Hoofdstuk 15 Flashcards
personality
algemene stijl van interactie met de wereld.
trait (eigenschap)
relatief stabiele predispositie om zich te gedragen op een bepaald manier –> zijn langdurig.
Staat/drive –> is tijdelijk.
trait theories
eigenschap theorie: om een acceptable set eigenschappen samen te voegen om het fundamentele verschil tussen mensen te verklaren.
factor analyse
een methode van geanalyseerde patronen van correlaties om wiskundig factoren te kunnen berekenen die ervoor zorgen de patronen te begrijpen.
–> elke eigenschap heeft een dementie. Het is niet wel of niet.
basis trait (eigenschap) dimensies
16 zijn er ontwikkeld door Catell.
big five theorie - five-factor model
een persoons persoonlijkheid is het meest efficient beschreven op basis van de score op 5 onafhankelijke eigenschappen. Elk van deze eigenschappen heeft 6 facetten.
- neuroticism (kwetsbaarheid voor emotionele upset)
- extraversion (aanleg om sociaal te zijn)
- openheid tot ervaren
- agreeableness
- conscientiousness (nauwgezetheid)
OCEAN
NEO personality Inventory
Costa en Mccrae
240 statements - 5 schalen
–> afhankelijk van het eerlijk invullen en inzicht in eigen karakter.
persoonlijkheid en erfelijkheid
50% van persoonlijkheid eigenschappen zijn erfelijk.
–> in zelfde familie opgroeien heeft geen invloed.
–> eigenschappen zijn relatief 0,5-0,7 stabiel gedurende volwassen leven.
–> ouder worden. Verhoging in conscientiousness en agreeableness. Verlaging in neuroticism en openheid voor ervaringen.
differential susceptibility to environmental influence
een eigenschap geassocieerd met veranderingen niet met stabiliteit.
mensen verschillen in gevoeligheid voor hun omgeving. Orchid kinderen zijn gevoeliger voor negatieve/positieve opvoeding. Dandelion kids minder invloed.
highly sensitive personality
mensen zijn meer bewust van subtiele veranderingen in hun omgeving, verwerken ervaringen dieper en eerder overwelmt bij een hoog stimulerende omgeving.
sibling contrast
in families wordt vaak de nadruk gelegd op de verschillen tussen de kinderen. –> zorgt voor minder concurrentie
split parent identification
gewoonte dat elk kind meer naar 1 van de ouders toe trekt –> vooral bij hetzelfde geslacht, weinig leeftijdsverschil en 2 kinderen.
invloed van geslacht op persoonlijkheid
vrouwen scoren hoger op: agreeableness, neuroticism en conscientiousness
–> personen die een karakter tegenovergesteld van het geslacht stereotype hebben zijn vaker ongelukkig –> verlegen jonge man tov verlegen jonge vrouw.
–> evolutionaire en culturele invloeden zorgen voor verschillen in persoonlijkheid tussen geslachten. –> verschillen groter in westerse culturen dan in onder ontwikkelde culturen.
psychoanalyse
doel van Freud was om de patient bewust te laten worden van de gedachte, emoties en motieven in het onderbewuste waardoor ze er bewust van werden. Door de bewustwording konden ze dealen
psychodynamic theories
persoonlijkheids theorien die nadruk leggen op mentale krachten
–> mensen zijn zich vaak onbewust an hun motieven
–> processen in de hersenen die beschermend werken. Hierdoor blijven onacceptabele or angst aanjagende motieven en gedachten uit het bewustzijn.
‘-> persoonlijkheids verschillen liggen in de variatie in mensen hun onderbewustzijn, hoe deze motieven zich manifesteren en hoe mensen zich beschermen van angsten
–> de hoofdoorzaak van gedrag ligt diep in het onderbewuste.
–> Freud vond drives analoog aan fysieke vormen van energie die opbouwen over tijd en moeten worden losgelaten –> seks en aggresie.
–> hij bekeek mensen als asociaal, gedwongen te leven in groepen door dat het moet dan door dat ze willen, sociale interacties komen door de drang van seks, agressie.
de 8 stadia van ontwikkeling volgens Erikson
- basis vertrouwen tov geen vertrouwen 0-1 jaar. ‘–> nodig dat kinderen zorg krijgen om vertrouwen te ontwikkelen.
- autnonomiteit tov schaamte en twijfel 1-3 jaar ‘–> nodig dat kinderen leren
- initatief tov schuldgevoel 3-6 jaar –> stimulering van kinderen in spel vorm.
- industrie tov onoverwinnelijkheid 6- puberteit
- identiteit tov twijfel over indentiteit 12-18 –> okay zijn met wie je bent.
- intimiteit tov isolatie (jong volwassenen)
- ontwikkeling tov stagnering (middelbare leeftijd)
- integriteit tov hopeloosheid (ouderen)
defense mechanisme
mentale processen van jezelf om de tuin leiden –> zorgt voor het minder bewust zijn van wensen, gedachten en emoties die ons zelfbeeld aantasten of zorgen voor een sterk gevoel van angst.
repression - onderdrukken
het proces waarbij angstige gedachten weg geduwd worden uit het bewustzijn. –> ervaren vaak minder mentale stress maar juist wel fysieke stress (zijn hier niet bewust van)
displacemten - vervangen
wanneer onbewuste gedachten of wensen worden veranderd in meer acceptabele gedachten door het bewustzijn.
reaction formation - veranderen van reactie
het veranderen van een angstige gedachte in een meer acceptabele reactie op het gevoel
projection - projectie
alies iemand een onbewuste gedachte of gevoel bewust ervaart bij een ander persoon.
reazoning - redeneren
het gebruik van bewust redeneren om een gevoel of gedachte te verklaren die angstige gevoelens op roept.
humanistische theorien
richten zich op het eigen ik bewustzijn van de mensen. En de mogelijkheid om zelf te kiezen welke kant ze op willen met hun leven. –> zelf concept nodig. Bewuszijn van eigen ik.
phenomenological reality
iemands eigen bewustzijn om zijn of haar wereld te begrijpen. –> hogere bewustwording –> over het algemeen gelukkigere mensen.
self-actualization
een proces waarbij iemand zijn of haar volledige ik wordt of de dromen vervuld
Maslows hierachy
fysieke benodigheden - veiligheid - geborgenheid en liefde - zelfvertrouwen - eigen ik benodigheden –> stapel effect zonder het eerste kan het laatste niet bestaan.
Rogers
individuen moeten voorbij sociale oordelen en eisen voordat ze hun eigen keuzes kunnen maken om hun echte ik te zijn.
sociale cognitieve theorien
nadruk op de rol van algemene overtuigingen over de wereled, die ontstaan door de interactie met iemands omgeving.
Rotter - locus of control
’- interne/externe locus of control
‘- hoge/lage zelf efficientie (overtuiging in eigen kunnen)
‘- verschil in fixed of aanpasbare mindset.
‘- jonge kinderen optimistisch over eigen kunnen –> verhoogde zelf efficientie en verbeterede prestaties.
cultuur verschillen in eigenschappen
collectief/individueel –> in azie andere vijf factor model