Hfdst.7 Flashcards

1
Q

Wat zijn fotoreceptoren?

A

Dir zijn lichtgevoelige cellen in het netvlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe verliep de evolutie van het oog?

A
  1. Bij gewervelden vormden groepjes fotoreceptoren licht-detecterende organen onder de huid.
  2. Deze organen schakelde het circadiaans ritme in (licht-donker en dag-nacht).
  3. Later konden deze organen ook op schaduwen reageren.
  4. Vervolgens worden deze organen transparanter zodat meer lichtinval mogelijk is.
  5. Organen trekken naar binnen en worden met vocht gevulde ruimtes onder een transparante huid.
  6. Eerste membraan wordt dikker en wordt een ruwe lens die ervoor zorgde dat meer licht de fotoreceptoren kon bereiken.
  7. Later kan deze lens beelden projecteren op de lijn van fotoreceptoren
  8. Van licht-donker kunnen nu ook vormen worden waargenomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de functionele organisatie van het oog?

A

Hoornvlies: Cornea
Het hoornvlies is een beschermend transparant membraan om de oogbol heen. Zorgt voor de bolling van het oog.

Iris:
Ligt meteen achter het hoornvlies
Is het gekleurde gedeelte van het oog
Door de iris kan geen licht. Dat kan alleen door de pupil.
Spiervezels in de iris kunnen de pupil vergroten of verkleinen en controleren zo de hoeveelheid lichtinval.

Pupil:
Het zwarte gat in het midden van de Iris waardoor het licht naar binnen komt.

Lens:
Ligt achter de iris en de pupil.
De lens is flexibel en kan op twee manieren focussen.
De lens zorgt voor scherpe waarneming.

Netvlies - Retina
Het netvlies is een membraan dat binnenin tegen de achterkant van de oogbol ligt. Het netvlies bevat fotoreceptoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt het oog?

A

Wanneer we ons oog richten op een object, dan creëren de lichtgolven van dat object een omgekeerd beeld op ons netvlies (retina). Het brein is echter zodanig verbonden aan de Retina, dat input laag op de Retina geïnterpreteerd wordt als ‘boven’ en input die hoog op de Retina komt als ‘onder’. Zo ontstaat er via onze hersenen toch een juist beeld.

Licht komt eerst in Cornea
Dan door de Pupil in de Iris
Spiervezels zorgen voor de grootte van de pupil
Dan worden de lichtgolven opgenomen in de lens en afgebogen naar de Retina.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe werkt Transductie bij zien?

A

Via de kegeltjes en de staafjes. Dit zijn de fotoreceptoren in de Retina (netvlies).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar zorgen de kegeltjes (cones) voor? Waar liggen ze en hoeveel hebben we ervan?

A

Zorgen voor scherp waarnemen van kleur en details in helder (dag)licht.
Liggen voornamelijk in de Fovea
In elk oog hebben we ongeveer 6 miljoen kegeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de Fovea?

A

Dit is het punt van centrale focus in ons oog. Het is een gebied zo klein als een speldenknop. Het is gespecialiseerd in het onderscheiden van kleine details. De Fovea ligt midden in de Retina.

In de Fovea bevinden zich de Kegeltjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doen de staafjes (rods), waar bevinden ze zich en hoeveel zijn het er?

A

Staafjes zorgen voor het zien in gedimd licht of in het donker. Zorgen voor een hoge lichtgevoeligheid. Zo kun je toch vage contouren blijven zien in schemer/donker.

Staafjes komen overal voor in de Retina, behalve in de Fovea.

In elk oog hebben we ongeveer 120 miljoen staafjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is Rodopsine?

A

Rodopsine is een chemische stof/eiwit van de Staafjes dat reageert op licht. Als er licht op valt verandert de structuur van dit eiwit. Deze verandering zorgt voor een serie chemische reacties in het membraan van een staafje.
En dit zorgt weer voor een elektrische verandering in het netvlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe werkt het met Rodopsine als je van een lichte naar een donkere ruimte gaat?

A

Bij fel licht breekt Rodopsine in twee niet-actieve stoffen waardoor de staafjes niet meer functioneren. In zonlicht zie je dus vooral met de kegeltjes.

