Hfdst. 6 Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van psychofysica?

A

Psychofysica is een onderdeel van de algemene psychologie en houdt zich bezig met onderzoek naar de meetbare relatie tussen ‘gewaarwordingen’ en ‘de fysische eigenschappen van de prikkel die deze gewaarwording veroorzaakt ‘.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De belangrijkste vragen van een psychofysicus hebben te maken met Drempelwaarden: de absolute drempel en het drempelverschil. Ook het schaalprobleem hoort hier bij. Wat houden deze termen in?

A

De absolute drempel = de minimale hoeveelheid fysische energie die nodig is om een gewaarwording op te wekken.

Het drempelverschil = het kleinste verschil in fysische energie tussen twee prikkels dat nog kan worden waargenomen.

Het schaalprobleem = de relatie tussen de sterkte van de prikkel en de sterkte van de daarbij behorende gewaarwording.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen Sensatie en Perceptie?

A

Sensatie = een gevoel. Het basisproces hoe zintuigen en het zenuwstelsel reageren op prikkels uit de omgeving. En de psychologische ervaringen die daaruit voortkomen.

Perceptie = een interpretatie. De meer complexe organisatie van zintuigelijke informatie, namelijk: hoe wordt de zintuiglijke informatie vervolgens door het brein geïnterpreteerd?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het basale proces van sensatie? (Gewaarwording van een stimulus)

A
  • Fysieke prikkel = de energie die vanuit de fysieke wereld de zintuiglijke organen binnenkomt.
  • Fysiologische reactie = de chemische en/of elektrische activiteit in zintuigen, zenuwen en brein.
  • Sensatie en Perceptie = een subjectief gebeuren, zoals deze door het individu zelf wordt ervaren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 3 algemene principes die toegepast kunnen worden op alle zintuiglijke systemen?

A
  1. Elk zintuiglijk systeem heeft verschillende receptoren en neurale paden naar het brein
  2. Zintuiglijke systemen bewaren informatie over de hoeveelheid en kwaliteit van stimuli
  3. Zintuiglijke systemen reageren meer op veranderingen dan op stabiele toestanden. Dit noemen ze Sensorische Adaptatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Receptoren kunnen signalen van buiten de cel doorgeven. Het zijn bv eiwitten in de celmembraan, het cytoplasma of de celkern waaraan een specifiek molecuul kan binden. Wat bedoelt men in dit kader met de ‘cellulaire respons’ ?

A

Wanneer een signaal molecuul aan een receptor bindt, kan de receptor een reactie in de cel op gang brengen. Denk bijvoorbeeld aan de productie van een bepaald eiwit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zintuig cellen zijn ook receptoren (zintuiglijke receptoren). Ze vangen prikkels op uit het milieu en zetten deze om in impulsen. Deze impulsen worden via sensorische zenuwen naar het centrale zenuwstelsel vervoerd.

Hoe loopt het pad van ‘zintuig’ naar ‘brein’ voor: 1. Geur?

A
  • Zintuig = Geur
  • Stimulus = moleculen opgelost in slijmvlies neus
  • Receptoren = gevoelige uiteindes van reukneuronen in het reukepitheel
  • Paden in brein = reukzenuw (1e craniale zenuw)

N.b. Hersenzenuwen of Craniale zenuwen zijn zenuwen die rechtstreeks uit de hersenen of uit de hersenstam ontspringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe loopt het pad van zintuig naar brein voor 2. Smaak?

A
  • Zintuig: smaak
  • Stimulus: moleculen opgelost in speeksel
  • Receptoren: smaakcellen in smaakpapillen op tong
  • Paden naar het brein:
    Zenuwen in delen van gezicht, glossofaryngeale zenuwen (tong/keel) en nervus vagus (zwervende zenuw met gemengde functies). 7e, 9e en 10e craniale zenuw.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe loopt het pad van zintuig naar brein voor 3. Aanraking?

A
  • Zintuig: tastzin
  • Stimulus: druk op de huid
  • Receptoren: gevoelige uiteinden van aanrakingsneuronen in de huid
  • Pad naar brein: Trigeminus zenuw (de drieling zenuw) voor aanraking boven de nek = de 5e craniale zenuw.
    Spinale zenuwen voor aanraking ergens anders.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe loopt het pad van zintuig naar brein voor 4. Pijn?

A
  • zintuiglijke waarneming: pijn
  • Stimulus: verschillende vormen van pijnlijke stimuli
  • Receptoren: gevoelige uiteinden van pijnneuronen in de huid of in ander weefsel.
  • Pad naar brein: trigeminus zenuw (voor pijn boven de nek) = 5e craniale zenuw. Spinale zenuwen voor pijn elders.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe loopt het pad van zintuig naar brein voor 5. Horen?

A
  • zintuiglijke waarneming: horen
  • Stimulus: geluidsgolven
  • Receptoren: drukgevoelige haarcellen in de Cochlea van het binnenste oor.
  • Pad naar brein: auditieve zenuw = 8e craniale zenuw.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe loopt het pad van zintuig naar brein voor 6. Zien?

