Hoofdstuk 12 Flashcards

1
Q

Wat is De evolutionaire verklaring van John Bowlby voor de hechting van baby’s?

A

Bowlby (1958, 1980) beweerde dat de emotionele band tussen het menselijke kind en de volwassen verzorger - vooral de moeder - wordt bevorderd door een reeks instinctieve neigingen bij beide partners. Deze omvatten het huilen van de baby om ongemak te signaleren, de angst en de drang van de volwassene om te helpen bij het horen van het huilen, het glimlachen en koeren van de baby wanneer hij wordt getroost, en het plezier van de volwassene bij het ontvangen van die signalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

De evolutionaire verklaring van John Bowlby voor de hechting van baby’s wordt ondersteund door het bewijs dat?

A

hechtingsgedrag het sterkst wordt als het kind mobieler wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is ‘strange-situation test”? (Ainsworth)

A

Een test van de gehechtheid van een baby aan een bepaalde bekende persoon, waarbij het gedrag van de baby wordt geobserveerd in een onbekende kamer terwijl de bekende persoon en een vreemde op een vooraf geplande manier de kamer in en uit gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ziet de ‘strange-situation test” eruit?

A

Kort gezegd, de vreemde-situatietest begint met een moeder en haar baby, tussen de 12 en 18 maanden oud, die een kleine kamer binnenkomen (hoewel vaders en baby’s van andere leeftijden soms ook worden getest). De moeder laat de baby wat speelgoed zien en laat het kind vrijuit ontdekken of spelen. Dit wordt gevolgd door een reeks van 3 minuten durende perioden van verschillende activiteiten door de volwassenen in het onderzoek. Eerst komt een onbekende volwassene de kamer binnen, praat met de moeder en communiceert met het kind. Drie minuten later gaat de moeder de kamer uit en laat het kind bij de vreemdeling achter. Eindelijk komt de moeder terug. De gedragingen die het belangrijkst zijn voor het evalueren van gehechtheid, zijn die van de baby wanneer de moeder terugkeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op basis van de resultaten van de ‘strange-situation test” (Ainsworth) kwamen drie gehechtheidsclassificaties, welke 3? en later een vierde?

A
  1. veilig (secure)
  2. onveilig-resistent (Insecure-resistant)
  3. onveilig-vermijdend (insecure-avoidant)
  4. gedesorganiseerd/gedesoriënteerd (disorganized/disoriented)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kenmerken van een

veilig gehecht?

A

Optimaal gehechtheidstype waarin baby’s zelfvertrouwen uitstralen wanneer hun verzorgers aanwezig zijn, lichte stress vertonen wanneer ze tijdelijk alleen worden gelaten en snel het contact met verzorgers herstellen bij hun terugkeer.

Ongeveer 70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn kenmerken van een onveilig-resistente gehechtheid?

A

Een hechtingsstijl waarbij baby’s heel dicht bij hun verzorgers blijven en niet veel ontdekken. Ze raken van streek wanneer hun verzorgers hen tijdelijk verlaten, maar tonen woede en aanvankelijke afwijzing van contact wanneer ze terugkeren.

ongeveer 10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn kenmerken van een onveilig-vermijdende gehechtheid?

A

Een hechtingsstijl waarbij baby’s weinig angst tonen wanneer hun verzorgers tijdelijk vertrekken, contact met hen vermijden wanneer ze terugkeren, en gewoonlijk niet op hun hoede zijn voor vreemden.

ongeveer 15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn kenmerken van een gedesorganiseerde/gedesoriënteerde gehechtheid?

A

Hechtingsstijl waarbij baby’s op inconsistente manieren dicht bij hun verzorgers willen zijn, waarbij ze vaak patronen vertonen die typerend zijn voor veilige, vermijdende en/of resistente gehechtheid tegelijk.

ongeveer 15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke gedrag wordt tegenwoordig aangeduid als sensitieve zorg?

A

Ainsworth veronderstelde dat baby’s veilig gehecht zouden raken aan moeders die regelmatig contactcomfort bieden, snel en behulpzaam reageren op de signalen van nood van de baby en op een emotioneel synchrone manier met de baby omgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De positieve effecten van veilige gehechtheid zijn zelfs zo talrijk en zo rijk dat Teresa McDevitt en Jeanne Ormond (2004) veilige gehechtheid beschreven als een?