Als je van licht naar donker gaat, duurt het even voordat rodopsine weer geactiveerd is (ongeveer 25 minuten). Daarom zie je eerst niks. Omgekeerd duurt het ongeveer 5 minuten voordat rodopsine inactief is zodat je weer kunt zien in daglicht. In eerste instantie word je dus wel ‘verblind’ omdat de lichtgevoelige staafjes met rodopsine dan nog actief zijn, maar dat trekt al snel bij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe zien wij verschillende kleuren?

A

Bij kleuren zien komen de kegeltjes in het spel. Verschillende kleuren houden verband met verschillende golflengten. Korte lichtgolven produceren violet/blauw aan de linkerkant van het spectrum. Lange lichtgolven produceren oranje/rood aan de rechterkant van het spectrum.

Objecten die wij zien bevatten pigmenten. Dit zijn chemische substanties die bepaalde lichtgolven absorberen en bepaalde lichtgolven niet. Die niet geabsorbeerd worden, worden dus gereflecteerd richting ons oog. Zo kunnen wij de kleur van een object zien.

Dat wij verschillende kleuren tegelijk kunnen zien komt omdat we 3 soorten kegeltjes hebben: elk specifiek gevoelig voor een bepaalde bundel van lichtgolven binnen het spectrum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn fotonen?

A

Licht kun je zien als lichtdeeltjes en als lichtgolven. De lichtdeeltjes noemen we Fotonen. Fotonen vormen tezamen lichtgolven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe drukken we de lengte van een lichtgolf uit? Welke korte en lange golflengte zijn nog zichtbaar en welke niet? Hoe noemen we die laatsten?

A

Lichtgolven reizen met een constante snelheid, ofwel: de snelheid van het licht!

Licht gaat sneller dan geluid
De lichtsnelheid is ongeveer 300.000 kilometer per seconde. Het licht, de bliksemflits, is dus heel snel bij je. Veel sneller dan het geluid (de donder). Want de snelheid van geluid is ongeveer 330 meter per seconde.

De afstand tussen de 1e puls fotonen en de volgende puls fotonen bepaalt de golflengte van het licht.

Zoals al eerder gezegd: verschillende golflengten van licht nemen wij waar als verschillende kleuren. De lengte van een lichtgolf wordt uitgedrukt in Nanometer.

De kortste lichtgolflengte die nog zichtbaar is voor ons is 400 nm. Dit is violet. Kortere golflengten noemen we Ultraviolet.
De langste lichtgolflengte die nog zichtbaar is voor ons, is 700 nm. Die ervaren wij als rood. Langere golflengten noemen we Infrarood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat wordt bedoeld met Subtractieve color mixing?

A

Dit is het mengen van pigmenten en houdt in dat wit licht selectief wordt geabsorbeerd door verschillende kleurstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wordt bedoeld met Additieve color mixing? En welke 2 wetten (stellingen) horen hier bij?

A

Dit is het optellend kleuren mengen: wanneer gekleurde ‘Lichten’ in plaats van ‘pigmenten’ worden vermengd.

Deze vorm van color mixing kent 2 wetten:

  1. De drie primairen wet: dit is de stelling dat 3 verschillende lichtgolflengten elke mogelijke kleur kunnen vormen. Een moet dan een lange golf zijn (rood), een moet middenlang zijn (groen/geel) en een moet kort zijn (blauw/violet).
  2. De wet van de aanvulling: deze wet stelt dat lichtgolflengten in paren komen. En dat als deze paren worden opgeteld, ze wit lijken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt de Tri chromatische theorie in van Young en Helmholtz?

A

Deze wet / theorie stelt dat we kleuren zien door de activiteit van 3 soorten receptoren, die elk gevoelig zijn voor een andere range van lichtgolflengtes.

Er bestaan 3 soorten kegeltjes met elk hun eigen fotochemie: blauw, groen en rood. Een bepaalde golflengte van licht zorgt voor een unieke verhouding van activiteiten in de 3 soorten kegeltjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat betekent Dichromaat?

A

Mensen die dichromaat zijn hebben maar 2 soorten kegeltjes (net als de meeste niet-primaten). Voor deze mensen werkt het zien van kleuren hetzelfde als een 2-primairen wet voor het mengen van kleuren. Zij missen dus wat kleurmogelijkheden. Deze mensen noemen we ook wel (rood-groen) kleurenblind.

