Hoofdstuk 1 Psychodiagnostiek & assessment Flashcards

1
Q

De leek als psycholoog

A

Iemand die zonder wetenschappelijke achtergrond psychologisch beoordeelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Predictieve validiteit

A

Maat voor de nauwkeurigheid waarmee een test toekomstige prestaties voorspelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Valid Positive (VP)

A

Correcte voorspelling van een positief resultaat. Ja - Ja.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

False Positive (FP)

A

Fout waarbij een positief resultaat ten onrechte wordt voorspeld. Ja - Nee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

False Negative (FN)

A

Fout waarbij een negatief resultaat ten onrechte positief wordt verklaard. Nee - Ja.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Valid Negative (VN)

A

Correcte voorspelling van een negatief resultaat. Nee - Nee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Correlatiecoëfficiënt

A

Statische maat voor de sterkte en richting van een relatie tussen twee variabelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sociale psychologie

A

Wetenschap die zich bezighoudt met gedrag en interacties tussen mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verstandige fouten

A

Bewuste of onbewuste fouten die toch rationeel lijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aftestgrens

A

Minimale score om voor een test te slagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ethische discussie

A

Discussie over wat moreel verantwoord is bij psychologische beslissingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Base rate

A

Standaardfrequentie van een gebeurtenis binnen een populatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Occurances & non-occurances

A

Frequentie van het wel of niet voorkomen van gebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beschikbaarheidsheuristiek

A

Heuristiek waarbij mensen hun oordeel baseren op de meest toegankelijke informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Extreme scores

A

Waarden die erg van het gemiddelde afwijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Primacy- en recency-effect

A

Beoordelingsfouten waarbij de eerste of laatste informatie de indruk bepaalt.

17
Q

Cognitieve dissonantie-reductietheorie

A

Theorie die stelt dat tegenstrijdige overtuigingen spanningen veroorzaken.

18
Q

Horn- en halo-effecten

A

Tendens om alleen de positieve of negatieve kenmerken te zien.

19
Q

Gehechtheid aan eigen oordelen

A

De neiging om vast te houden aan je eigen meningen, ondanks bewijs.

20
Q

Falsificatie

A

Methode om hypothesen te toetsen door ze te proberen te weerleggen.

21
Q

Multi-rater-methode

A

Beoordeling door meerdere beoordelaars om een objectievere conclusie te trekken.