Hoofdstuk 1A: Koolhydraten Flashcards

1
Q

Geef de 4 belangrijkste rollen van koolhydraten.

A
  1. Energiebron van organismen die zich met planten voeden. 2. Structurele rol in DNA/RNA (ribose/desoxyribose). 3. Structurele rol in celwand bacteriën en planten. 4. Interactie tussen cel-cel en cel-omgeving wanneer gekoppeld met bepaalde andere lipiden/proteïnen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf de soorten KH in humane voeding en zijn ze essentieel?

A

KH kunnen zowel verteerbaar zijn als niet-verteerbaar. Beiden vormen een belangrijk aandeel in ons dieet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn andere toepassingen van KH in onze voeding?

A

zoetstof (suiker), verdikkingsmiddel (zetmeel), stabilisator en precursor van aroma’s of kleurstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef de algemene formule van een KH.

A

(CH2O)n, Sommige koolhydraten wijken hiervan af maar zijn wel afgeleid uit deze formule.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de verschillende klassen van KH?

A

Monosachariden, oligosachariden en polysachariden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn zoetstoffen?

A

Verschillende moleculen met een zoetkracht: enkele mono of di-sachariden, polyolen (meerdere OH groepen) en nog andere moleculen. Ook niet alle KH zijn zoet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe test men de zoetkracht?

A

Men proeft echt de zoetstoffen en vergelijkt deze dan met die van sucrose (tafelsuiker): sucrose = 1; Minder sterke zoete smaak < 1 en zoetere smaak > 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de voordelen van het gebruik van kunststoffen?

A

Materiaaleigenschappen a.h.v. toepassing. Vb. inert, flexibel, niet brandbaar, isolerend etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de nadelen van het gebruik van kunststoffen.

A

Hun inertie of weerstand tegen extreme omstandigheden zorgt dat het moeilijk degradeerbaar is en we het dus moeten hergebruiken/recycleren of verbranden. Welke hangt af van de stof: haalbaarheid op verschillende vlakken, milieubelasting etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is biodegradeerbaarheid?

A

degradatie veroorzaakt foor biologische activiteit. - door enzymatische activiteit van levende organismen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de 3 categorieën van degradeerbare kunststoffen? leg uit en geef een voorbeeld.

A
  1. Synthetische stoffen uit niet-hernieuwbare grondstoffen; gemodificeerde PET: men voegt eerder zwakke bindingen in de PET toe zodat dit sneller gedegradeerd kan worden.
  2. Synthetische stoffen uit hernieuwbare grondstoffen; Polymelkzuur (PLA): gemaakt door fermentatie van zetmeel door micro-organismen met melkzuur als product. Dit kan men dan omvormen tot het polymeer.
  3. Natuurlijk geproduceerde stoffen uit hernieuwbare grondstoffen; polyhydroxyalkanoaten (PHA): a.h.v een microbieel proces waarin de bacteriën rechtstreeks een polymeer aanmaken wanneer ze groeien in suikerrijk medium.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is zetmeel een waarin vindt men veel zetmeel?

A

Zetmeel dient als reservekoolhydraat in planten. Komt voor in mais, aardappel, rijst, granen, maniok (tapioca) En in bereide voeding die deze ingrediënten bevatten zoals pasta en granen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf isolatie van zetmeel uit bv. aardappel.

A

De zetmeelmoleculen zitten vrij in de vacuole. Het moet gewoon fijngemalen worden en zal dan neerslaan in water (“zetmeelmelk”) wat dan gedroogd kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beschrijf isolatie van zetmeel uit granen.

A

Zetmeel zit in proteïnematrix. Dit is wat moeilijker om te isoleren: men verwarmt tot 50 °C en voegt SO2 toe. Er vormt dan een neerslag en men kan het proteïne en de zetmeel dan scheiden op basis van hun densiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beschrijf de samenstelling van zetmeel.

A

2 verschillende polysachariden opgebouwd uit glucose. Het is dus een polymeer van glucose. Het bestaat voor 20%-39% uit amylose en 80-61% uit amylopectine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is amylose?

A

Bevat alpha-1,4-glucose bindingen en geen vertakkingen. Het zet zich meestal in een helixstructuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat gebeurt er bij verwarming en oplossing van amylose

A

Dan krijgt men na afkoelen afhankelijk van de gebruikte temperatuur een microkristallijne structuur of een gelstructuur. Het eerste komt doordat de helices zich mooi naast elkaar gaan leggen. (micelstructuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is amylopectine?

A

bevat ongeveer elke 30 glucosemoleculen een alfa-1,6,-verbinding. En bevat dus vertakkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe zijn amylopectinekorrels georiënteerd?

A

radiale oriëntatie in zetmeelkorrel. Hoe verder van het midden hoe meer vertakt en er zijn afwisselend amorfe regio’s en kristallijne regio’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een amorfe regio?

A

Regio’s in de zetmeelkorrels met amylopectine waar veel vertakkingen optreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een kristallijne regio?

A

Regio’s in de zetmeelkorrels met amylopectine waar weinig vertakkingen optreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Beschrijf de oplosbaarheid van zetmeel.

