hoofdstuk 2: interpersoonlijke communicatie Flashcards
actief luisteren
gestructureerde manier van luisteren en reageren waarbij de aandacht op de spreker wordt gelegd
analoge taal
intonatie, gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal die gebruikt worden in de communicatie
complementaire communicatie
communicatie waarbij de ene communicatiepartner ondergeschikt is aan de andere
digitale taal
woorden, tekens en gebaren die gebruikt worden in de communicatie
emphatie
vermogen om zich te verplaatsen in de gevoelens en de gedachtegang van de ander
non-verbale communicatie
communicatie zonder woorden , zoals gezichtsuitdrukkingen, lichaamshouding, kledij en tekens
spiegelgedrag
vorm van communicatie waarbij we het gedrag van anderen spiegelen of imiteren
subverbale communicatie
communicatie die ondersteunt wat je zegt, zoals de stemkleur en de intonatie
symmetrische communicatie
communicatie waarbij de zender en de ontvanger op hetzelfde machtsniveau staan
transmissie
proces waarbij een boodschap van de zender naar de ontvanger wordt overgebracht
verbale communicatie
communicatie via woorden
encoderen
de zender moet de boodschap in een bepaalde code zetten
decoderen
de ontvanger moet die boodschap interpreteren
transmissie
het proces dat de boodschap van zender naar ontvanger gaat
sociale context
cultuur, normen, waarden, relaties, machtsverhoudingen en sociale rollen hebben invloed op de communicatie