Hoofdstuk 11 Flashcards

1
Q

Wat is ontwikkelingspsychologie?

A

de studie van veranderingen die optreden in de capaciteiten en disposities van mensen naarmate ze ouder worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Wat zijn de drie fasen van prenatale ontwikkeling?

A
  1. de zygotische (of germinale)
  2. embryonale
  3. foetale fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de zygotische (of germinale) fase? ( 4 dingen)

A
  • Sperma voegt zich bij de eicel en combineert 23 nucleaire genen van de moeder met 23 van de vader
  • Zygote begint reis naar baarmoeder
  • Deelt zich vele malen en implanteert in de baarmoederwand
  • duurt ongeveer 2 weken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Side note: Mensen zijn, net als alle zoogdieren, een seksueel voortplantende soort, die het samenvoegen van mannelijk sperma met een vrouwelijk ei nodig heeft om een ​​nieuw leven te beginnen. Vrouwen laten doorgaans elke maand één eicel (eicel) vrij uit een van hun eierstokken, terwijl mannen ongeveer 250 miljoen zaadcellen bij elke ejaculatie vrijgeven (Baker & Bellis, 2007). Slechts één van deze vele miljoenen spermacellen zal de eicel impregneren, en dit zal gebeuren in de eileider, die de eierstokken met de baarmoeder of baarmoeder verbindt.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel procent van de zygoten overleeft de eerste fase niet en hoeveel gaan verloren in een latere fasen?

A

40% en maar liefst 1/3 gaat in een latere fasen verloren door spontane abortussen, ook wel miskramen genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de Embryonale fase? ( 4 dingen)

A
  • Ontwikkeling van belangrijkste orgaansystemen
  • Voeding uit de bloedbaan via de navelstreng, via de placenta.
  • De placenta wisselt ook zuurstof, antilichamen en afvalstoffen uit tussen de moeder en het embryo.
  • Loopt van de 3de tot ongeveer de 8ste week
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de foetus fase? (5 dingen)

A
  • Groei en verfijning van organen en lichaamsstructuur
  • 3 maanden is de foetus ongeveer 2,5 cm en een halve ons.
  • bij geboorte 20 cm en 7,5 pond
  • Hoofd groter neemt af en lichaam maakt inhaalslag
  • loopt vanaf 9 weken tot geboorte (38 weken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is cephalocaudale ontwikkeling?

A

verandering in verhoudingen, waarbij de ontwikkeling hoofdzakelijk van top tot teen verloopt

  • het hoofd van een baby ongeveer 20% van zijn lichaam
  • het hoofd van een volwassene slechts ongeveer 12% van het lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er allemaal in fase 3, de foetus fase?

A
  • alle organen gevormd, hoewel ze niet goed functioneren, en staan ​​ze in dezelfde verhouding tot elkaar als bij een voldragen pasgeborene, alleen kleiner
  • rond de 9de week begint de uitwendige genitaliën, maar is bij de 12de volledig gevormd.
  • in week 8 begint het al te bewegen, maar neemt met de 12de toe.
  • 4de of 5de maand kan je ze echt voelen bewegen.
  • 6de maand reageren ze op hartslag en geluiden (incl. taal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Side note: Ontwikkeling van inwendige organen verloopt snel tijdens de embryonale fase. De ontwikkeling tijdens de foetale fase omvat meestal het vergroten van de omvang en het perfectioneren van het functioneren van organen.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn effecten van teratogenen?

A

Externe agentia, zoals medicijnen en bestraling, die schadelijke effecten kunnen hebben op een zich ontwikkelend embryo of foetus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 2 soorten effecten van (schade) ervaringen van embryo’s n foetussen zijn er?

A
  1. de effecten van teratogenen

2. omgevingsfactoren die schade veroorzaken tijdens de prenatale ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer is het ongeboren kind het meest vatbaar voor de effecten van teratogenen en waarom?

A

Tijdens de 3de en 8ste week, wanneer de orgaanontwikkeling het snelst gaat.

Als een orgaan zoals de nier of handen of voeten eenmaal is ontwikkeld, heeft blootstelling aan een potentieel teratogeen weinig of geen effect op de toekomstige ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is zuinige fenotypen

A

kinderen die meer vet opsloegen dan kinderen van wie de prenatale voeding voedzamer was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat vertonen kinderen die prenataal werden blootgesteld aan hoge niveaus van stresshormonen?

A

angst, temperamentproblemen, impulsiviteit, verminderde uitvoerende functies, verminderde aandacht, hogere agressie en het nemen van risico’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de tijd van de snelste ontwikkelingsveranderingen na de geboorte?

A

de eerste 18 tot 24 maanden, na de geboorte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer gebeurt lichamelijke groei? (lengte curve)

A

de lichaamsgroei relatief snel gaat tijdens de kindertijd en de voorschoolse jaren, geleidelijker wordt in de kindertijd en versnelt in de adolescentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe groeien hersenen?

A

snel in de eerste 5 of 6 jaar en benaderen het volwassen niveau tegen de leeftijd van 10.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe ontwikkeld het lymfoïde systeem, dat de thymus en lymfeklieren omvat?

A

ontwikkelt zich snel vroeg in het leven, overtreft de volwassen afmetingen ruimschoots rond de leeftijd van 12, en neemt net zo snel af tijdens de adolescentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe ontwikkelen de reproductieve ontwikkeling zich?

