep. Dit is analoog voor omega-6-vetzuren

50
Q

Wat is zo speciaal aan deze omega vetzuren?

A

Ze blijken zeer gezond te zijn en te kunnen helpen met preventie van hart en vaatziekten en kanker.

51
Q

Wat kunnen we zeggen over het smeltpunt en hoe komt dit?

A

Verzadigde vetzuren zijn meestal vast bij kamertemperatuur. Onverzadigde zijn vloeibaar bij kamertemperatuur. De verzadigde vetzuren kunnen zich beter stapelen omdat ze lineair zijn en dus zijn er meer intermoleculaire krachten aanwezig. Wat zorgt voor een hoger smeltpunt. Ook de lengte zorgt voor onderling verschil.

52
Q

Wat is een hydrogeneringsreactie?

A

Reactie die dubbele binding breekt en een H toevoegt.

53
Q

Wat is het nadeel van deze reactie?

A

Het kan zorgen voor vorming van trans vetzuren met een hoger smeltpunt, deze komen zelden voor in de natuur. Ze zorgen net voor een verhoging aan LDL en is gelinkt met verschillende kankers. Dus dat is net niet wat we willen, Men is nog steeds op zoek naar goede alternatieven voor smeerbare verzadigde vetten.

54
Q

Wat zijn de eigenschappen van lipiden?

A

Slecht/onoplosbaar in water (hydrofoob), goed oplosbaar in apolair oplosmiddel.

55
Q

Wat zijn de functies van lipiden

A

Energieopslag, mebraanonderdeel, isoleren, andere.

56
Q

Welke lipiden dienen meestal voor opslag?

A

triacylglycerol

57
Q

Welke lipiden zitten meestal in het membraan?

A

fosfolipiden en glycolipiden.

58
Q

Zie schema soorten lipiden

A

//

59
Q

Wat zijn de meest voorkomende vetten in ons dieet?

A

Triacylglycerolen

60
Q

triglyceride

A

= triacylglycerol

61
Q

Waarom spreekt men van neutrale vetten bij triglyceriden?

A

Ze hebben geen lading

62
Q

Aan welk C-atoom van glycerol bindt het onverzadigde vetzuur meestal?

A

Het middelste.

63
Q

Lees ook nog eens chiraliteit van organische chemie: triglyceride kan chiraal zijn als de 3 vetzuren verschillen

A

//

64
Q

Hoeveel % van het membraan bestaat uit fosfolipiden?

A

40%, de rest zijn proteïnen en cholesterol

65
Q

Wat is de structuur van een fosfo/sfingolipide?

A

Een platform, 1 of 2 vetzuren, een fosfaatgroep en een groep op de fosfaatgroep. Voor glycerofosfolipiden/fosfoglyceriden is dit platform glycerol, voor sfingo(fosfo)lipiden is dit sfingosine. De vetzuren zijn het hydrofobe deel en de rest is het hydrofiele deel.

66
Q

Wat is het eenvoudigste fosfoglyceride?

A

fosfatidaat, de rest kan hiervan afgeleidt worden. Vaak bind de PO4 groep aan de OH-groep van een aminoalcohol. vb choline.

67
Q

Wat is het meest voorkomende fosfolipide?

A

fosfatidylcholine (lecithine)

68
Q

Wat doen glycolipiden?

A

Helpen met de cel-cel interactie en komen voor in alle weefsels aan de buitenkant van het membraan.

69
Q

Wat is het verschil van glycolipiden tussen de andere sfingolipiden en fosfolipiden

A

glycolipiden hebben geen fosfaatgroep

70
Q

Wat zijn isoprenoiden?

A

een C-5 molecule, het wordt gebruikt in planten en dieren voor synthese van lineaire en cyclische oligo-/polymeren.

71
Q

Wat zijn voorbeelden van isoprenoiden?

A

Vitamine A, D, E, K. Steroïden zijn eigenlijk een speciaal geval van isoprenoide.

72
Q

Hoe ontstaan isoprenoiden?

A

Uit acetyl-CoA

73
Q

Waarom zijn steroïden een speciaal geval van de isoprenoiden?

A

Steroïden zijn isoprenoiden die een signaalfunctie bezitten.