hoofdstuk 3: motivatie Flashcards

1
Q

autonomie

A

zelfstandigheid, zelf kunnen bepalen wat je doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

behoefte

A

iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

collectivistische cultuur

A

cultuur waarin veel belang wordt gehecht aan de groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

competentie

A

het vermogen om een taak goed uit te voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

crossculturele psychologie

A

psychologie waarin gedrag in verschillende culturen wordt vergeleken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

extrinsieke motivatie

A

gevolgen gekoppeld aan gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

faalangst

A

angst om niet te kunnen voldoen aan bepaalde verwachtingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

intrinsieke motivatie

A

gedrag stellen omdat je het graag doet
je ervaart een flow: gevoel dat je helemaal in je bezigheid opgaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

overrechtvaardiging

A

situatie waarin beloning de intrinsieke motivatie van een persoon verkleint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

self-handicapping

A

(onbewust) mechanisme waarbij mensen er zelf voor zorgen dat ze falen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verbondenheid

A

een warme, hechte band met anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

zelfactualisatie

A

je eigen mogelijkheden verwezenlijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

motivatie

A

de innerlijke kracht die het individu stimuleert tot bepaald gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

2 soorten motivatietheorieën

A
  • behoefte bevredigen vanuit een tekort-> duwt je gedag in een bepaalde richting
  • doel bereiken: duwt je in juiste richting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

theorie van Maslow

A
  • positieve kijk op mens: uitgangspunt: mensen willen groeien
  • categorieën van behoeften
  • vaste vgl
  • bevredigen van behoeften van laag-> hoog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

1:
fysiologische behoeften

A
  • overleven
  • voedsel, slaap, zuurstof, seks,…
    -> lichamelijke behoeften
17
Q

2: behoefte aan veiligheid en zekerheid

A
  • bescherming tegen bedreigingen
  • behoefte aan orde en stabiliteit
18
Q

3: sociale behoeften

A
  • liefde, vertrouwen
  • gevoel bij de groep te horen
    -> anderen liefhebben
    -> zelf graag gezien worden
19
Q

4: waarderingsbehoeften

A

-zelfwaardering
- positief zelfbeeld
- gevoel iets te kunnen
- eigen identiteit
-gewaardeerd worden
- aanzien, erkenning

20
Q

behoefte aan zelfactualisatie

A
  • hoogste behoefte
  • zelfontplooiing= persoonlijk
    -> talenten, creativiteit
    -> beste versie
21
Q

cognitieve en ethische behoeften

A

voor hoogste behoefte
cognitieve: kennis opdoen, nieuwsgierigheid bevredigen, de omgeving begrijpen
ethische: op zoek naar schoonheid²

22
Q

zijnsbehoeften

A

pas als de 1ste vier behoeften voldaan zijn

23
Q

deficiëntiebehoeften

A

ontstaan uit een tekort

24
Q

positieve kritiek op Maslow

A
  • positieve benadering van de mens
  • herkenbare behoeften
  • uit onderzoek blijkt dat welbevinden hoger ligt als fysieke behoeften en waardering en liefde bevredigd zijn
25
negatieve kritiek op Maslow
- niet obv wetenschappelijk onderzoek - wat is zelfactualisatie - wat met collectivistische culturen - vaste vgl klopt niet - een behoefte neemt daarom niet af eens ze bevredigd is (verslaving?)
26
prestatiemotivatie
mate waarin iemand gemotiveerd is om goed te presteren
27
overrechtvaardiging
je wordt te veel beloond voor je gedrag
28
gecontroleerde motivatie
gevoel dat we iets doen omdat het moet Vansteenkiste: moetivatie
29
autonome motivatie
gevoel dat we zelf voor het gedrag kiezen niet puur voor het plezier, maar wel goesting
30
externe druk (gecontroleerde)
streeft beloning na, straf ontlopen, voldoet aan verwachtingen
31
interne druk (gecontroleerde)
negatieve gevoelens (angst, schaamte, schuld) vermijden, je wilt positieve gevoelens (trots) ervaren
32
betekenisvol (autonome)
je vindt de activiteit nuttig of waardevol om te doen
33
interesse (autonome)
je vindt de activiteit interessant, je vindt het prettig om te doen
34
welke invloed heeft gecontroleerde motivatie op prestaties
nadelige invloed - uitstelgedrag - minder concentratie - faalangst - sneller opgeven
35
welke invloed heeft autonomie motivatie
energie - inspanning langer volhouden - prestaties gaan erop vooruit