A

de veranderingen die optreden bij het begin van de puberteit

Meisjes begint dit ongeveer een jaar eerder dan bij jongens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de puberteit?

A

Periode in het leven waarin kinderen volwassen worden en fysieke kenmerken bereiken, inclusief seksuele rijpheid.

duurt doorgaans 4 of 5 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe ziet de puberteit van vrouwen eruit? (5 dingen)

A
  • stijging oestrogenen en progesteron
  • borstontwikkeling 11 jaar
  • eerste menstruatie (menarche genoemd) rond 13 jaar
  • de puberale groeispurt rond 12 jaar (skelet volledig 14/15 jaar)
  • levensvatbare eieren vaak 15/16 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een menarche?

A

De eerste menstruatie

de gemiddelde leeftijd van de menarche in recente historische tijden aanzienlijk afgenomen. Deze trend wordt over het algemeen toegeschreven aan betere voeding,inderdaad, meisjes met overgewicht bereiken tegenwoordig eerder de menarche dan andere meisjes, en voeding kan in verband worden gebracht met andere tekenen van eerdere puberteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe ziet de puberteit van mannen eruit? (8 dingen)

A
  • Stijging androgenen, vooral testosteron.
  • het reproductievermogen
  • de testikels omvang wordt groter 11/12 jaar
  • de puberale groeispurt rond 13 jaar
  • De penis omvang wordt groter vanaf 13 jaar
  • hun eerste nachtelijke emissie op 14-jarige leeftijd
  • ontwikkelen gezichtshaar tussen de leeftijd van 15 en 16 jaar
  • de mannelijke stem begint rond 13 jaar (15 jaar is dit klaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat noemde William James (1890/1950) één grote bloeiende, zoemende verwarring

A

Het moment dat een baby uit de baarmoeder komt, wordt hij of zij geconfronteerd met een wereld van beelden, geluiden en andere sensaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is habituation (gewenning)

A

wanneer een stimuli niet meer zo interessant wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is dishabituatie? (niet-gewenning)

A

als het oude wordt vervangen door een nieuw patroon, vergroten baby’s onmiddellijk hun kijktijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat gebeurt er tussen de 2de en 6de maand

A
  • 2de maand, beginnen met omgeving te willen beheersen
  • 3de/ 4de maand alles in de mond doen
  • 5de/6de maand onderzoeken van objecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat houdt ‘gaze following’ in dat begint vanaf de tweede helft van het eerste levensjaar?

A

dat wil zeggen, ze kijken naar de ogen van een persoon in de buurt en bewegen hun eigen ogen om te kijken waar die persoon naar kijkt.

Het volgen van de blik zorgt ervoor dat baby’s aandacht besteden aan die objecten en gebeurtenissen die het belangrijkst zijn voor hun ouders, wat misschien wel de belangrijkste dingen zijn om bij te wonen en over te leren om te overleven binnen hun cultuur.

Onderzoekers hebben ontdekt dat baby’s die de meest betrouwbare blikvolging laten zien, sneller taal leren dan degenen die minder blikvolging vertonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat wordt er met ‘intentional agents’ bedoeld, dat gebeurt in de 2de helft van het eerste levensjaar?

A

individuen die dingen laten gebeuren en wiens gedrag is ontworpen om een ​​bepaald doel te bereiken

Dit wordt voor het eerst duidelijk gezien rond de leeftijd van 9 maanden wanneer baby’s gedeelde aandacht (ook wel gezamenlijke aandacht genoemd) met een andere persoon

Dit omvat een driezijdige interactie tussen het kind, een andere persoon en een object.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat houdt ‘sociaal refereren.’ in, dat baby’s gaan doen las ze zelfstandig gaan kruipen of lopen? (einde eerste jaar)

A

ze kijken naar de emotionele uitingen van hun verzorgers voor aanwijzingen over het mogelijke gevaar van hun eigen acties

Het proces waarbij baby’s de non-verbale emotionele uitingen van een verzorger gebruiken als aanwijzingen om hun gedrag te sturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is objectpermanentie?

A

Piaget’s term voor het begrip dat een object nog steeds bestaat, zelfs als het uit het zicht is.

begint met ongeveer 5 maanden, Pas na ongeveer 10 tot 12 maanden volledig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wanneer treedt een dramatische verbetering van het zoekvermogen van baby’s op?

A

na het leren kruipen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke Drie theorieën over de mentale ontwikkeling van kinderen zijn er?

A
  1. De theorie van Piaget - die zich richt op de acties van het kind op de fysieke wereld als een drijvende kracht voor cognitieve ontwikkeling.
  2. De sociaal-culturele theorie van Lev Vygotsky - die zich richt op de interacties van het kind met andere mensen als drijvende kracht.
  3. Het informatieverwerkingsperspectief - dat de mentale ontwikkeling verklaart in termen van rijpingsveranderingen in basiscomponenten van de geest van het kind.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat was Piagets fundamentele idee (de theorie van Piaget, mentale ontwikkeling van kinderen)

A

dat mentale ontwikkeling voortkomt uit de eigen acties van het kind op de fysieke omgeving.