A

zetmeel lost niet meteen op in water, het moet verwarmd worden, zetmeelkorrels zullen dan opzwellen en gedeeltelijk degraderen tot een mengsel van zetmeelmoleculen en korrels. Dit geeft een pasta-achtige, kleverige oplossing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de gelatinatietemperatuur en wat is die van zetmeel?

A

De temperatuur waarop de interne structuur van zetmelkorrels wordt afgebroken. Dit is 53-87 °C voor zetmeel.

24
Q

Wat is een brabender grafiek en hoe ziet deze eruit?

A

Zet de temperatuur (y-rechts), viscositeit (y-links) en tijd (x-as) op een grafiek. Men doet T stijgen, houdt deze dan constant en dan laat men terug dalen tot de begintemperatuur. Brabender-toestel wordt hiervoor gebruikt.

25
Q

Hoeveel % zetmeel bevatten biodegradeerbare materialen (geef interval)

A

10-90%

26
Q

Hoeveel % zetmeelgehalte in biodegradeerbare materialen is nodig om in beperkte tijdspanne significante afbraak te verkrijgen?

A

+60%

27
Q

Wat als er minder dan 60% zetmeelgehalte aanwezig is in polymeren?

A

Zetmeelmoleculen vormen hier zwakke verbindingen die meestal zorgen dat het materiaal maar gedeeltelijk afbreekbaar zijn.

28
Q

Waarom neemt men niet altijd gewoon zo veel mogelijk zetmeel om afbreekbare polymeren te maken?

A

Omdat voor verschillende toepassingen verschillende materiaaleigenschappen vereist zijn.

29
Q

Wat houdt gedeeltelijke afbraak in?

A

De zetmeelverbindingen vormen voor lagere gehaltes (<60%) de zwakke bindingen, hierdoor kan het gedeeltelijk worden afgebroken en kan men de kleinere moleculen makkelijker met andere technieken afbreken of eventueel hergebruiken.

30
Q

Hoe gebeurt biodegradatie van zetmeelverbindingen in bioafbreekbare materialen?

A

Enzymen zorgen voor afbraak van glucoseverbindingen met als resultaat kortere amylose en amylopectinepolymeren die dan kunnen worden afgebroken tot mono-, di- en oligosachariden. Deze kunnen worden opgenomen door bepaalde microorganismen.

31
Q

Waarom worden polymeren gemengd met zetmeelmoleculen?

A

Dit om aan bepaalde materiaaleigenschappen te voldoen voor specifieke toepassingen.

32
Q

Wanneer kan men spreken van volledige afbraak?

A

Als het materiaal van zetmeel + andere afbreekbare polymeren gemaakt is, alleen dan kan er volledige degradatie optreden. Dit kan soms wel trager gebeuren dan producten met hogere zetmeelgehaltes.

33
Q

Wat zijn de 4 verschillende categorieën van biodegradeerbare producten op zetmeelbasis?

A

Thermoplastische zetmeelproducten, zetmeel-synthetische alifatische polyester-mengsels, zetmeel-PBS(A) polyester-mengsels (polybutyleensuccinaat[adipaat]), zetmeel-PVOH-mengsels (polyvinylalchohol)

34
Q

Beschrijf de thermoplastische zetmeelproducten

A

zetmeelgehalte van >70%; Verhoogbare plasticiteit met glycerol of PVOH; desintegratie in H2O (te verlagen met hydroxylgroepen van ester of etherbindingen). Gebruikt als folies in de landbouw, inpakmateriaal of doorspoelbare sanitaire producten. Voordelen: vervormbaar door temperatuur, oplosbaar en biodegradeerbaar.

35
Q

Hoe kunnen thermoplastische zetmeelproducten worden gemaakt

A

zetmeel wordt in een speciale molen (mechano-ball-milling) met glycerol gemengd tot TPS (thermoplastic starch) - Dit kan dan worden gebruikt om met andere stoffen een polymeer te vormen.

36
Q

Beschrijf synthetische alifatische polyestermengsels en geef een toepassing + hoe lang duurt het voor volledige degradatie in ideale omstandigheden?

A

zetmeel + biodegradeerbare synthetische alifatische polyesters. Voor dunne materialen van hoge kwaliteit. Nadeel: lage smelttemperatuur (60 °C) en wordt al zacht bij 40 °C. Toepassing: Herbuikbare plastic zakken. In ideale omstandigheden is er volledige degradatie in 8 weken.

37
Q

Wat is milieudegradeerbaarheid?

A

De verzameling van de soorten van degradeerbaarheid.

38
Q

Geef 4 verschillende vormen van degradeerbaarheid.

A

composteerbaar, bio-erodeerbaar, hydrobiodegradeerbaar en fotobiodergradeerbaar

39
Q

Wat is volgens de USA en EU de definitie (norm) voor biodegradeerbare materialen en hoe wordt het getest?

A

Het moet kunnen worden ontbonden in CO2, methaan, water en anorganische verbindingen/biomassa door een mechanisme dat hoofdzakelijk een gevolg is van enzymatische activiteit van micro-organismen. Hiervoor zijn afhankelijk van de lokale normen verschillende (standaard)tests.

