Cultuur Flashcards

1
Q

dominante cultuur

A
  • cultuur van de groep met de meeste invloed
  • maatschappelijk, economisch en politiek
  • instituties
  • aanvaard en beschouwd als normaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

subcultuur

A
  • afwijking op hoofdcultuur
  • eigen kenmerken en gebruiken, maar blijft binnen de bredere dominante cultuur functioneren
  • zorgen voor variatie in de samenleving
  • getolereerd en aanvaard binnen de maatschappij (zolang het de dominante cultuur niet uitdaagt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

tegencultuur

A
  • verwerpen dominante cultuur
  • afzetten tegen dominante cultuur
  • buiten de wet -> niet altijd
  • vaak afgekeurd of als bedreiging gezien omdat het de gevestigde orde tegeningaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

machtsafstand

A

lage score:
- lage machtsafstand en ongelijkheid
hoge score:
- grote machtsafstand en ongelijkheid
BELGIË: 65

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

individualisme vs collectivisme

A

lage score:
- collectivisme: groep belangrijkst, aanpassen aan de groep
hoge score:
- individualisme: individu belangrijkst, banden tussen inwoners losser, privacy heel belangrijk
BELGIË: 81

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

masculien vs feminien

A

lage score:
- feminien: levenskwaliteit en bescheidenheid belangrijk, onderscheid man en vrouw kleiner
hoge score:
- masculien: succes en status belangrijk, duidelijke rolverdeling tussen man en vrouw
BELGIË: 54

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

onzekerheidsvermijding

A

lage score:
- weinig regels, verschillende meningen geapprecieerd
hoge score:
- grote onzekerheidsvermijding: veel formele en informele regels, bureaucratie
BELGIË: 94

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

lange- vs kortetermijndenken

A

lage score:
- kortetermijndenken: focus op heden, geen strenge regels
hoge score:
- langetermijndenken: doorzettingsvermogen, spaarzaamheid
BELGIË: 61

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hedonisme vs soberheid

A

lage score:
- soberheid: ingetogenheid, strikte sociale regels
hoge score:
- hedonisme: plezier maken, optimistisch, uitbundig
BELGIË: 57

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cultuur

A

elitaire kunst, hoogstaande kunst.
Da Vinci

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

cultuur

A

Populaire en alledaagse vormen van kunst.
Billie Eilish

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

cultuurcomponenten

A
  • materiële voorwerpen: frietpot
  • wetenschap en techniek: periodiek systeem
  • symbolen: man en vrouw
  • waarden en normen: beleefdheid
  • rituelen: varken slachten
  • godsdienst: Jodendom
  • Taal: Chinees
  • Kunst: Da Vinci
  • Institutie: school
  • recht: vrouwenrechten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

we leren cultuur omdat…

A

1) je door cultuur te begrijpen misverstanden voorkomt en leert om te gaan met diversiteit
2) je door cultuur te begrijpen kritisch leert na te denken over wat je ziet en leest
3) je zo ontdekt wie je zelf bent en wat je belangrijk vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarden

A

algemene en abstracte voorstellingen van wat goed is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

normen

A

concrete gedragsregels die aangeven hoe we ons in een bepaalde situatie moeten of niet mogen gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

formele norm

A

vastgelegde regels en wetten die officieel worden gehandhaafd. Overtreding van deze normen= formele sanctie

17
Q

informele norm

A

ongeschreven regels die voortkomen uit gewoonten en tradities. Niet wettelijk afgedwongen

18
Q

Institutie

A

gestructureerde systemen die ervoor zorgen dat de waarden in een maatschappij gerealiseerd worden en doorgegeven worden van de ene generatie op de volgende, zodat ze niet verloren gaan

19
Q

5 belangrijkste voorbeelden van instituties

A
  • gezin
  • religie
  • onderwijs
  • overheid
  • economie
20
Q

waarom worden subculturen vaak geassocieerd met jongeren

A
  • identiteitsvorming
  • afzetten tegen dominante cultuur
  • groepsvorming
  • experimentele levensfase
  • popcultuur en media
21
Q

waarom spreken we over een coninuüm bij subcultuur en tegencultuur

A

omdat de grens niet makkelijk te trekken is.
Continuüm: er tussen in

22
Q

wat bedoelen ze met cultuur is dynamisch

A

Culturen zijn altijd in beweging en veranderen constant.
- technologische vooruitgang, sociale media, kunstmatige intelligentie.
Deze technologieën maken het mogelijk om sneller met andere culturen in conact te komen, waardoor we nieuwe ideeën en trends delen.

23
Q

4 grondproblemen van Inkels en Levinson en de cultuurdimensies

A

1: De verhouding tot gezag:
-> Machtsafstand
2: De verhouding tussen individu en samenleving:
-> individualisme vs collectivisme
3: Rollen van mannen en vrouwen:
-> masculien vs feminien
4: Omgaan met conflicten:
-> onzekerheidsvermogen

24
Q

Grondproblemen en instituties

A

Wie zorgt voor de sociale controle?
informeel: gezin-> mensen in de omgeving
formeel: school, overheid-> officiële instanties
Hoe gebeurt de socialisatie van een bevolking?
primair: gezin
secundair: school
tertiair: media
wie zorgt voor minderjarigen?
school, gezin, kinderopvang, pleegzorg

25
fijnmazige samenleving (F)
veel gedragsregels weinig ruimte voor een eigen interpretatie van de regels of voor afwijkend gedrag veel sociale controle op het naleven van de regels
26
grofmazige samenleving (G)
weinig regels sociale controle is in dergelijke samenlevingen minder groot verminderde solidariteit
27
mix-of M-cultuur
tussen F en G
28
hoe worden culturele verschillen misbruikt
culturele verschillen worden vaak uitvergroot en misbruikt door machthebbers, media en propaganda om een vijandbeeld te creëren. Dit gebeurt door bepaalde bevolkingsgroepen af te schilderen als bedreigend, minderwaardig of schadelijk voor de samenleving. Soms leidt dit tot onderdrukking.
29
interculturele dialoog
verschillen in culturen worden erkend
30
waarom krijgen sommige conflicten minder (of geen) aandacht?
1: fysieke nabijheid: geografische afstand 2: Culturele nabijheid: een vergelijkbare cultuur, religie of taal 3: complexiteit: sommige conflicten zijn moeilijk te begrijpen 4: politieke belangen: passen binnen hun politieke of economische agenda 5: stereotypering: sommige regio's worden voorgesteld als 'altijd in oorlog' waardoor conflicten daar minder schokkend lijken
31