Hfst. 3 Flashcards

1
Q

Aanbodlijn

A

Een lijn die het verband tussen de prijs van een product en de aangeboden hoeveelheid van dat product weergeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Afzet

A

De hoeveelheid verkochte producten in een bepaalde periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Break-evenafzet

A

De afzet waarbij geen winst of verlies wordt gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Break-evenomzet

A

De omzet waarbij de winst precies nul is (breakevenafzet x prijs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ceteris paribus

A

Omstandigheden gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Collectieve aanbodlijn

A

Lijn die het verband weergeeft tussen de prijs en het totale marktaanbod. Dit is de optelling van alle individuele aanbodlijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Constante kosten

A

Kosten die niet veranderen als er meer of minder wordt verkocht of geproduceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Consumentenprijs

A

De verkoopprijs inclusief btw en andere prijsverhogende belastingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gemiddelde opbrengst (GO)

A

De opbrengst per verkocht product GO = To / q = p x q /q = p

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gemiddeld totale kosten (GTK)

A

De totale kosten per eenheid product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gemiddelde winst (GW)

A

De winst per product (GW = GO -GTK)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Individuele aanbodlijn

A

Lijn die het verband weergeeft tussen de prijs van een product en de aangeboden hoeveelheid van een aanbieder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Marginale kosten (MK)

A

De extra kosten als er een eenheid product meer wordt geproduceerd en verkocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Marginale opbrengst (MO)

A

De extra winst als er een eenheid product meer wordt geproduceerd en verkocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Marginale winst (MW)

A

De extra winst als er een eenheid product meer wordt verkocht (MW = MO - MK)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Producentensurplus

A

Het verschil tussen de feitelijke marktprijs en de minimale prijs die producenten willen ontvangen om de extra kosten te dekken

17
Q

Totale kosten (TK)

A

Totale variabele kosten (TVK) + totale constante kosten (TCK) (TK = TVK + TCK)

18
Q

Totale opbrengst (TO)

A

Afzet x verkoopprijs (TO = p x q)

19
Q

Totale winst (TW)

A

Totale opbrengst (TO) - totale kosten (TK) (TW= TO - TK)

20
Q

Variabele kosten

A

Kosten die veranderen als er meer of minder wordt verkocht of geproduceerd