Volgens Piaget streven kinderen tijdens hun spel en verkenning voortdurend naar wat ze kunnen doen met de verschillende objecten die in hun wereld bestaan. Door op objecten te handelen, ontwikkelen kinderen mentale representaties, schema’s genaamd, die mentale blauwdrukken zijn voor acties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn schema’s, in de theorie van Paiget?

A

om te verwijzen naar een mentale representatie van een lichamelijke beweging of van iets dat een persoon kan doen met een object of categorie objecten.

De vroegste schema’s zijn volgens Piaget nauw verbonden met specifieke objecten en worden alleen opgeroepen door de onmiddellijke aanwezigheid van een object.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Side note: Zo kan een jong kind een zuigschema hebben dat het meest van toepassing is op tepels, een grijp- en schudschema dat het meest van toepassing is op rammelaars en een lachschema dat het meest van toepassing is op menselijke gezichten. Naarmate kinderen ouder worden, ontwikkelen ze nieuwe, meer verfijnde, meer abstracte schema’s die minder nauw verbonden zijn met de directe omgeving of met feitelijke fysieke acties. Het worden schema’s voor mentale acties.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Piaget zag de groei van schema’s als twee complementaire processen?

A
  1. assimilatie

2. accommodatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is assimilatie (schema)

A

In Piagets theorie van cognitieve ontwikkeling, het proces waarbij ervaringen worden opgenomen in de geest of, meer specifiek, in mentale schema’s.

Het toevoegen van een waargenomen handeling aan een bestaande structuur.

Een kind weet bijvoorbeeld dat een fiets een vervoermiddel is. Als het kind ontdekt dat auto’s ook vervoermiddelen zijn, zal hij deze onderbrengen in de structuur van de vervoermiddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Er zijn maar weinig nieuwe prikkels die perfect passen in een bestaand schema, wat vereist Assimilatie meestal?

A

dat bestaande schema’s enigszins worden uitgebreid of gewijzigd om het nieuwe object of de nieuwe gebeurtenis te accommoderen. (aanpassen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is accommoderen/accommodatie?

A

In de theorie van cognitieve ontwikkeling van Piaget is de verandering die optreedt in een bestaand mentaal schema of een reeks schema’s als gevolg van de opname van de ervaring van een nieuwe gebeurtenis of object.

Het schema wordt veranderd door middel van assimilatie.

De structuur vervoermiddelen bevatte eerst alleen de fiets, nu is het kind er door assimilatie achter gekomen dat auto’s ook vervoermiddelen zijn. Hierdoor is zijn structuur uitgebreid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

side note: In de theorie van Piaget zijn de geest en zijn schema’s niet als een bakstenen muur, die alleen maar groter wordt naarmate elke nieuwe steen (eenheid van kennis) wordt toegevoegd; ze lijken meer op een spinnenweb, dat zijn hele vorm enigszins verandert als elke nieuwe draad wordt toegevoegd. Het web past zich aan aan de draad terwijl de draad wordt geassimileerd in het web. De toevoeging van nieuwe informatie aan de geest verandert enigszins de structuur van schema’s die al aanwezig zijn.

Anders gezegd, in de termen van Piaget voelen ze zich het meest aangetrokken tot ervaringen die kunnen worden opgenomen in bestaande schema’s, maar niet te gemakkelijk, zodat accommodatie vereist is.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

side note: In de theorie van Piaget zijn de geest en zijn schema’s niet als een bakstenen muur, die alleen maar groter wordt naarmate elke nieuwe steen (eenheid van kennis) wordt toegevoegd; ze lijken meer op een spinnenweb, dat zijn hele vorm enigszins verandert als elke nieuwe draad wordt toegevoegd. Het web past zich aan aan de draad terwijl de draad wordt geassimileerd in het web. De toevoeging van nieuwe informatie aan de geest verandert enigszins de structuur van schema’s die al aanwezig zijn.

Anders gezegd, in de termen van Piaget voelen ze zich het meest aangetrokken tot ervaringen die kunnen worden opgenomen in bestaande schema’s, maar niet te gemakkelijk, zodat accommodatie vereist is.

A
43
Q

Wat is volgens Piaget de soorten acties die het meest bevorderlijk zijn voor hun mentale ontwikkeling, naarmate kinderen ouder worden dan de kindertijd?

A

Operation - omkeerbare acties - acties waarvan de effecten ongedaan kunnen worden gemaakt door andere acties

Daarmee ontwikkelen ze operationele schema’s

44
Q

Wat zijn in de theorie van Piaget de vier ontwikkelingsstadia?

A

Piaget bedacht vier soorten schema’s, die steeds geavanceerdere manieren vertegenwoordigen om de fysieke omgeving te begrijpen. Zijn onderzoek overtuigde hem ervan dat de vier typen zich achtereenvolgens ontwikkelen, in fasen die ruwweg gecorreleerd zijn met de leeftijd van het kind

  1. sensomotorische stadium
  2. Preoperationele stadium
  3. De concreet-operationele stadium
  4. De formeel-operationele stadium
45
Q

Wat is ontwikkelingsstadia 1 van de theorie van Piaget, en wat houdt het in? (4 punten)

A

Het sensomotorische stadium - De meest primitieve schema’s in de theorie van Piaget zijn sensomotorische schema’s, die een basis vormen voor het handelen op objecten die aanwezig zijn, maar niet voor het denken over objecten die afwezig zijn