Dit wordt veroorzaakt door een defect op het X-chromosoom. Daarom komt dichromatie meer voor bij mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat houdt de Tegenovergestelde procestheorie in van Hering? Leg daarbij ook het principe van complementariteit uit.

A

Hering beschrijft dat kleurenperceptie wordt veroorzaakt door neuronen die toe kunnen nemen en af kunnen nemen. Afhankelijk van de lengte van de lichtgolf.

Complementaire kleuren zijn kleuren die tegenover elkaar staan in de kleurencirkel. In het kader van licht betekent dit: het mengsel van 2 complementaire lichtgolflengten zorgt voor wit licht.

Complementaire golflengten hebben een tegenovergesteld effect: zij activeren tegenovergestelde processen in de hersenen, waardoor het zien van bepaalde kleuren afneemt.

Hering stelt dat complementaire lichtgolflengtes tegenovergestelde effecten kunnen hebben. Hij stelt dat neuronen geprikkeld kunnen worden door golflengten van het ene deel van het spectrum en geremd kunnen worden door golflengten van het andere deel van het spectrum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het bewijs van Complementariteit?

A

Dit is het fenomeen ‘nabeelden’ (afterimages): wanneer je een tijd lang naar een blauw vlak kijkt en vervolgens naar een witte muur, zie je op de muur een geel vlak. Dit komt omdat de neuronen die het sterkst reageren op blauwe lichtgolven vermoeid raken als je steeds naar het blauwe vlak hebt gekeken. Als je dan naar een witte muur kijkt reageren deze neuronen (voor blauw) niet meer zo sterk dan normaal en kunnen andere neuronen veel sterker reageren, waardoor je een geel vlak ziet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat wordt bedoeld met ‘de plasticiteit van onze hersenen’?

A

Het vermogen van de hersenen om nieuwe structuren en verbindingen te laten ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe weten we dat baby’s kunnen zien?

A

Wanneer baby’s herhaaldelijk dezelfde visuele stimulus krijgen aangeboden, gaan ze steeds minder naar die stimulus kijken. Wanneer er een nieuwe stimulus wordt aangeboden, besteden ze meer tijd aan het kijken naar deze nieuwe stimulus. Dit betekent dat baby’s het verschil tussen 2 stimuli kunnen zien en minstens een kort geheugen hebben voor de oorspronkelijke stimulus.

Verder weten we dat:

  • Scherp zien substantieel verbetert in het 1e levensjaar van de baby. Maar het bereikt pas hetzelfde niveau als een volwassene na het 6e levensjaar.
  • Baby’s details kunnen zien in het gezicht van hun moeder tot 2 meter afstand
  • De ogen van baby’s nog niet goed kunnen accomoderen = focussen.
  • De lens is bij baby’s nog niet zo flexibel. Dus objecten zien ze het duidelijkst als ze ongeveer 20/25 cm van hun ogen afstaan.
  • Convergentie = beide ogen kijken naar hetzelfde + coördinatie = ogen volgen een bewegende stimulus, zijn nog slecht bij geboorte maar ontwikkelen zich snel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Is ervaring nodig om te kunnen zien? Benoem hierbij het onderzoek van Greenough (ratten in donker opgegroeid) en Maurer (baby’s met staar)

A

Greenough en anderen stelden dat het zenuwstelsel van dieren voorbereid is (door natuurlijke selectie) om bepaalde typen stimuli qua ‘zien’ te verwachten. Zij beschrijven processen waarbij synapsen worden gevormd en behouden wanneer een organisme specifiek-typische ervaringen heeft: dit zijn Ervaring-Verwachting processen. Wanneer een specifiek-typische omgeving niet aanwezig is, kan het dier geen normale visie ontwikkelen! Bijvoorbeeld ratten die opgroeiden in het donker.

Maurer: Maurer en haar collega’s deden onderzoek naar baby’s met staar. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat er verschillende gevoelige periodes zijn voor de ontwikkeling van bepaalde hersengebieden, die in verband staan met scherp zien en met de herkenning van gezichten. Visuele problemen, zoals staar, in deze perioden dienen daarom zsm verholpen te worden. Anders ontwikkelen deze gebieden in de hersenen zich niet goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe loopt het pad van de ogen naar de hersenen?