A

“multivitamine” die problemen voorkomt en een gezonde ontwikkeling bevordert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Side note: In geen enkele tot nu toe bestudeerde cultuur is de gemiddelde vader bijna net zo betrokken als de gemiddelde moeder bij de directe zorg voor zuigelingen en jonge kinderen; maar in het algemeen blijkt de betrokkenheid van de vader groter te zijn in culturen van jager-verzamelaars dan in landbouw- of industriële culturen (

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In de levensduurtheorie van sociale ontwikkeling verdeelde Erikson (1963) de jaren van 1 tot 12 jaar in drie opeenvolgende fasen?

A

1 autonomie (zelfbeheersing)

  1. initiatief (bereidheid om acties te initiëren)
  2. industrie (competentie om taken uit te voeren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

WIe is de psychologisch gezonde persoon, in de theorie van Erikson?

A

iemand die gepast reageert op de behoeften van anderen zonder zijn of haar eigen gevoel van zelfbeheersing op te offeren. Ook wel prosociaal gedrag genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is Prosociaal gedrag

A

wordt meestal gedefinieerd als gedrag dat is bedoeld om de ander te helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn drie aspecten van het prosociale gedrag van jonge kinderen?

A
  1. helpen
  2. troosten
  3. delen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ontwikkelt empathie zich volgens Hoffman tijdens de kindertijd en vroege peutertijd?

A

Eerst door een reflexief gedrag op het huilen van anderen, gaan ze ook huilen. na 6 maanden huilen ze niet persee meer maar kijken ze verdrietig terug naar de ander. tot 15 maanden egocentrische empathie. Daarna proberen ze te troosten en vanaf ongeveer 2 jaar lukt dit ook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is egocentrische empathie?

A

Het leed van het kind wanneer anderen van streek zijn tot ongeveer 15 maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Side note: Om zich op zo’n effectieve manier te gedragen, moet het kind zich niet alleen slecht voelen over het ongemak van een ander, maar ook genoeg begrijpen van de geest van de ander om te weten wat troost zal bieden.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is het verschil tussen empathie en sympathie?

A

Empathie staat voor het vermogen je in te leven in mensen, te voelen wat ze voelen, vanuit dat gevoel te reageren en op die manier verbinding te maken. Heb je sympathie voor iemand, dan voel je compassie. Dan wil je de ander gelukkig zien en reageer je zonder veel inleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is leren door emulatie?

A

wat inhoudt dat ze een ander individu observeren om een ​​bepaald doel te bereiken. (Chimpansees doen dit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Psychologen beschrijven de opvoedingsstijl in termen van twee dimensies?

A

1) de mate van warmte die een ouder ten opzichte van een kind toont, weerspiegeld door liefdevol en aandachtig te zijn voor kinderen en hun behoeften,
2) de mate van controle die een ouder probeert uit te oefenen over het gedrag van een kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke vier algemene typen opvoedingstijlen zijn er hen hoe worden ze onderverdeeld?

A

Hoge sturing (veeleisend, beperkend)

  1. gezaghebbend (autoritatief) - veel warmte (warm, responsief)
  2. Autoritair - weinig warmte (weigeren, niet reageren)

Lage sturing (niet veeleisend, tolerant)

  1. Toegeeflijk (permissief) - Veel warmte (warm, responsief)
  2. niet betrokken - Weinig warmte (weigeren, niet reageren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een autoritaire opvoedstijl?

A

hechten veel waarde aan gehoorzaamheid en gebruiken een hoge mate van machtsbetoon om hun kinderen onder controle te houden (weinig warmte, veel controle).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een Gezaghebbende (autoritatief ) opvoedstijl?

A

zijn minder bezorgd over gehoorzaamheid omwille van gehoorzaamheid en meer bezorgd dat hun kinderen de basisprincipes van goed en kwaad leren en zich eraan houden (hoge warmte, hoge controle).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is een Toegeeflijke (permissief) opvoedstijl?

A

zijn het meest tolerant ten opzichte van de ontwrichtende acties van hun kinderen en zullen ze het minst straffen. De reacties die ze vertonen op het wangedrag van hun kinderen lijken meer uitingen van hun eigen frustratie dan van beredeneerde pogingen tot correctie (veel warmte, weinig controle).

26
Q

Wat is een onbetrokken opvoedstijl?

A

Niet-betrokken ouders zijn niet betrokken bij hun kinderen, zijn emotioneel koud en eisen weinig van hun kroost (weinig warmte, weinig controle).