40
Q

Wat is composteerbaar?

A

Moeten worden gedesintegreerd en gedegradeert tijdens een composteringsproces in een periode ongeveer gelijk aan die van natuurlijke composteerbare materialen (vb. plantaardig materiaal - cellulose). Dit is ongeveer 12 weken bij 50 °C.

41
Q

Wat is hydrobiodegradeerbaar?

A

Start met hydrolyse en wordt dan verder gedegradeerd.

42
Q

Wat is foto-biodegradeerbaar?

A

Start met afbraak onder invloed van UV-licht en dan verdere biodegradatie.

43
Q

Wat is bio-erodeerbaar? En geef voorbeeld.

A

Abiotische afbraak (zonder micro-organismen). Afbraak door hogere T, licht, water, etc.

44
Q

Wat is de verzamelnaam voor enzymen die zetmeel afbreken?

A

Amylasen

45
Q

Wat voor soort enzymen zijn amylasen?

A

Afbraakenzymen

46
Q

Bespreek de (substraat)specificiteit van amylasen.

A

Elk enzym kan maar 1 bepaalde binding verbreken: er zijn alfa-1,4-enzymen en alfa-1,6-enzymen. Maar er zijn dan ook nog verschillende soorten alfa-1,4-enzymen: endo-enzymen die eender welke 1,4 binding breken; en exo-enzymen die enkel op de uiteinden kunnen werken en die maltose afbreekt (disacharide van glucose)

47
Q

Wat voor reacties katalyseren amylasen en wat is de verzamelnaam hiervoor?

A

Hydrolyse-reacties (reactie met H2O breekt een covalente binding) Deze enzymen noemt men hydrolasen.

48
Q

Hoe wordt zetmeel afgebroken in ons lichaam?

A

Speekselklieren en pancreas maken amylasen aan omdat we zetmeel in de darmwand niet rechtstreeks kunnen omzetten in brandstof.

49
Q

Waarom gebruikt men micro-organismen om verschillende enzymen aan te maken.

A

Bepaalde micro organismen hebben bepaalde voedingsstoffen nodig en gebruiken hiervoor enzymen om ze te kunnen afbreken. Micro-organismen vermenigvuldigen exponentieel dus zeer snel. Ze hebben geen verteringsstelsel en kunnen de grote moleculen ook niet opnemen. Dus moeten ze de enzymen wel in de omgeving sturen om de grote moleculen af te breken.

50
Q

Waarop moet worden gelet bij het gebruik van bepaalde polymeren voor bv. gebruik van voeding of in medische toepassingen?

A
  1. Doordat biodegradeerbare moleculen voedingsbronnen zijn voor micro-organismen moet men er zeker van zijn dat deze niet de groei van bv. schimmels zouden bevorderen. Dit wordt getest door een sample van het normaal gebruikte polymeer en een sample van het biodegradeerbaar polymeer te bestrooien met schimmelsporen om te kijken hoeveel vorming er is op beide samples na een bepaalde periode. 2. De omstandigheden van de stoffen die verpakt worden door de biodegradeerbare plastics: pH, vochtgehalte, reactie met bepaalde stoffen die erin zitten etc.
51
Q

Wat is gemodificeerd zetmeel?

A

Zetmeel dat behandeld is met bepaalde behandelingen (dus niet te verwarren met genetisch gemodificeerd)

52
Q

Wat is pregelatinatie?

A

Verwarming en droging van zetmeel, dit levert een wateroplosbaar zetmeelproduct op dat kan zorgen voor een verhoogde viscositeit in verschillende voedingstoepassingen (vb instantvoeding).

53
Q

Wat is gedeeltelijk zuur-gehydrolyseerd zetmeel

A

Dit is pas oplosbaar na koken en blijft redelijk vloeibaar na afkoelen. Dit wordt gebruikt als verdikkingsmiddel in sauzen.

54
Q

Wat zijn zetmeelethers?

A

Wordt vaak gebruikt als emulsiestabilisatoren (maakt mengen tot 1 geheel makkelijker). Emulsiestabilisatoren verhogen de viscositeit van de continue fase en zo ook de interfasespanning (oppervlaktespanning tussen bv olie en water). Een voorbeeld is en dressing die bestaat uit water en olie.

55
Q

Wat is het verschil tussen emulgatoren en emulsiestabilisatoren?

A

Ze doen uiteindelijk hetzelfde (interfasespanning verkleinen), maar hoe ze dit doen is verschillend: emulgatoren hebben een polaire en apolaire zijde die dus met zowel olie als water kunnen binden. emulsiestabilisatoren verhogen de viscositeit van de continue fase en zo ook de interfasespanning.

56
Q

Toetsvraag: “Welke eigenschappen van zetmeel zorgen dat het een goed biodegradeerbaar materiaal is?”

A

Er zijn makkelijk verkrijgbare enzymen: amylasen (d.m.v. micro-organismen) die kunnen zorgen voor afbraak van de zetmeelbindingen. Micro-organismen vermenigvuldigen snel en nemen ook geen extra plaats in.