Hoofdstuk 15 - De cognitieve ontwikkeling in de adolescentie Flashcards

1
Q

Wat is het formeel-operationeel stadium?

A

Dit is het stadium waarin mensen het vermogen ontwikkelen om abstract te denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is syllogisme?

A

Zo wordt een redenering in de logica genoemd. Een syllogisme is doorgaans opgebouwd uit drie elementen: de majorpremissie (de aanname dat iets waar is), de minorpremissie (een specifieke stelling die ook waar is) en een conclusie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe voltrekt de cognitieve ontwikkeling zich, volgens Paiget?

A

Dit voltrekt zich in de vorm van universele, stapsgewijze sprongen die zich in specifieke stadia manifesteren. Het wordt gekenmerkt door relatief snelle verschuivingen van het ene naar het andere stadium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekend de informatieverwerkingstheorie?

A

Dit is een benadering in de cognitieve ontwikkeling die probeert te achterhalen op welke manieren mensen informatie coderen, opslaan en terughalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de metacognitie?

A

Dit is de kennis die mensen hebben van hun eigen denkprocessen en het vermogen om hun eigen cognitie te monitoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is egocentrisme?

A

Dit is het onvermogen om zich te verplaatsen in anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een imaginair publiek?

A

Dit zijn fictieve toeschouwers die net zo veel aandacht aan het gedrag van de adolescent besteden als hijzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een persoonlijk fabel?

A

Dit is de overtuiging van sommige adolescenten dat wat er met hen gebeurt uniek en bijzonder is, en niemand anders overkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het Heinz-dilemma?

A

Dit is een veel gehanteerd voorbeeld in ethische en morele discussies dat Kohlberg gebruikte om een schema van de morele ontwikkelingen van de mens op te stellen. Het antwoord op dit soort vragen zegt veel over iemands gevoel voor ethiek en rechtvaardigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het preconventioneel niveau (Kohlberg)?

A

Dit is Kohlbergs eerste niveau van morele ontwikkeling, waarin de persoon gericht is op een externe autoriteit en het weegschaalmodel hanteert (gericht op het vermijden van straf en het krijgen van een beloning).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het conventioneel niveau (Kohlberg)?

A

Dit is Kohlbergs tweede niveau van morele ontwikkeling, waarin de persoon gericht is op wat men van hem of haar verwacht en op wat de groep of de meerderheid goed vindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het postconventioneel niveau (Kohlberg)?

A

Dit is Kohlbergs derde (en laatste) niveau van morele ontwikkeling waarin de persoon gericht is op in overleg overeengekomen afspraken en de eigen en universele morele principes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekend segregatie in het onderwijs?

A

Dit is de situatie waarin leerlingen met een vergelijkbare achtergrond samen clusteren op dezelfde scholen en daar zodoende niet vanzelfsprekend kinderen uit andere sociale groepen tegenkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekend differentiatie in het onderwijs?

A

Dit is het aanpassen van het onderwijsaanbod aan de verschillende noden van leerlingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is FOMO (Fear Of Missing Out)?

A

Dit is de angst in iets mis te lopen of een achterstand op te lopen ten opzichte van anderen (bijvoorbeeld sociale media), door de - vaak onbewuste - aanname dat het missen van dingen ervoor zou zorgen dat we minder gelukkig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de fantasieperiode (Eli Ginzberg)?

A

Dit is de periode waarin kinderen beroepskeuzes maken - en verwerpen - zonder rekening te houden met vaardigheden, capaciteiten en de beschikbaarheid van banen.

17
Q

Wat is de tentatieve periode (Eli Ginzberg)?

A

Dit is de periode waarin adolescenten op een pragmatische manier beginnen na te denken over de eisen van verschillende beroepen en over de vraag of hun eigen capaciteiten daarop aansluiten.

18
Q

Wat is de realistische periode (Eli Ginzberg)?

A

Dit is de periode waarin jongvolwassenen zich verdiepen in specifieke carrière opties door ervaring op te doen met bepaalde beroepen of door een bepaalde opleiding te volgen.

19
Q

Wat zijn de zes persoonlijkheidstypen (John Holland)?

A
  • Realistisch; nuchter, praktische probleemoplosser, fysiek sterk, middelmatige sociale vaardigheden.
  • Intellectueel; aangetrokken tot het theoretische en abstracte, licht antisociaal.
  • Sociaal; zijn goed met mensen, goede verbale vaardigheden.
  • Conventioneel; voorkeur aan uiterst gestructureerde taken.
  • Ondernemend; graag risico’s nemen, voortvarend, goede leiders.
  • Artistiek; uitdrukking door kunst, de wereld van kunst boven sociale interactie.
20
Q

Wat is de loonkloof?

A

Dit een systematisch verschil in arbeidsloon tussen mensen met een gelijke opleiding en ervaring.