A
  • Neuronen in oogzenuw
  • Komen samen in visueel chiasme aan de basis van de hersenen
  • vormen daar optische banen
  • optische banen lopen naar celkernen in Thalamus
  • in Thalamus connectie met neuronen die naar het primaire visuele gebied in cerebrale cortex leiden
  • miljoenen neuronen in primaire visuele gebied zijn betrokken bij analyseren van visuele sensorische input.
24
Q

Wat zijn kenmerkdetectoren?

A

Dit zijn neuronen die visuele informatie detecteren en gevoelig zijn voor bepaalde elementaire kenmerken van een ‘scene’ (object e.d.). Kenmerken zijn kleur, helling, kromming, helderheid, snelheid, beweging, hoeken, balken, etc.

25
Q

Het perceptuele systeem integreert alle diverse kenmerken van een ‘scene’ tot een geheel. Dit gaat in 2 stappen. Welke?

A
  1. Kenmerkdetectie
    Treedt onmiddellijk op.
    Omvat een parallele verwerking
    Ons visuele systeem pikt alle primitieve kenmerken van alle objecten tegelijk op. Primitieve kenmerken kunnen parallel waargenomen worden. Ook al zijn er meer ‘afleiders’ in het spel.
  2. Integratie van functies
    Deze stap vergt meer tijd.
    Deze stap betreft een seriële verwerking = een verwerking die achtereenvolgens plaatsvindt, op een plaats tegelijk. Hoe meer ‘afleiders’ er zijn, hoe langer deze stap gaat duren. Ofwel: hoe langer het duurt voordat je de doelstimulus (het object waar het om draait) vindt.
26
Q

Wat is Illusoire Conjunctie?

A

Dit is het door elkaar halen van primitieve kenmerken omdat de stimuli heel kort worden gepresenteerd. Mensen gaan dan primitieve kenmerken aan een ander object koppelen, bijvoorbeeld kleur en vorm van een lijn.

27
Q

Wat is de Visie op ‘zien’. vanuit de Gestalt-psychologie? Wie zijn bekende gestalt psychologen?

A

Deze stroming benadrukt dat we een object waarnemen als een geheel. Niet als een verzameling losse kenmerken. Treisman is het hier niet mee oneens, maar stelt toch dat we eerst (weliswaar onbewust) waarnemen in delen.

Gestalt zegt: het geheel is meer dan de som der delen. Dit klopt wel: hoe wij een object zien wordt defeninieerd door de manier waarop de losse delen zijn georganiseerd. Niet alleen door de delen zelf.

Gestalt psychologen:
Max Wertheimer, Kurt Koffka en Wolfgang Kohler.

28
Q

Wat zegt de gestaltpsychologie ten aanzien van Groepering? En welke 6 basis regels onderscheiden zij?

A

De gestalt psychologie stelt dat het zenuwstelsel de natuurlijke aanleg heeft om te reageren op patronen in de stimuluswereld volgens de principes van Groepering. Hierbij kent men 6 basisregels:

  1. Nabijheid: elementen die dicht bij elkaar liggen zien we als onderdeel van hetzelfde object
  2. Gelijkenis: figuren die op elkaar lijken zien we als onderdeel van hetzelfde object
  3. Geslotenheid: neiging om een vorm als gesloten geheel te zien
  4. Goede voortzetting: als meerdere lijnen door elkaar lopen, volgen we het logische verloop van een lijn
  5. Gemeenschappelijke beweging: wanneer een aantal elementen dezelfde beweging hebben of in eenzelfde richting gaan, lijkt het of alle elementen die richting uit gaan
  6. Goede vorm: ons perceptuele systeem streeft ernaar om vormen te produceren die elegant, eenvoudig, overzichtelijk, symmetrisch, regelmatig en voorspelbaar zijn.
29
Q

Wat is het gestalt principe van Figuur en Achtergrond?

A

Door onze focus te verleggen van Figuur naar Achtergrond (en andersom), kan men verschillende dingen waarnemen.

Wanneer beide waarnemingen ieder een afbeelding vormen, spreken we van een Omkeerbaar Figuur. Bv: Gezichten links/rechts of Vaas? Je kunt deze figuren alleen niet tegelijk zien.

