Hfst 3 Flashcards

1
Q

Rekrutering en werving =

A

Alle activiteiten die een organisatie uitvoert met als primair doel het identificeren en aantrekken van potentiële medewerkers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beïnvloedende factoren van de keuze van rekruteringsstrategie

A

arbeidsmarktcondities, functiekenmerken, organisatiekenmerken, fase vh rekruteringsproces en wettelijke overwegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rekruteringsuitkomsten

A

Kwaliteit, kwantiteit, efficiëntie en spillover

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Klassieke rekrutering

A

Daarbij komen de doelgroep, de rekruteringsboodschap, de diverse rekruteringskanalen, het belang van timing en de invloed van rekruteerders aan bod.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Targeted recruitment

A

D.m.v. job en competentiemodeling ontdekt men de cruciale kenmerken waarover een sollicitant moet be-schikken, zo kan men de rekrutering afstemmen op bepaalde doelgroepen. Rekrutering gebeurt dus steeds gericht (=targeted recruitment)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Factoren met positieve invloed op de aantrekkelijkheid van een vacature

A
  • functie-inhoud
  • werkomgeving
  • imago
  • meer en specifiekere info
  • ongewone en unieke info
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voordelen interne rekrutering

A
  • Makkelijker om de competenties van interne kandidaten te beoordelen
  • Minder duur
  • Vacatures zijn sneller ingevuld
  • Minder tijd nodig om in te werken
  • Geeft signaal aan medewerkers dat hard werken beloond wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voordelen externe rekrutering

A
  • Vernieuwend
  • eigen opleidingskosten verlagen wanneer competenties ergens anders zijn opgedaan
  • Brengt evenwicht en bestaande hiërarchie niet uit balans
  • Wanneer er aan bepaalde normen voldaan moet zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Formele rekruteringskanalen

A

Advertenties, website, jobbeurzen, publieke bemiddelingsdiensten, uitzendbureaus, wervings- en selectiebureas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Informele rekruteringskanalen

A

Eigen personeel, spontane sollicitatie, employee referrals, wervingsreserve, vroeger personeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Realistische-informatiehypothese

A

Mensen die solliciteren via informele kanalen hebben een realistischer beeld van de functie en organisatie, waardoor ze aan zelfselectie doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Individuele-verschillenhypothese

A

Verschillende kanalen zorgen voor een diversiteit van persoonlijkheden, die leiden tot verschillende rekruteringsuitkomsten. Rekrutering via formele kanalen verloopt meestal via verschillende kanalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mediarijkheid

A

Informele kanalen werken face-to-face en dit is het rijkste medium, wat zorgt voor betere informatie en communicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Indeling van rekruteringskanalen volgens Cable en Turban

A

De mate waarin een informatiebron onder controle is van een organisatie en hoe de potentiële sollicitant info verzameld (experiënteel vs informationeel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

AIDA model

A

Attention, Interest, Desire, Action

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Candidate Relationship Management

A

Organisaties pogen online een relatie met potentiële sollicitanten aan te knopen en de behouden door bv relevante vacatures op te sturen.

17
Q

Anticyclisch rekruteren

A

Mensen rekruteren in periode van recessie

18
Q

Employer branding

A

Interne en externe promotie van een duidelijk beeld van datgene dat de organisatie als werkgever aantrekkelijk en verschillend maakt.

19
Q

Raakpuntenmodel

A

Employer branding moet tot uitwerking komen in elk mogelijk raakpunt met de medewerkers (dagelijks gedrag en HR-domeinen)

20
Q

Gepersonaliseerde rekrutering

A
  • Personalisatie op grond van fit-informatie

- Configurele personalisatie

21
Q

configurele personalisatie

A

Bij configurele personalisatie wordt de weergave van informatie over de (fit met de) organisatie en de job aangepast aan de individuele voorkeuren van de potentiële sollicitant

22
Q

ASA model

A

De basisassumptie van het ASA-model is immers dat verschillende soorten organisaties ver-schillende soorten mensen aantrekken, selecteren en behouden (Schneider, 1987). Mensen worden aangetrokken tot een organisatie die aansluit bij hun eigen interesses en persoonlijkheid (attractie). Op gelijksoortige wijze zullen medewerkers die ervaren niet goed in hun werk-omgeving te passen, de organisatie vrijwillig verlaten (attritie). Ten slotte is de organisatie geneigd bij de selectie van kandidaten niet alleen te letten op de vereiste competenties, maar ook op hoe goed de sollicitant in de organisatie zou passen (in termen van waarden, normen, gedragingen, persoonlijkheid enzovoort). De ASA-cyclus zorgt er op die manier voor dat er binnen een organisatie steeds minder verschillen te vinden zijn.