  • sensomotorische fase (vanaf de geboorte tot ongeveer 2 jaar)
  • Denken en openlijk fysieke acties zijn hetzelfde
  • Intelligentie is beperkt tot de eigen acties van het kind op de omgeving.
  • Cognitie vordert van het oefenen van reflexen (bijvoorbeeld zuigen, visuele oriëntatie, schudden, knijpen, draaien enz.) naar het begin van symbolisch functioneren, en dan zijn het niet langer sensomotorische schema’s
  • Objectpermanentie is in eerste instantie nog niet ontwikkeld, aan het einde wel.
46
Q

Wat is ontwikkelingsstadia 2 van de theorie van Piaget, en wat houdt het in? (4 punten)

A

Preoperationele schema’s - mentale structuren die het kind in staat stellen objecten en gebeurtenissen die afwezig zijn te symboliseren, maar die het kind niet toestaan na te denken over de bewerkingen die op objecten kunnen worden uitgevoerd.

  • De preoperationele fase (vanaf 2 tot 7 jaar)
  • stellen het kind in staat voorbij het hier en nu te denken
  • Het denken is eerder intuïtief dan logisch en egocentrisch, in die zin dat kinderen het moeilijk hebben om het perspectief van een ander in te nemen.
  • schema’s worden pre-operationeel genoemd ,omdat hoewel ze afwezige objecten kunnen vertegenwoordigen, ze het kind niet toestaan ​​na te denken over de omkeerbare gevolgen van acties.

Zet een steelpan in de handen van een kleuter en hij verandert op magische wijze in een straalgeweer of een gitaar - de pan wordt een symbool in het kinderspel.

47
Q

Wat is ontwikkelingsstadia 3 van de theorie van Piaget, en wat houdt het in? (4 punten)

A

De concreet-operationele schema’s - Deze schema’s stellen een kind in staat na te denken over de omkeerbare gevolgen van acties en verschaffen daardoor de basis voor het begrijpen van fysieke principes zoals het behoud van substantie en oorzaak en gevolg

  • De concreet-operationele fase - (ongeveer van 7 tot 11 jaar)
  • Intelligentie is symbolisch en logisch. (Als A bijvoorbeeld groter is dan B en B groter is dan C, dan moet A groter zijn dan C.)
  • Het denken is minder egocentrisch, denken is niet abstract.
  • Langzaam ontdekt het kind het verschil tussen levende dingen en levenloze dingen

Een concreet-operationeel kind dat ervaring heeft met fietsen, zal terecht zeggen dat de ketting cruciaal is voor de beweging van de fiets, maar het spatbord niet omdat het kind zich het omkeerbare gevolg kan voorstellen en weet dat de pedalen de wielen alleen kunnen bewegen als er een fysieke verbinding tussen de twee is.

48
Q

Wat is ontwikkelingsstadia 4 van de theorie van Piaget, en wat houdt het in? (5 punten)

A

De formeel-operationele schema’s - begint het kind bepaalde overeenkomsten op te merken over de operaties die op verschillende entiteiten kunnen worden uitgevoerd.

  • De formeel-operationele fase - 11 tot 16 jaar
  • kunnen hypothesen maken en testen
  • mogelijkheid domineert de werkelijkheid.
  • kunnen introspecteren over hun eigen denkprocessen en kunnen over het algemeen abstract denken.
  • de belichaming van logisch denken

Wanneer dergelijke schema’s een aanzienlijk deel van het denken van een persoon karakteriseren, wordt gezegd dat de persoon zich in de formeel-operationele fase bevindt (die ongeveer begint bij het begin van de adolescentie en doorgaat gedurende de hele volwassenheid)

49
Q

Wat is representatief inzicht (Judy DeLoache)?

A

De wetenschap dat een entiteit (iets dat bestaat) voor iets anders kan staan dan zichzelf

50
Q

Wat is het kenmerkend verschil tussen pre-operationele en concreet-operationele kinderen? (fase 2 en 3) (2 punten)

A
  • Het effectieve gebruik van operaties en de omkeerbaarheid van het denken
  • centreren versus decentreren
  • egocentriciteit
51
Q

Wat is centreren?

A

In de theorie van Piaget, de neiging van pre-operationele kinderen om aandacht te besteden aan één aspect van een situatie met uitsluiting van anderen; contrast met decentreren

Kinderen krijgen twee identieke lange, dunne glazen vloeistof te zien. Vervolgens kijken ze hoe de vloeistof in het ene glas in een korter, steviger glas wordt gegoten, met als gevolg dat het vloeistofniveau in het nieuwe glas veel lager is dan in het originele glas. Op de vraag of beide glazen nu dezelfde hoeveelheid vloeistof bevatten, zeggen jonge kinderen meestal “nee”, er zit meer in het hogere glas. Ze kunnen het hoogteverschil niet negeren bij het nemen van hun beslissing.

52
Q

Wat is decentreren?

A

In de theorie van Piaget, het vermogen van concrete operationele kinderen om meerdere aspecten van een stimulus of situatie te overwegen; contrast met centreren.

Daarentegen kunnen concrete operationele kinderen het perceptuele verschil negeren (dat wil zeggen, ze kunnen decentreren), waardoor het voor hen gemakkelijker wordt om te beseffen dat de hoeveelheid vloeistof in de twee glazen hetzelfde moet zijn, ondanks het verschil in uiterlijk.