30
Q

Ons brein probeert logische vormen en beelden te produceren. Daarom vult ons brein ook wel eens kenmerken in die er niet zijn. Noem hiervan een voorbeeld.

A

Illusoire contouren. Hierbij zie je contouren van een figuur die er niet zijn. Bijvoorbeeld een driehoek.

31
Q

Wat wordt bedoeld met onbewuste gevolgtrekking?

A

In enkele milliseconden maakt ons visueel systeem gebruik van de visuele input die het krijgt om vervolgens heel snel conclusies te trekken over wat daadwerkelijk aanwezig is. Dit gaat dus ook wel eens ‘mis’.

32
Q

Onbewuste gevolgtrekking hangt samen met Top-Down controle. Wat wordt daarmee bedoeld?

A

Top down controle is de controle die vanuit hogere delen van de hersenen komt: onbewuste gevolgtrekking

Bottom up controle: dit is de controle die direct voortkomt vanuit de sensorische input: informatie over dat wat daadwerkelijk aanwezig is.

Waarneming is altijd een samenspel tussen top down en bottom up controle!

33
Q

Wat is Visuele Vorm Agnosie?

A

Agnosie = mensen die lijden aan deze aandoening kunnen wel zien maar weten niet wat ze zien. Ze kunnen het geheel niet benoemen.

Vorm agnosie: Mensen kunnen bepaalde kenmerken van een object (bv kleur, helderheid) wel identificeren, maar niet de vorm van een object.

34
Q

Wat is Visuele Object agnosie?

A

Mensen die hieraan lijden kunnen de vorm van een object identificeren en beschrijven maar niet de betekenis ervan benoemen.

35
Q

Er zijn twee paden (stromen) van visuele processen in het brein. Welke?

A
  1. De Wat-route: dit is de lagere, tijdelijke stroom. Gespecialiseerd in het identificeren van objecten. Loopt van het primaire visuele gebied naar het onderste gedeelte van de temporale kwab.
  2. De Waar en Hoe- route: dit is de bovenste pariëtale stroom. Loopt vanaf het primaire visuele gebied omhoog naar de pariëtale kwab. Is gespecialiseerd voor het handhaven van een ‘kaart’ mbt driedimensionale ruimten en het lokaliseren van objecten in die ruimte. Is ook gespecialiseerd in hoe iemand moet bewegen om een object op te pakken.

Schade in dit laatste pad zorgt er dus voor dat mensen grote moeite hebben om naar objecten toe te bewegen en ze op een effectieve manier op te pakken. Zelfs het volgen met de ogen van een object lukt niet goed.

36
Q

Gezichtsherkenning is heel belangrijk voor mensen. Wat wordt bedoeld met Thatcherized plaatjes?

A

Dit zijn afbeeldingen van gezichten, op de kop gepresenteerd. Het blijkt dat mensen grote moeite hebben met het ontdekken van verschillende gezichten als deze omgekeerd worden gepresenteerd. Wij zijn dus goed in het herkennen van gezichten, maar alleen als die op een normale wijze worden gepresenteerd.

37
Q

Wat wordt bedoeld met ‘eigen ras bias’?

A

Mensen hebben moeite met het zien van verschillen in gezichten als het gezichten zijn die niet tot hun eigen ras behoren.

38
Q

Welke hersengebieden zijn betrokken bij gezichtsherkenning?

A

De Fusiform Face Area (FFA): dit gebied speelt een centrale rol in het herkennen van bekende gezichten. Ligt (zie plaatje in boek) in de inferotemporale cortex, laag cq dicht bij de kleine hersenen.

Het Occipitale gezichtsgebied is betrokken bij het identificeren van nieuwe gezichten en het kunnen onderscheiden van gezichten tav andere objecten.

39
Q

Wat is Prosopagnosia?

A

Dit is gezichtsblindheid. Gebeurt bijvoorbeeld door een beroerte. Er is dan schade in het FFA.

Mensen met deze schade herkennen bekende mensen dan vaak dmv andere kenmerken (bv haarstijl, borstelige wenkbrauwen of een prominente snor).