23
Q

Credibiliteit

A

belang van de credibiliteit van rekruteringskanalen. Hoe meer credibel of geloofwaardig de in-formatiebron wordt gepercipieerd, hoe groter het effect ervan. Credibiliteit bestaat uit twee componenten: expertise en betrouwbaarheid van de informatiebron.

24
Q

Defensieve impressiemanagementtechnieken

A

Die zijn reactief in plaats van proactief, aangezien ze een reactie vormen op vroegere discriminatie of gebrek aan diversiteit.

25
Q

Employee referral

A

De organisatie maakt de vacature bekend onder haar eigen medewerkers, niet met de bedoeling dat ze zelf zullen solliciteren, maar wel om de vacature te verspreiden onder familie en ken-nissen. De sollicitanten die via dat kanaal worden bereikt, zijn dus doorverwezen of aanbevolen door een huidige medewerker.

26
Q

Expectation Lowering procedure

A

Richt een ELP zich in het algemeen op de onrealistische verwachtingen die sollicitanten hebben. Los van de specifieke job en organisatie helpt die procedure om sollicitanten in te laten zien dat hun verwachtingen vaak te hoog zijn en dat het beter is om een realistisch beeld te hebben van hun intrede in een nieuwe organisatie.

27
Q

External branding

A

Het creëren of wijzigen van de reële imagopercepties van de beoogde doelgroepen.

28
Q

Internal branding

A

Binnen de onderneming waarmaken van het centrale concept.

29
Q

Jobbeurs

A

Een job- of banenbeurs richt zich vaak op een specifieke doelgroep van werkzoekenden, zoals laatstejaarsstudenten, inwoners van een bepaalde regio of leden van minderheidsgroepen. Meerdere organisaties nemen eraan deel en hebben elk een stand waarbij je informatie kunt verkrijgen over de organisatie en over specifieke jobs.

30
Q

Knelpuntberoepen

A

Beroepen waarvan de vacatures zich gewoonlijk kenmerken door langere looptijden en lagere vervullingspercentages.

31
Q

Objectieve-factorentheorie

A

In dat model wordt gesteld dat sollicitatiebeslissingen en jobkeuzes voornamelijk gebaseerd zijn op de objectieve kenmerken van de organisatie en de job, zoals een hoog salaris, interessante functie-inhoud, promotiemogelijkheden of goede ligging. Net zoals de signaaltheorie is dit een universalistisch model, omdat het ervan uitgaat dat bepaalde factoren een job of organisatie aantrekkelijk maken, los van de kenmerken van een bepaalde persoon.

32
Q

Moderne persoon-omgevingfit theorie

A

stelt dat sollicitanten zich meer aangetrokken voelen tot organisaties (persoon-organisatiefit) en jobs (persoon-jobfit) die compatibel zijn met hun eigen persoonlijke kenmerken Uit onder-zoek blijkt dat beide positief gerelateerd zijn aan de aantrekkelijkheid van de organisatie als werkgever, maar dat persoon-jobfit belangrijker wordt naarmate het rekruteringsproces vordert.

33
Q

prehire-uitkomsten

A

uitkomsten die zich situeren voor het moment van de eigenlijke indiensttreding, hieronder vallen effectiviteitsuitkomsten, efficiëntie uitkomsten en spillover effecten

34
Q

posthire-uitkomsten

A

de effecten van rekrutering op lange termijn (Met betrekking tot kwantiteit zouden we bijvoorbeeld kunnen kijken naar het percentage aangeworven kandidaten dat na drie jaar nog steeds in de organisatie werkt. Wat kwaliteit betreft, vormen de prestaties van de nieuwe medewerkers een belangrijke maatstaf.)

35
Q

Signaaltheorie

A

die stelt dat besluitvormers die geconfronteerd worden met onvolledige informatie, de informatie waarover ze wel beschikken gebruiken als signaal om afleidingen te maken over ontbrekende informatie. Bv. als sollicitanten een beperkte kennis hebben over een organisatie gaan ze de rekruteringsactiviteiten waarmee ze te maken hebben hanteren als signaal voor belangrijke kenmerken in de organisatie. (hoort bij rekruteringsmodellen)

36
Q

Spillover

A

Hierbij kunnen effecten van de rekrutering zich manifesteren op andere domeinen, zo zou een persoon die onrechtvaardig behandeld werd tijdens een sollicitatieprocedure kunnen beslissen om nooit meer een product te kopen van die organisatie.

37
Q

Subjectieve-factorentheorie

A

Deze stelt dat personen de kenmerken van een job afwegen aan hun persoonlijke waarden. Deze interactionistische benadering sluit aan bij twee ruimere theorieën nl het ASA-model en de persoon-omgeving-fittheorie.

38
Q

Verwachtingstheorie

A

(‘expectancy theory’): dit model veronderstelt dat mensen jobs kiezen die hoog scoren op attractiviteit waarvan ze verwachten dat hun inspanningen tot het verkrijgen van de gewenste job zullen leiden (‘expectancy’)