53
Q

Wat is egocentriciteit volgens Piaget?

A

om het intellectuele perspectief van jonge kinderen te beschrijven.

Jonge kinderen interpreteren de wereld vanuit hun eigen perspectief en gaan er over het algemeen vanuit dat anderen de wereld zien zoals zij.

54
Q

Wat is egocentriciteit volgens Piaget?

A

om het intellectuele perspectief van jonge kinderen te beschrijven.

Jonge kinderen interpreteren de wereld vanuit hun eigen perspectief en gaan er over het algemeen vanuit dat anderen de wereld zien zoals zij.

55
Q

Side note: Later onderzoek heeft echter aangetoond dat de meeste volwassenen geen formeel-operationele vaardigheden gebruiken, hoewel ze dat wel kunnen (Capon & Kuhn, 1979), en een dergelijk denken is zeldzaam in culturen waar formeel onderwijs niet de norm is (Cole, 1990; Dasen, 1977 ). Bovendien zijn mensen meer geneigd om formeel-operationeel te denken op gebieden waar ze meer kennis van hebben.

A
56
Q

Kritiek op Piagets theorie?

A

Het concept van de ontwikkelingsstadia -

Zijn eigen onderzoek overtuigde hem ervan dat elk nieuw type schema zich in de loop van de jaren langzaam ontwikkelt en dat een kind op een bepaald punt in de ontwikkeling een meer geavanceerd type schema kan gebruiken voor één klasse van problemen, terwijl het nog steeds een meer primitief type gebruikt. Later onderzoek heeft er echter toe geleid dat veel ontwikkelingspsychologen het hele concept hebben verworpen dat mensen op verschillende leeftijden op fundamenteel verschillende manieren denken.

Kinderen zo jong als 4 of 5 jaar kunnen ten minste enkele tests van concreet-operationeel redeneren doorstaan ​​als de problemen duidelijk worden gepresenteerd, zonder afleidende informatie en met woorden die het kind begrijpt

57
Q

Wat houdt de sociaal-culturele theorie van Lev Vygotsky in?

A

Terwijl Piaget de interactie van het kind met de fysieke omgeving benadrukte, benadrukte Vygotsky de interactie van het kind met de sociale omgeving.

Vygotsky stelde voor dat het denken van kinderen zich niet in een vacuüm ontwikkelt, maar inherent sociaal-cultureel is. Het wordt beïnvloed door de waarden, overtuigingen en instrumenten van intellectuele aanpassing die in de cultuur van een kind worden aangetroffen

Volgens Vygotsky is cognitieve ontwikkeling grotendeels een kwestie van het internaliseren van de symbolen, kennis, ideeën en redeneringen die in de loop van de geschiedenis zijn geëvolueerd en de cultuur vormen waarin het kind wordt geboren.

58
Q

Wat wordt er bedoeld met de instrumenten van intellectuele aanpassing?

A

Vygotsky’s term voor hulpmiddelen die een cultuur biedt voor denken en probleemoplossing.

Vygotsky geloofde dat kinderen leren denken, voor een deel, als een functie van de instrumenten van intellectuele aanpassing die hun cultuur biedt.

Dergelijke hulpmiddelen omvatten cijferwoorden, alfabetten; en voorwerpen zoals potloden, boeken, telramen, rekenmachines en computers.

59
Q

Wat is commutativiteit?

A

dat wil zeggen, de som is onafhankelijk van de volgorde.

10 stenen blijven altijd 10 stenen ongeacht of ze in een Cirkel of naast elkaar liggen

60
Q

Om te weten te komen of een kind het principe van conservatie al heeft geleerd kunnen we?

A

het kind vragen of een balletje van klei even groot blijft als het tot een worstje wordt gerold.

61
Q

Wat is het het basis-10-systeem van getallen in Aziatische taal.

A

Terwijl we één, twee, . . . , negen, tien, elf, twaalf, dertien, . . . , twintig, eenentwintig, . . . , tellen de sprekers van de Aziatische talen (als hun woorden letterlijk in het Engels werden vertaald) één, twee, . . . , negen, tien, tien één, tien twee, tien drie, . . . , twee-tientallen, twee-tientallen één,

Omdat de Aziatische woorden het basis-10-systeem transparant maken, kunnen Aziatische kinderen een impliciet begrip van dat systeem ontwikkelen en daardoor een voordeel behalen bij het leren van rekenen.

Chineessprekende kinderen spreken het probleem echter (in feite) uit als “drie-tien-vier plus tien twee”, en de woorden zelf wijzen naar de oplossing. In de twee getallen samen zijn er vier tienen (drie tientallen plus een tien) en zes enen (vier plus twee), dus het totaal is vier tienen zes (zesenveertig).

62
Q

Wat is een digital native?

A

mensen die zijn opgegroeid met digitale media en ze als vanzelfsprekend beschouwen.

63
Q

Het fundamentele idee van Vygotsky is dat ontwikkeling eerst plaatsvindt op?

A

sociaal niveau en vervolgens op individueel niveau. Mensen leren praten met woorden (een sociale activiteit) voordat ze leren denken met woorden (een privé-activiteit).

64
Q

Wat is zone of proximal development (zone van naaste ontwikkeling)?

A

In de theorie van Vygotsky, de reeks of reeks activiteiten die een kind kan doen in samenwerking met meer competente anderen, maar nog niet alleen kan doen.

