Hoofdstuk 13 - De sociaal-emotionele ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de schooltijd Flashcards

1
Q

Wat betekend het stadium van vlijt-versus-minderwaardigheid?

A

Dit is de periode van zes tot twaalf jaar waarin het kind volgens Erikson competenties ontwikkelt om problemen met ouders, leeftijdsgenoten, school en de wereld om hem heen het hoofd te kunnen bieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke vier zelfbeelden zijn er?

A
  • Fysiek zelfbeeld; Ik ben goed in basketbal, maar Ivar is veel beter
  • Emotioneel zelfbeeld; Ik heb er zo genoeg van dat mijn ouders me vertellen wat ik moet doen
  • Intellectueel zelfbeeld; Ik ben heel goed in wiskunde, maar grammatica vind ik moeilijk
  • Sociaal zelfbeeld; Ik ben best populair. Mensen vinden mij aardig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekend sociale vergelijking?

A

Dit is je eigen gedrag, vermogens, expertise en meningen beoordelen door ze te vergelijken met die van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een opwaartse sociale vergelijking?

A

Dit is het vergelijken van de eigen capaciteiten met de prestaties van leeftijdsgenoten die vaardiger en succesvoller zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een neerwaartse sociale vergelijking?

A

Dit is het vergelijken van de eigen capaciteiten met de prestaties van leeftijdsgenoten die minder competent of succesvol zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekend eigenwaarde?

A

Dit is de waardering voor het eigen ik, met alle positieve en negatieve kenmerken en competenties die we daarmee associëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn internaliserende problemen?

A

Dit zijn naar binnen gerichte problemen die leiden tot innerlijke onrust, zich uitend in teruggetrokkenheid, angst, depressie en/of psychosomatische klachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een oppositionele-opstandige stoornis (ODD)?

A

Dit is een gedragsstoornis waarbij het kind zich herhaaldelijk en gedurende langdurige perioden zich verzet tegen de leiding van volwassenen en snel geërgerd en vaak boos is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een normoverschrijdend-gedragsstoornis (CD)?

A

Dit is een gedragsstoornis met als symptomen agressief gedrag, vernielen van eigendommen, bedrog, diefstal en/of ernstige overtredingen van regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn externaliserende problemen?

A

Dit zijn naar buiten, op anderen, gerichte (gedrags)problemen zoals ongehoorzaamheid, agressiviteit, vernielzucht en driftbuien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de verschillende stadia van vriendschap?

A
  • Stadium 1; vriendschap gebaseerd op het gedrag van anderen
  • Stadium 2; vriendschap gebaseerd op vertrouwen
  • Stadium 3; Vriendschap gebaseerd op psychische nabijheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekend sociale competentie?

A

Dit is het geheel van individuele sociale vaardigheden dat individuen instaat stelt om succesvol te functioneren in een sociale omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de dominantiehiërarchie?

A

Dit is de rangorde waarin de relatieve sociale macht van de leden van een groep tot uiting komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een restrictieve speelstijl?

A

Dit is een speelstijl waarbij kinderen de interacties onderbreken op het moment dat zij het gevoel hebben dat hun status in gevaar loopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat betekend ‘‘KiVa’’?

A

Dit is een preventief schoolbreed antipestprogramma dat de kracht van de groep gebruikt om de sociale veiligheid op school te versterken en pestproblemen tegen te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat betekend coregulering?

A

Dit is een periode waarin ouders en kind gezamenlijk het gedrag van het kind bepalen.

17
Q

Wat is een sleutelkind?

A

Dit is een kind dat zichzelf na school binnenlaat en thuis blijft wachten tot zijn ouders van hun werk thuiskomen.

18
Q

Wat is een nieuwe samengesteld gezin?

A

Dit is een huishouden van twee ouders en minstens één kind uit een eerdere relatie.

19
Q

Wat is een eenoudergezin?

A

Dit is een gezin waarbij minimaal één minderjarig kind bij een ouder woont.

20
Q

Wat betekend opvoedingsondersteuning?

A

Dit zijn alle activiteiten die gericht zijn op ouders en andere (beroeps)-opvoeders met het doel hun pedagogisch handelen te verbeteren.