A
  • zintuiglijke waarneming: zien
  • Stimulus: lichtgolven
  • Receptoren: lichtgevoelige staafjes en kegeltjes in het netvlies (retina) van het oog.
  • Pad naar brein: optische zenuw/oogzenuw = 2e craniale zenuw.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is sensorische codering?

A

Sensorische codering is het proces waarbij informatie over de kwaliteit en de kwantiteit van een stimulus wordt behouden in het patroon van Actiepotentialen, die van de sensorische neuron naar het centrale zenuwstelsel gestuurd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sensorische codering kan langs 2 dimensies gaan. Langs welke?

A
  1. Een kwaliteits dimensie: dit gebeurt door een bepaalde set van neuronen. We hebben verschillende receptoren in zintuiglijke weefsels waarvan er een aantal zodanig zijn afgestemd, dat zij als beste kunnen reageren op energie/prikkels die uit de omgeving komen. Het oog heeft zulke receptoren in het netvlies, de neus in het slijmvlies, etc.
  2. Een kwantiteits dimensie: hoe sterker een stimulus, hoe groter het actie potentiaal wordt. Dit sterke potentiaal stuurt op zijn beurt sneller actie potentialen naar de zintuiglijke neuronen. Deze snelle gang van actiepotentialen wordt door het brein geïnterpreteerd als ‘krachtige/sterke stimulus’. En andersom!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is Transductie? (Term uit de fysiologie)

A

Dit is het neurale proces waarbij receptorische cellen een elektrische verandering veroorzaken als reactie op een fysieke stimulus. Hierbij speelt ook de informatie over de kwaliteit en de kwantiteit van een stimulus, zoals deze ligt opgeslagen in de patronen van de Actiepotentialen die naar het brein worden gestuurd, een rol.

Kortweg: transductie is het transport van stimuli naar het centrale zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wordt bedoeld met Sensorische Adaptatie? Noem een voorbeeld.

A

Sensorische adaptatie ofwel ‘aanpassing’ vindt plaats wanneer sensorische receptoren lang genoeg worden blootgesteld aan bepaalde stimuli, waardoor deze niet meer opvallen. De receptoren verliezen dan hun gevoeligheid voor deze stimuli.
Bijvoorbeeld: een tabaksroker ruikt de geur van tabak niet meer, water in bad voelt na een paar tellen niet meer als loeiheet.

Maar: sensorische aanpassing gebeurt ook andersom. Door een afname van stimuli worden receptoren ineens gevoeliger.
Bijvoorbeeld: als iemand een donkere kamer binnen gaat. De pupillen verwijden zich dan zodat er meer licht naar binnen valt. De receptoren in het oog worden op dat moment gevoeliger voor licht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is psychofysica?

A

Psychofysica is een onderdeel van de algemene psychologie. Deze wetenschap houdt zich bezig met de meetbare relatie tussen gewaarwording en de fysische eigenschappen van de prikkel, die deze gewaarwording veroorzaakt.

Zonder zintuiglijke waarnemingen is er geen mentale wereld. Daarom behoort psychofysics ook tot de psychologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is, in het kader van psychofysica, de absolute drempelwaarde?

A

Dit is een maatstaf voor gevoeligheid: psychofysici zeggen ‘dit is de zwakst detecteerbare stimulus van een bepaald type’. Ofwel: de kleinste hoeveelheid van een stimulus die een persoon in 50% van de tijd nog weet te detecteren. De kleinste hoeveelheid lichtprikkel is bijvoorbeeld de absolute drempel. Deze zal dan soms wel en soms niet waargenomen worden. Maar in ieder geval de helft van de tijd wel (50%).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de differentiële drempel?

A

Deze waarde geeft het kleinste verschil aan in grootte of intensiteit, dat nog gedetecteerd kan worden in de helft van de tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat houdt ‘Webers Wet’ (Webers law) in?

A

Deze wet zegt: het is makkelijker om verschillen te detecteren bij een zwakkere stimulus dan bij een sterke stimulus. Voorbeeld: als je muziek luistert op volume 2 en je zet dat naar volume 10, dan hoor je duidelijk het verschil. Maar zet je de knop van 10 naar 15, dan is dat verschil beduidend minder goed te horen.

Webers law geldt ook voor kleur of grootte veranderingen: als deze te subtiel zijn, zullen veel mensen het niet opmerken.

Bij prijsbepaling geldt de 10% regel van Weber: als de prijs wordt verhoogd met 10%, wordt het nauwelijks opgemerkt. En als het wordt opgemerkt, hebben mensen meer de neiging om het te accepteren. We maken namelijk beslissingen op basis van verhoudingen. Verschil Originele prijs en 10% verhoging zit in een ‘grijs gebied’.

Webers law gaat wel uit van een proportionele constante (verhouding) die per onderwerp/onderdeel kan verschillen. Met deze constante worden berekeningen uitgevoerd door onderzoekers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe wordt de differentiële drempel uitgedrukt?