Volgens Vygotsky wordt de ontwikkeling van kinderen het meest efficiënt bevorderd door hun gedrag binnen hun zones van naaste ontwikkeling

65
Q

Wat is Scaffolding?

A

vindt plaats wanneer experts gevoelig zijn voor de capaciteiten van een beginner en antwoorden geven die de beginner helpen om geleidelijk zijn of haar begrip van een probleem te vergroten.

66
Q

Wat is het het informatieverwerkingsperspectief? (zie ook H9)

A

hanteren de mentale ontwikkeling van kinderen te verklaren in termen van operationele veranderingen in basiscomponenten van hun mentale machinerie.

begint met de aanname dat de geest een systeem is, analoog aan een computer, voor het analyseren van informatie uit de omgeving.

omvat de machinerie van de geest aandachtsmechanismen voor het ontvangen van informatie, een werkgeheugen voor het actief manipuleren (of nadenken over) informatie, en een langetermijngeheugen voor het passief vasthouden van informatie. informatie zodat deze in de toekomst kan worden gebruikt

67
Q

Door welke ontwikkelingsstappen ontwikkelen jonge kinderen het vermogen om episodische herinneringen te vormen?

A
68
Q

Wat is een uitgestelde imitatie?

A

Uitgestelde imitatie verwijst naar het reproduceren van het gedrag van een model enige tijd (meestal uren of dagen) na het bekijken van het model.

De mogelijkheid dat uitgestelde imitatie een vorm van expliciet geheugen is,

69
Q

Side note:
Kinderen vertonen een impliciet langetermijngeheugen vanaf de vroege kinderjaren, maar we kunnen hun expliciete geheugencapaciteit pas beoordelen als ze voldoende taalvaardigheden hebben.

Het episodisch langetermijngeheugen vereist blijkbaar dat het kind persoonlijke ervaringen verbaal codeert, wat met enige regelmaat begint te gebeuren rond de leeftijd van 3 jaar.

Uitvoerende functies, waaronder werkgeheugen, remming en schakelen, nemen toe naarmate het kind ouder wordt, tot ongeveer 15 jaar. Een parallelle toename van de verwerkingssnelheid gaat gepaard met deze toename van de capaciteit.

A
70
Q

Wat is de theory of mind?

A

iemands concepten van mentale activiteit; gebruikt om te verwijzen naar hoe mensen mentale activiteit conceptualiseren en hoe ze intentie toeschrijven aan en het gedrag van anderen voorspellen.

het vermogen om iemands gedachten, gevoelens en gedragingen en die van anderen te begrijpen

71
Q

David Premack (1990) suggereerde dat mensen, vanaf zeer jonge leeftijd, de wereld automatisch in twee klassen van entiteiten verdelen?

A

degenen die zichzelf verplaatsen en degenen die dat niet doen - en psychologische eigenschappen toekennen aan de eerste, maar niet aan de laatste.

72
Q

Wat begrijpen kinderen jonger dan 3 jaar over de geest van andere mensen?

A

ze kunnen een opmerkelijk begrip tonen van wat er in de geest van een ander omgaat, maar wel wat van toepassing is op hun.

73
Q

Hoe verklaren kinderen het gedrag tegen de tijd da ze de taal voldoende hebben geleerd om verbale uitleg te geven, dat wil zeggen tegen de leeftijd van ongeveer 2 tot 3 jaar?

A

verklaren ze het gedrag van mensen al in termen van mentale constructies, vooral in termen van percepties, emoties en verlangens

74
Q

Hoe verklaren volwassen het gedrag?

A

niet alleen in termen van hun percepties, emoties en verlangens, maar ook in termen van hun overtuigingen, en we weten dat overtuigingen zich kunnen vergissen

Als we bijvoorbeeld op een zonnige dag een man een paraplu zien dragen, kunnen we uitleggen dat hij dacht dat het die dag zou gaan regenen. Driejarigen geven echter zelden verklaringen in termen van overtuigingen (Colonnesi et al., 2008; Saxe et al., 2004), en tests geven aan dat ze niet goed begrijpen dat overtuigingen kunnen verschillen van de werkelijkheid

75
Q

Welk bewijs suggereert dat kinderen jonger dan 4 jaar meestal niet begrijpen dat mensen valse overtuigingen kunnen hebben?

A

De ontkenningen van valse overtuigingen door driejarigen zijn zelfs van toepassing op hun eigen valse overtuigingen.

Elk van hen zei: “Kleurpotloden.” Daarna kregen de kinderen (die individueel werden getest) te horen dat ze wat papier konden krijgen om op te tekenen met de kleurpotloden als ze dat wilden. Toen de kinderen terugkwamen met tekenpapier, werd de doos geopend en bleken er kaarsen in te zitten in plaats van kleurpotloden. Op de vraag wat ze dachten dat er in de doos zat toen ze hem voor het eerst zagen, zeiden de meesten: “Kaarsen.” Op de vraag waarom ze het papier hadden gekregen als ze dachten dat er kaarsen in de doos zaten, hadden de meesten geen plausibele verklaring.

76
Q

Wat is het verschil tussen valse overtuigingen en ‘pretend play’ (pretenties) bij kinderen jonger dan 4.

A

Driejarigen kunnen moeite hebben met het begrijpen van valse overtuigingen, maar ze hebben geen moeite met het begrijpen van(pretense).