40
Q

Waarom is binoculaire ongelijkheid (stereopsis) een aanwijzing voor ‘diepte zien’?

A

Onze ogen hebben,ieder apart van elkaar, net een iets ander beeld (binoculaire ongelijkheid). Hoe verder weg het object, hoe kleiner de ongelijkheid. Door het onderzoek van Wheatstone met zijn stereoscoop, kon hij binoculaire ongelijkheid nabootsen en zo de illusie van diepte creëren.

41
Q

Ook met 1 oog kunnen we diepte zien. Wat is hiervoor de beste aanwijzing?

A

Dat is Motion Parallax.
Dit is het veranderende beeld van een object of situatie als je je hoofd opzij beweegt. Hoe verder weg het object, hoe kleiner de verandering.

42
Q

In 2-dimensionale afbeeldingen kunnen we ook diepte zien. Wat zijn hiervoor de aanwijzingen?

A
  1. Lineair perspectief.
    Lijnen die naar elkaar toelopen duiden afstand aan.
  2. Overlapping.
    Objecten die dichterbij afgebeeld staan dekken andere objecten af zodat we weten dat die objecten dichterbij staan.
  3. Differentiële belichting van oppervlaktes.
    Door licht en donker variatie zien we diepte in een afbeelding.
  4. Relatieve beeldgrootte van bekende objecten.
    We zien de objecten in de afbeelding in perspectief: we weten dat het ene object groter is dan het andere. Bijvoorbeeld: een vrouw is op het plaatje groter dan de bergen. Dan weten we dat de vrouw (in werkelijkheid kleiner dan bergen) dichterbij staat.
  5. Positie gerelateerd aan de horizon.
    Wat dichterbij de horizon staat is verder weg en dus kleiner.
  6. Textuurgradient.
    Hoe meer textuur (details), hoe dichterbij het object is.
43
Q

Wat wordt bedoeld met Grootte-constantheid?

A

Dit is het vermogen om een object met dezelfde grootte te blijven zien, ook al ‘verandert’ de grootte in het beeld omdat het object verder weg gaat of dichterbij komt.

44
Q

Wat is de Ponzo illusie?

A

Dit is een optische illusie die werd gedemonstreerd door Italiaanse psycholoog Mario Ponzo in 1913. Hij stelde dat in de menselijke waarneming de grootte van een object wordt beoordeeld aan de hand van de achtergrond. Zie afbeelding ‘spoorlijn’ met 2 gele bielzen die even groot zijn: achterste lijkt groter!

45
Q

Wat is de Muller-Lyer illusie?

A

Dit houdt in dat objecten verschillende maten lijken te hebben doordat ze van verschillende kanten worden bekeken of dat ze een verschillend uiteinde hebben. Voorbeeld: lijnen met haakjes naar binnen of naar buiten. Lijn van de laatste afbeelding lijkt dan langer.

46
Q

Wat is Gregory’s Diepte Verwerkingstheorie?

A

Gregory probeert visuele illusies te verklaren door te stellen dat deze illusies het resultaat zijn van ‘een vroege fase van perceptuele verwerking’ die beoordeelt dat de ene lijn verder weg is dan de ander en dat dit komt door de context.

47
Q

Wat is de Maan illusie?

A

De maan lijkt enorm groot als hij dichtbij de horizon staat en klein als hij hoog in de lucht staat. Dit komt omdat wij de maan dan vergelijken met andere objecten/elementen aan de grond zoals huizen, bomen etc.

48
Q

Wat is de Verder-Groter-Dichtbij theorie?

A

Dit aan de hand van de Maan-illusie.

Vooraf:

  • onbewuste processen in onze hersenen beoordelen dat de maan ver weg is (want objecten dichtbij de horizon zijn meestal het verst weg - zie aanwijzingen diepte bij 2-dimensionaal)
  • onbewuste processen in onze hersenen beoordelen dat de maan groter is dan normaal (want omdat de maan verder weg staat - onze eerste beoordeling - maar wel door ons netvlies met dezelfde grootte wordt waargenomen, is de volgende beoordeling van onze hersenen dat de maan dan wel groter moet zijn).

