Hoofdstuk 3 Flashcards
Waar zitten de meeste neuronen?
Cerebrale cortex
Aantal neutronen en gliacellen cerebrale cortex
16 miljard neuronen
61 miljard gliacellen
82% hersengewicht
Percentage hersengewicht cerebrale cortex en cerebellum
Cerebrale cortex 82%
Cerebellum 10%
3 onderdelen neuronen
- Dendrieten - veel - verzamelen van info van andere neuroten (input)
- Cellichaam (Soma) - 1 - integreren/verwerken van info
- Axon - 1 - info versturen (output); vertakkingen aan het einde
Richting van informatie verwerking
Dendrieten - cellichaam - axon
Boven naar beneden
3 soorten neuronen
- Sensorische neuronen
- Interneuronen
- Motorische neuronen
Sensorische neuronen
• input (afferent)
• brengen info naar centrale zenuwstelsel
• lange dendriet/ korte axon
• dendrieten + cellichaam BUITEN CZS
• axon BINNEN CZS
Interneuronen
• associatie
• associëren sensorische en motorische activiteit in CZS
• korte dendriet/ korte axon
• dendriet + cellichaam + axon BINNEN CZS
Motorische neuronen
• output (efferent)
• zenden signalen van brein en ruggenmerg naar de spieren
• korte dendriet/ lange axon
• dendriet + cellichaam BINNEN CZS
• axon BUITEN CZS
Gliacellen
Ondersteunen neuronen bij info verwerking door:
• fysieke steun, bescherming
• voedingsstoffen (doorgeven aan neuronen)
• verhogen van geleiding
• lijmen letterlijk neuronen aan elkaar
! Zijn niet zelf betrokken bij info verwerking !
5 type Gliacellen met eigenschappen en functie
- Ependymcellen:
Klein, eivormig; scheidt hersenvocht af (CSF) - Astrocyten
Stervormig, symmetrisch; voedings- en ondersteuningsfunctie - Microgliacellen
Klein, mesodermaal afgeleid; defensieve functie - Oligendrogliacellen
Assymetrisch; vormt myeline rond axonen in hersenen en ruggenmerg - Schwann cellen
Assymetrisch; wikkelt zich rond perifere zenuwen om myeline te vormen
Ependymcellen
Gliacellen
• functie = productie cerebrospinale vloeistof (CSV)
• vloeistof die tussen subarchoide ruimte, ruggenmerg en hersenholten
• kan leiden tot waterhoofd bij baby’s omdat de stof zich ophoopt
Astricyten
Gliacellen
• functie = vormen nauwe verbindingen tussen bloedvaten en neuronen > bloedhersenbarrière = alleen nodige voedingsstoffen door laten en niet verkeerde afvalstoffen
• zorgen voor structurele ondersteuning van het CZS (steiger cellen)
• transporteren voedingsstoffen en andere chemische stoffen tussen bloedvaten en neuronen
• bloedtoevoer verhogen
• stimuleren herstel van beschadigd hersenweefsel
Microgliacellen
Gliacellen
• ontstaan in het bloed als onderdeel van het immuunsysteem en migreren daarna naar het CZS
• identificeren lichaamsvreemd weefsel en vallen dit aan
• heeft te maken met alzheimer
Oligodendrogliacellen en schwann cellen
Gliacellen
• myelineren axonen van neuronen = isoleren axonen
• myeline is dat vettige laagje om neuronen (wit)
• verbeteren geleiding van axonen > verhogen snelheid en efficiëntie van neurale transmitters
• oligon… kunnen meerdere axonen myeliniseren, schwann cellen maar 1
Verschil schwann cellen en oligodendrogliacellen
Schwann cellen in het perifere zenuwstelsel stimuleren aangroei van axonen na beschadiging (ze kunnen worden gerepareerd)
Okligodendrogliacellen kunnen dit in CZS niet
Interne structuur cel
• celmembraan = membraan om de cel
• nucleus = celkern, bevat chromosomen
• nucleair membraan = membraan om celkern
• endoplastmatisch reticulum = verzameld eiwitten
• golgy lichamen = verpakt eiwitten en voorziet ze van “adres en postzegel”
• microtubuli = vormen van transportnetwerk “snelweg”
Celmembraan
Scheidt intracellulaire van de extracellulaire vloeistof.
Alleen kleine (ongeladen) moleculen kunnen dmv passief (zonder energie) transport het celmembraan passeren
Celmembraan is semipermeabel
= alleen specifieke moleculen kunnen passeren. Dit kan via:
• kanaal; laat specifieke ionen door
• poort; laat specifieke ionen door als de poort open is (afhankelijk van welk molecuul eraan bindt)
• pomp; actief transport > gebruikt energie en pompt specifieke ionen de cel in en andere uit
Celkern (nucleus)
Wordt omvat door nucleair membraan
Celmembraan lost wel op, nucleair membraan niet omdat deze bestaat uit eiwitten.
Binnen de celkern bevinden chromosomen
DNA
Opgebouwd uit chemische bouwstenen die uit 3 onderdelen bestaat:
- Fosfaat
- Pentose (suiker)
- Een van deze groepen:
> Adenine (A)
> Cystosine (C)
> Guanine (G)
> Thymine (T)
Chromosomen
Nucleus van elke menselijke cel bevat 23 chromosomen paren = totaal 46
Paar 1-22 = autosomen (gematchde paren) > bepalen fysieke kenmerken en gedragsfuncties
Paar 23 = geslachtschromosoom X en Y
XX (vrouw) of XY (man)
Als je bij het 23e paar 3 chromosomen hebt (1 te veel) dan heb je down
Genen
Een gen is een segment van een DNA streng
Elk chromosoom bevat duizenden genen
Allelen = overeenkomstige genen binnen een chromosomen paar
Wat zijn basen
A, T, C, G
De basis van gedrag
Basen > aminozuren > peptiden > eiwitten > cellen > gedrag
Eitwitsynthese
- DNA zit op chromosomen
- Wordt ontwonden
- Op dat stukje zit gen
- Daarop zit sequenties van basenparen
- Transcriptie van DNA naar mRNA
- Verlaat celkern naar ER
- Andere eiwitten die pikken aminozuren op die vrij rondzweven in de cel
- Sequenties bepalen welke + volgorde van aminozuren die aan elkaar worden ontkoppeld = translatie
- Eiwitten
Wat zijn (poly)peptiden
Ketens van aminozuren
Wat zijn eiwitten
Lange peptideketens met specifieke vorm