Pretentie is vergelijkbaar met valse overtuiging. Beide zijn per definitie mentale concepten die afwijken van de werkelijkheid. Het enige verschil tussen de twee is dat ‘pretenties’ (prenent play) weten dat hun conceptie niet overeenkomt met de werkelijkheid, terwijl ‘valse overtuiging’ denken van wel.

77
Q

Wat is pretentie?

A
78
Q

Wat is pretentie?

A
79
Q

Wat is autisme?

A

Een zich in een vroeg stadium ontwikkelende stoornis, meestal gekenmerkt door ernstige tekortkomingen in sociale interactie, ernstige tekortkomingen in taalverwerving, de neiging om repetitieve handelingen uit te voeren en een beperkte focus van aandacht en interesse

80
Q

Wat zijn de vroegste tekenen van autisme bij zuigelingen? (3 dingen)

A
  • behoren het niet aangaan van langdurig oogcontact
  • het niet synchroniseren van emotionele uitdrukkingen met die van een andere persoon
  • het niet volgen van de blik van een ander
81
Q

Wat is mindblindheid?

A

het primaire tekort van kinderen een onvermogen is om gedachten te lezen

Anders gezegd, mensen met autisme missen een volledig ontwikkelde theory of mind - het vermogen om onze eigen gedachten, gevoelens en gedragingen en die van anderen te begrijpen

82
Q

hoewel andere dieren communicatiesystemen hebben, verschillen ze op ten minste drie belangrijke manieren van mensen, welke 3?

A

Menselijke taal is symbolisch, grammaticaal, en hoewel alle biologisch typische mensen taal verwerven, varieert de specifieke taal die kinderen leren spreken met cultuur.

83
Q

Wat zijn morfemen?

A

symbolen in een taal - gedefinieerd als de kleinste betekenisvolle eenheden van een taal, dat wil zeggen de kleinste eenheden die staan ​​voor objecten, gebeurtenissen, ideeën, kenmerken of relaties

Dus in het Engels is hond zowel een woord als een morfeem, -s is een morfeem maar geen woord, en honden is een woord dat uit twee morfemen bestaat (hond en -s). Het woord antidisestablishmentarianism bevat zes morfemen (anti-dis-establishment-ment-arian-ism), die elk een aparte vermelding hebben in een Engels woordenboek.

84
Q

Wat is het verschil tussen morfemen en non-verbale signalen?

A

Morfemen in elke taal zijn zowel willekeurig als discreet. Een morfeem is willekeurig omdat er geen overeenkomst nodig is tussen zijn fysieke structuur en die van het object of concept waarvoor het staat. Niets over de Engelse morfeemhond, of de Spaanse morfeem perro, of de Franse morfeem chien, verbindt hem natuurlijk met het vierbenige, blaffende wezen dat hij vertegenwoordigt. Dit in tegenstelling tot non-verbale signalen (besproken in hoofdstuk 3) die typisch ontstaan ​​uit en fysieke gelijkenis vertonen met acties als vechten of vluchten; dergelijke signalen communiceren intenties om deel te nemen aan de acties waarop ze lijken.

Een morfeem is discreet omdat het niet op een gegradeerde manier kan worden veranderd om gradaties in betekenis uit te drukken. Je kunt bijvoorbeeld niet zeggen dat het ene ding groter is dan het andere door het morfeem groot te veranderen. In plaats daarvan moet je er een nieuw morfeem aan toevoegen (zoals -er) of het vervangen door een ander morfeem (zoals enorm).

85
Q

Hoe kan een zin, in welke taal dan ook, worden omschreven als een hiërarchie met vier niveaus?

A

Het hoogste niveau (grootste eenheid) is de zin, die kan worden onderverdeeld in uitdrukking/frase, die kunnen worden onderverdeeld in woorden of morfemen, die kunnen worden onderverdeeld in elementaire klinkers en medeklinkers die fonemen worden genoemd.

86
Q

Welke universele overeenkomsten hebben talen?

A
  1. Symboolsystemen

2. Hiërarchische structuur van eenheden

87
Q

Wat zijn fonemen?

A

De verschillende klinkers en medeklinkers die de basis vormen voor een gesproken taal

88
Q

Wat is grammatica?

A

De volledige set regels die de toegestane manieren specificeren waarop kleinere eenheden kunnen worden gerangschikt om morfemen, woorden, woordgroepen en zinnen in een taal te vormen.

89
Q

Wat zijn syntaxisregels?

A

De set grammaticale regels voor een bepaalde taal die aangeeft hoe woorden kunnen worden gerangschikt om woordgroepen en zinnen te produceren

90
Q

Wanneer word grammatica geleerd?

A

wordt impliciet geleerd, zonder bewuste inspanning, lang voor formele scholing

Grammaticale regels in deze zin zijn als de regels die ten grondslag liggen aan de volgorde en timing van specifieke spierbewegingen tijdens het lopen of rennen; beide sets regels zijn gecodeerd in impliciet in plaats van expliciet geheugen. Over het algemeen kunnen we ze niet noemen, maar we gebruiken ze als we lopen, rennen of een gesprek voeren.

91
Q

side note: De resultaten van dergelijke experimenten suggereren dat baby’s jonger dan 6 maanden het verschil horen tussen twee geluiden die in een van de talen van de wereld als verschillende fonemen worden geclassificeerd.