27
Q

Wat doen kinderen met autoritaire ouders?

A

presteren daarentegen vaak slecht op school, hebben een laag zelfbeeld en worden eerder afgewezen door hun schoolgenoten

28
Q

wat doen kinderen met toegevelijke ouders (permissief)?

A

de neiging hebben impulsief en agressief te zijn. , vaak ongecontroleerd handelen (

29
Q

Wat doen kinderen met niet-betrokken ouders?

A

doen het meestal het slechtst. In de adolescentie vertonen ze vaak een breed scala aan probleemgedragingen, waaronder seksuele promiscuïteit, asociaal gedrag, drugsgebruik en internaliserende problemen zoals depressie en sociale terugtrekking

30
Q

Wat ontwikkelen kinderen door met anderen van hun eigen geslacht te spelen?

A

de genderspecifieke vaardigheden en attitudes van hun cultuur

31
Q

Side note: Wanneer vechten gebruikelijk is in een cultuur, zal vechten blijkbaar intuïtief door kinderen worden begrepen als een vaardigheid die niet alleen in woede maar ook in het spel, voor de lol, moet worden beoefend.

A
32
Q

Onderzoek laat zien dat spel tussen kinderen van verschillende leeftijden, vergeleken met spel tussen kinderen van dezelfde leeftijd

A

minder competitief is

33
Q

In een essay over de waarde van spel theoretiseerde Vygotsky (1933/1978) dat kinderen door te spelen leren, hoe?

A

ze hun eigen impulsen kunnen beheersen en zich kunnen houden aan sociaal overeengekomen regels en rollen - een vaardigheid die cruciaal is voor het sociale leven

34
Q

Volgens Vygotsky is spel bij mensen in ieder geval gedeeltelijk geëvolueerd, als?

A

een middel om zelfdiscipline te oefenen van het soort dat nodig is om sociale conventies en regels te volgen.

35
Q

Wat zijn enkele van de manieren waarop meisjes en jongens in onze cultuur verschillend worden behandeld door volwassenen?

A

Ze zijn gemiddeld zachter voor meisjes dan voor jongens; ze hebben meer kans om met meisjes te praten en jongens te verdringen

36
Q

Hoe vormen kinderen zichzelf volgens hun begrip van genderverschillen?

A

Ze letten meer op mensen van hun eigen geslacht en modelleren hun gedrag dienovereenkomstig, vaak op manieren die de verschillen tussen mannen en vrouwen die ze zien, overdrijven.

37
Q

Wat is genderidentiteit?

A

Op de leeftijd van 4 of 5 hebben de meeste kinderen heel duidelijk de stereotypen van hun cultuur over mannelijke en vrouwelijke rollen geleerd en erkennen ze dat ze zelf het ene of het andere geslacht zijn en dat altijd zullen zijn

38
Q

Wat is gendersegregatie?

A

houdt in dat jongens en meisjes zich van elkaar afscheiden.

Piek vindt plaas rond 8 tot 11 jaar.

39
Q

Wat is Adolescentie?

A

de overgangsperiode van de kindertijd naar de volwassenheid.

Het begint met de eerste tekenen van puberteit (de fysieke veranderingen die leiden tot reproductief vermogen; zie hoofdstuk 11), en het eindigt wanneer de persoon door hem of haarzelf en door anderen wordt gezien als een volwaardig lid van de volwassen gemeenschap.

40
Q

Deze variabiliteit in het definiëren van wat het betekent om een ​​volwassene te zijn, heeft ertoe geleid dat sommige ontwikkelingspsychologen een nieuwe ontwikkelingsfase hebben voorgesteld?

A

emerging adulthood - Jong volwassene

Overgangsperiode van adolescentie naar jongvolwassenheid (ongeveer van 18 tot 25 jaar).

41
Q

Wat is de adolescentie in Eriksons levensduurtheorie?

A

Het stadium van identiteitscrisis

met als doel de identiteit van iemands kindertijd op te geven en een nieuwe identiteit tot stand te brengen - inclusief een gevoel van doelgerichtheid, een loopbaanoriëntatie en een reeks waarden - die geschikt is voor intrede in de volwassenheid

42
Q

Side note: Veel ontwikkelingspsychologen zijn het tegenwoordig niet eens met Eriksons specifieke definitie van identiteit en met zijn idee dat het zoeken naar identiteit noodzakelijkerwijs een ‘crisis’ met zich meebrengt, maar bijna allemaal zijn ze het erover eens dat de adolescentie een periode is waarin jonge mensen handelen op een manier die bedoeld is om zichzelf van de kindertijd naar de volwassenheid, bewust of onbewust.