De V-G-D theorie is:
Als je nu aan mensen vraagt om de afstand van de maan te beoordelen, zeggen ze dat de ‘grote’ maan waarschijnlijk dichter bij de aarde staat. Mensen weten namelijk dat de grootte van een maan niet veranderd, maar hij lijkt wel groter dus moet hij wel dichterbij de aarde staan. Deze verklaring is de Verder-Groter-Dichtbij theorie.

49
Q

Wat wordt bedoeld met Multi Sensorische Integratie? Wanneer komt dit het meest naar voren?

A

De meeste van onze ervaringen berusten op een multi zintuiglijke perceptie. We ervaren dit niet als een rommelig gebeuren maar als een goed, geïntegreerd geheel: Multi sensorische integratie. Dit is dus de integratie van informatie van verschillende zintuigen door het zenuwstelsel.

Deze integratie komt vooral naar voren als:

  • stimuli vanuit eenzelfde locatie komen
  • stimuli op hetzelfde moment verschijnen
  • als losse stimuli tot te zwakke signalen zouden leiden
50
Q

Wat wordt bedoeld met Visuele Dominantie? En wat is het Mc Gurk effect?

A

Soms is de informatie van verschillende zintuigen met elkaar in ‘conflict’. Bijvoorbeeld geluid en zicht. Vaak is het dan het zintuig ‘zien’ dat wint cq dominant is.

Voorbeeld hiervan is het Mc Gurk effect: dit effect wordt ervaren wanneer men een persoon een geluid hoort maken terwijl het gezicht een ander geluid lijkt te produceren. We letten dan toch meer op wat we zien.

51
Q

Wat is het Bouba-Kiki effect?

A

Dit is een niet willekeurige (arbitraire) overlap tussen geluiden en visuele voorwerpen: puntige vorm werden toegeschreven aan het woord kiki, ronde aan bouba. Zou te maken hebben met hoe wij het woord uitspreken (vorm van onze lippen).

52
Q

Wat doen uni modale neuronen en wat doen multi sensorische neuronen?

A

Uni modale neuronen reageren alleen op 1 type sensorische stimulatie

Multi sensorische neuronen worden beïnvloed door stimuli vanuit meerdere zintuigen.

53
Q

Wat is Synesthesie?

A

Dit is een conditie waarbij sensorische stimulatie van 1 modaliteit de sensatie in verschillende modaliteiten laat ontstaan. Iemand ziet bijvoorbeeld kleuren bij het horen van muziek. Of ziet specifieke nummers/letters in kleuren.

1 op de 20 mensen heeft dit.

De grootste inductoren (stimuli die synesthesie op gang kunnen brengen) zijn:

  1. letters en nummers
  2. muziek en geluid.

Soorten synesthetische ervaringen:

  1. Het zien van kleuren (meest voorkomend)
  2. Het horen van geluid
54
Q

Wat zijn ‘bewijzen’ dat iemand last heeft van synesthesie?

A
  • Het effect komt onvrijwillig en automatisch op
  • Het effect is consistent
  • Het effect is ruimtelijk uitgebreid
  • Het effect is gedenkwaardig
  • Het effect roept emoties op.

Waarschijnlijk is er bij synesthesie sprake van een genetisch component. Dit moet nog nader worden onderzocht en bewezen.

55
Q

Wat is, in het kader van synesthesie, de ‘cross-activate’ hypothese?

A

Deze hypothese stelt dat synesthesie een resultaat is van kruis-activatie tussen verschillende gebieden in het brein.

56
Q

Wat beweren Maurer en Maurer over Synesthesie?

A

Dat er vele neurale connecties zijn tussen verschillende zintuiglijke gebieden in de hersenen. Dat alle kinderen synesthesie hebben maar dat in de loop van hun ontwikkeling de connecties tussen de verschillende gebieden worden afgebroken wat zorgt voor een scheiding van de zintuigen. Bij volwassenen met synesthesie heeft deze scheiding niet plaats gevonden.

57
Q

Wat beweren Ramachandran en Brang over synesthesie?

A

Zij stellen dat synesthesie nog steeds voorkomt (en niet door natuurlijke selectie is uitgebannen) omdat het een functie heeft. Bijvoorbeeld voor het zien van verbanden van een hogere orde, zoals metaforen. Het is waarschijnlijk niet voor niets dat veel kunstenaars synesthesie hebben.