A
92
Q

Wat gebeurt er na ongeveer 6 maanden beginnen er echter twee soorten veranderingen plaats te vinden in hun vermogen om onderscheid te maken tussen gelijkaardige spraakklanken.

A
  1. ze worden relatief beter in het onderscheiden van klanken die verschillende fonemen in hun moedertaal vertegenwoordigen,
  2. ze worden slechter in het onderscheiden van klanken die geclassificeerd zijn als hetzelfde foneem in hun moedertaal

Zo worden baby’s die opgroeien in Engelssprekende culturen geleidelijk beter dan voorheen in het onderscheiden van de Engelse /l/ en /r/, die verschillende fonemen zijn in het Engels maar niet in het Japans, en ze verliezen geleidelijk het vermogen om onderscheid te maken. tussen de subtiel verschillende /t/-klanken die verschillende fonemen vormen in

93
Q

Wat is het verschil tussen koeren en brabbelen?

A
  • Na twee maanden koeren - geluiden die bestaat uit herhaalde langgerekte klinkers (oooh-oooh , eeeh-eeeh).
  • Na ongeveer 6 maanden verandert het koeren geleidelijk in brabbelen, dat bestaat uit herhaalde medeklinker-en-klinkergeluiden zoals paa-paa-paa of tooda-tooda
94
Q

Wanneer komt koeren en brabbelen het meeste voor?

A

komen het vaakst voor als de baby gelukkig is

95
Q

Welke geluiden produceren baby’s het eerst jaar? (4 punten)

A
  • 2 maanden koeren
  • 6 maanden brabbelen
  • 8 maanden brabbelen met ritme en toonhoogtepatronen van de taal die ze leren
  • 10 maanden brabbelen dat steeds meer lijkt op lettergrepen van hun moedertaal
96
Q

Wat houdt de wederzijdse exclusiviteitsveronderstelling in?

A

een sterke neiging om nieuwe woorden te koppelen aan objecten waarvan ze nog geen naam kennen

97
Q

Hoe zag Chomsky grammaticale regels?

A

als aspecten van de menselijke geest die gesproken zinnen uiteindelijk (via een of meer tussenstadia) koppelen aan het systeem van de geest om betekenissen weer te geven

98
Q

Wat is universele grammatica?

A

In nativistische theorieën over taalverwerving, de aangeboren grammatica die alle menselijke talen kenmerkt

99
Q

Wat is LAD (taalverwervingsapparaat) en wie bedacht dit?

A

Chomsky’s term voor de speciale, aangeboren eigenschappen van de menselijke geest die kinderen in staat stellen hun moedertaal te leren; het omvat aangeboren kennis van de basisaspecten van grammatica die alle talen gemeen hebben en een aangeboren aanleg om aandacht te besteden aan en te onthouden van de kritische, unieke aspecten van de taal.

100
Q

Wat is pidgin-taal? (pidgin language)

A

Een primitief communicatiesysteem dat ontstaat wanneer mensen met verschillende moedertalen dezelfde regio koloniseren; het gebruikt woorden uit de verschillende moedertalen en heeft geen of een minimale grammaticale structuur

101
Q

Wat is een creoolse taal?

A

Een nieuwe taal, met grammaticale regels, die zich ontwikkelt vanuit een pidgin-taal in kolonies die zijn gesticht door mensen met verschillende moedertalen.

102
Q

Wat is language-acquisition support system (LASS)?

A

De term die door sociaal-leertheoretici wordt gebruikt om te verwijzen naar de vereenvoudiging van taal en het gebruik van gebaren die optreden wanneer ouders of andere taalgebruikers met jonge kinderen spreken, wat kinderen helpt bij het leren van taal; ontwikkeld als aanvulling op Chomsky’s concept van de LAD (taalverwervingsapparaat).

103
Q

Wat is moedertaal?

A

Ze articuleren duidelijker dan wanneer ze met volwassenen praten, gebruiken een meer muzikale toon met een grotere variatie in toonhoogte, gebruiken korte zinnen die focussen op het hier en nu, herhalen en benadrukken opvallende woorden, en gebruiken gebaren om betekenis over te brengen

en meer in het algemeen als op baby’s gerichte spraak.

104
Q

Wat is het verschil tussen simultane en sequentiële tweetaligen (bilinguals)?

(simultaneous and sequential bilinguals)

A

simultane - hebben twee talen gelijk na de geboorte geleerd. (zelfde delen in de hersenen lichten op)

sequentiële- leren een tweede taal nadat ze hun eerste taal onder de knie hebben (andere delen in de hersensen lichten op)

105
Q

Side note: Er zijn zelfs aanwijzingen dat baby’s van 7 maanden die opgroeien in tweetalige huishoudens, betere remmings- en schakelvaardigheden vertonen (afgaande op de tijd in een onderzoek waarbij baby’s naar rechts of links moesten kijken om een ​​dansende pop te zien en vervolgens van kant moesten wisselen). waar de pop werd getoond) dan baby’s uit eentalige gezinnen (Kovács & Mehler, 2009). Ten slotte is gevonden dat tweetaligheid de achteruitgang van de uitvoerende functie, die typisch optreedt op oudere leeftijd, uitstelt (Bialystok et al., 2007).

A