A
43
Q

Wat is het typische karakter van de zogenaamde puberale rebellie tegen ouders?

A

is specifiek gericht op enkele van de directe controles die ouders hebben over het gedrag van het kind.

44
Q

Side note: Als de puberteit vroeger of later komt dan normaal, neemt ook de toename van conflicten toe. Een dergelijk conflict is meestal intenser in de vroege tienerjaren dan later (Steinberg, 2001); tegen de leeftijd van ongeveer 16 jaar hebben de meeste tieners de balans tussen onafhankelijkheid en afhankelijkheid bereikt waarnaar ze op zoek zijn.

A
45
Q

Wat zijn twee theorieën over hoe de segregatie van adolescenten van volwassenen zou kunnen bijdragen aan hun roekeloosheid en delinquentie?

A
  1. In deze visie is roekeloosheid bij adolescenten grotendeels een aberratie van de moderne tijd, niet een product van natuurlijke selectie.
  2. zich bezighouden met risicovolle en delinquente activiteiten, niet om zich bij de volwassen wereld aan te sluiten, maar om zich ervan te onderscheiden.
46
Q

Hoe beoordeelde Kohlberg moreel redeneren?

A

Kohlberg beoordeelde moreel redeneren door hypothetische dilemma’s voor te leggen aan mensen - vooral aan adolescenten - en hen te vragen hoe zij vonden dat de hoofdpersoon zou moeten handelen en waarom.

47
Q

Volgens Kohlberg’s zijn er 5 fases van moraal redeneren.

A

Fase 1: Gehoorzaamheid en straforientatie
Fase 2: Uitwisselingen uit eigenbelang
Fase 3: Interpersoonlijke overeenstemming en conformiteit
Fase 4: Moraal van de wet-en-orde
Fase 5: Mensenrechten en sociale-welzijnsmoraal

48
Q

Wat is volgens Kohlberg’s fase 1 van moraal redeneren?

A

Fase 1 Gehoorzaamheid en straforiëntatie:

In deze fase richten de redeneerders zich op de directe gevolgen voor zichzelf.

49
Q

Wat is volgens Kohlberg’s fase 2 van moraal redeneren?

A

Fase 2: uitwisselingen uit eigenbelang

Redenaars begrijpen hier dat verschillende mensen verschillende eigenbelangen hebben, die soms met elkaar in conflict komen

50
Q

Wat is volgens Kohlberg’s fase 3 van moraal redeneren?

A

Fase 3: Interpersoonlijke overeenstemming en conformiteit

Redenaars proberen hier te voldoen aan de verwachtingen van anderen die belangrijk voor hen zijn. Een actie is goed als het de relaties van een persoon met belangrijke anderen zal verbeteren, slecht als het die relaties schaadt.

51
Q

Wat is volgens Kohlberg’s fase 4 van moraal redeneren?

A

Fase 4: Moraal van de wet-en-orde

Redenenaars voeren hier aan dat om de sociale orde te handhaven, elke persoon persoonlijke druk moet weerstaan ​​en zich verplicht moet voelen de wetten en conventies van de grotere samenleving te volgen

52
Q

Wat is volgens Kohlberg’s fase 5 van moraal redeneren?

A

Fase 5: Mensenrechten en sociale-welzijnsmoraal

Redeneren brengen hier hun respect voor wetten in evenwicht met ethische principes die specifieke wetten overstijgen. Wetten die het algemeen welzijn niet bevorderen of die ethische principes schenden, kunnen worden gewijzigd, opnieuw geïnterpreteerd of in sommige gevallen overtreden

53
Q

Wat is de logica die ten grondslag ligt aan Kohlbergs theorie van moreel redeneren?

A

Elke volgende fase houdt rekening met een breder deel van de sociale wereld dan de vorige. De reeks begint met alleen aan zichzelf denken (fase 1) en gaat vervolgens verder met andere individuen die direct bij de actie betrokken zijn (fase 2), anderen die over de actie zullen horen en deze zullen evalueren (fase 3), de samenleving als geheel (fase 4) , en, ten slotte, universele principes die de hele mensheid aangaan (fase 5).

om een ​​bepaald stadium te bereiken, een persoon eerst de voorgaande moet doorlopen. in feite suggereerde zijn onderzoek dat maar weinig mensen verder gaan dan fase 4, en velen stoppen bij fase 2 of fase 3.

54
Q

Wat is promiscuïteit?

A

‘behoefte hebbend aan wisselende seksuele contacten’

55
Q

Net als bij de gehechtheid van baby’s aan hun verzorgers, kunnen de gehechtheden die volwassenen vormen met romantische partners worden geclassificeerd, als welke 3 kenmerken?

A
  1. Veilig
  2. angsitg
  3. vermijdend
56
Q

Wat zijn enkele kenmerken van gelukkig getrouwde stellen?

A
  • maken blijkbaar net zo vaak ruzie als ongelukkig getrouwde stellen, maar ze maken constructiever ruzie
  • zijn beide partners gevoelig voor de onuitgesproken gevoelens en behoeften van de ande
57
Q

Welke 5 belangrijke compontnent kijkt Gottman naar bij het bepalen of een stel in de toekomst kans heeft om te scheiden?

A

(1) genegenheid en bewondering;
(2) “wij-heid” versus “ik-heid” - gebruiken ze “ons” en “wij” meer dan “ik” en “mij”;
(3) liefdeskaarten - de mate waarin het paar de geschiedenis van hun relaties in detail beschrijft met positieve versus negatieve energie;
(4) doel en betekenis in plaats van chaos - de mate waarin het paar praat over gedeelde doelen en ambities;
(5) tevredenheid in plaats van teleurstelling.

58
Q

Welke 5 belangrijke compontnent kijkt Gottman naar bij het bepalen of een stel in de toekomst kans heeft om te scheiden?

A

(1) genegenheid en bewondering;
(2) “wij-heid” versus “ik-heid” - gebruiken ze “ons” en “wij” meer dan “ik” en “mij”;
(3) liefdeskaarten - de mate waarin het paar de geschiedenis van hun relaties in detail beschrijft met positieve versus negatieve energie;
(4) doel en betekenis in plaats van chaos - de mate waarin het paar praat over gedeelde doelen en ambities;
(5) tevredenheid in plaats van teleurstelling.

59
Q

In enquêtes onder werknemers zeggen mensen het vaakst dat ze van hun werk genieten als het, 3 dingen heeft?

A

(a) complex is in plaats van eenvoudig
(b) gevarieerd in plaats van routine
(c) niet nauwlettend wordt gecontroleerd door iemand anders

60
Q

Wat is de emotionele selectiviteitstheorie van Carstensen?

A

een theorie over veroudering ontwikkeld - die helpt verklaren waarom oudere volwassenen ondanks verliezen hun tevredenheid met het leven behouden of vergroten.

61
Q

Hoe verklaart de socio-emotionele selectiviteitstheorie de over het algemeen hoge tevredenheid van ouderen met het leven?

A
  • Neiging minder aandacht te besteden aan informele kennissen en vreemden
  • genieten meer inplaats van elkaar te willen veranderen
  • Zijn minder boos
  • Meer waardevolle relaties
  • minder bezig met toekomst presteren

Dergelijke veranderingen zijn niet alleen waargenomen bij oudere volwassenen, maar ook bij jongere mensen van wie de levensverwachting wordt verkort door aids of andere terminale ziekten

62
Q

Hoe kunnen selectieve aandacht en selectief geheugen bijdragen aan tevredenheid op oudere leeftijd?

A

In verschillende experimenten ontdekten Carstensen en haar collega’s dat oudere mensen, in tegenstelling tot jongere mensen, meer aandacht besteden aan emotioneel positieve stimuli dan aan emotioneel negatieve stimuli en een beter geheugen voor de eerste hebben dan de laatste

63
Q

Side note; Deze positiviteitsbias reikt verder dan het geheugen. Oudere volwassenen hebben bijvoorbeeld meer kans dan jongere volwassenen om hun aandacht af te leiden van negatieve stimuli (Mather & Carstensen, 2003), hebben een groter werkgeheugen voor positieve dan voor negatieve emotionele beelden (Mikels et al., 2005) en evalueren gebeurtenissen. positiever in hun eigen leven dan jongere volwassenen (Schryer & Ross, 2012). Over het algemeen zijn oudere volwassenen emotioneel positiever dan jongere volwassenen.

A