A

In JND = Just Noticeable Difference

Formule is: JND=kM

M= de grootte of intensiteit van de originele stumulus
K= de Weber fractie. Een proportionele constante die, afhankelijk van welk zintuig wordt onderzocht, gebruikt kan worden. Bijvoorbeeld 1/30 kan gebruikt worden voor een gewichtsoordeel. 1/100 voor een lengte oordeel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat houdt de Signaal Detectie Theorie in? (SDT)

A

Een theorie van Tanner en Swets (1954). Uitleg: het ontvangen van een stimulus heeft niet alleen te maken met de groote of sterkte van de stimulus zelf, maar ook met de kenmerken van een individuele ontvanger. Het opvangen van een zintuiglijke stimulus is dus zowel afhankelijk van de fysieke intensiteit van de stimulus als van de psychologische staat van de ontvanger.

SDT stelt dat het opmerken van een interessante stimulus (signaal) tussen oninteressante stimuli (ruis) gebaseerd is op een menselijk detectie mechanisme waarin sensitiviteit en criteria signaal detectie kunnen beïnvloeden. De SDT verschaft inzicht in dit proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke psychologische factoren kunnen een rol spelen bij signaal detectie?

A
  • Verwachtingen
  • Motivaties
  • De staat waarin de persoon verkeert (moe, alert, etc.)
  • De stemming waarin de persoon verkeert
    Etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Op welke manier kunnen mensen volgens de SDT een signaal detecteren? (beslistabel)

A
  • Hit: het signaal is er en wordt waargenomen
  • Miss: het signaal is er maar wordt niet waargenomen
  • False alarm: er is geen signaal maar er wordt wel iets waargenomen
  • Correct rejection: Correcte afwijzing - er is geen signaal en er wordt niets waargenomen

Door SDT te gebruiken in combi met verschillende statistieken, kunnen onderzoekers de zintuiglijke gevoeligheid van een persoon vaststellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

We hebben 2 chemische zintuigen. Welke zijn dat en waarom noemen we ze chemisch?

A

Reuk en Smaak zijn chemische zintuigen. Dat wil zeggen dat ze gebaseerd zijn op de werking van chemische moleculen. Het zijn systemen die gericht zijn op alarm slaan en aanvallen. Maar ook op aantrekkingskracht. Ze spelen dan ook een grote rol mbt onze emoties en drives.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is Olfactie?

A

De reukzin van de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe werkt Transductie en Codering voor Reuk? Vertrekkende bij de stimuli.

A
  • stimuli: moleculen verdampen in de lucht. Komen via de neusgaten de neusholte binnen. Worden daar opgelost in het slijmvlies dat het neusepitheel bedekt.
  • Codering: het neusepitheel bevat gevoelige terminals van reukneuronen. Zij zijn in staat om moleculen van specifieke geuren te verbinden. We kennen ongeveer 400 verschillende reukneuronen.
  • Transductie: het binden van een molecuul aan een receptor plek, zorgt voor een verandering in de structuur van de celmembraan. Dit zorgt weer voor een elektrische verandering die Actiepotentialen triggert in de axon van een neuron.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is het pad naar en het pad in de hersenen bij Reuk?

A

De axonen van de reukneuronen gaan door een poreus bot, de Zeefvormige Plaat, en komen terecht in de Olfactory bulb = de reukkolf van het brein. Hier vormen ze synapsen naar andere neuronen binnen een structuur die we Glomeruli noemen. Dit zijn een groepje capillaren (kanaaltjes/buisjes) die signalen opvangen van de reukneuronen. Voor elk soort geur is er een bepaald neuron en een bepaalde glomerulus.

De Glomeruli zenden hun output weer naar andere delen in de hersenen. De meeste naar het Limbisch Systeem en de Hypothalamus. Deze connectie is zo sterk, dat het ook wel Het Neus-Brein wordt genoemd. Ook gaat er een deel van de output naar de cerebrale cortex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hoe heeft reuk invloed op onze smaak? (Mond-Neus connectie)

A

Door te kauwen en te slikken komt er lucht de mond binnen. Deze lucht gaat vanuit de achterste mondholte naar de nasale keelholte (open verbinding) waardoor ruiken in het spel komt. Dus niet alleen smaakreceptoren spelen een rol bij proeven, maar ook de reuk.

30
Q

Geur speelt waarschijnlijk ook een rol bij het kiezen van de juiste partner (nog niet bewezen). Wel heeft men MHC ontdekt. Wat is dat?

A

MHC = the Major Histocompatibility Complex

Dit is een set met ongeveer 50 hoogvariabele genen (genen met veel verschillende alellen). Deze genen kunnen verschillende geuren detecteren + ze kunnen cellen detecteren die gebruikt worden in het afweersysteem. Daarom hebben deze MHC-genen een belangrijke evolutionaire waarde. Verschillen in MHC geven dus een verschil in geur. Hoe meer verschil in geur, hoe aantrekkelijker de partner wordt gevonden.

31
Q

Wat zijn Feromonen?

A

Dit zijn vluchtige moleculen die boodschappen overbrengen tussen individuele organismen van hetzelfde soort. Dit gebeurt alleen bij dieren en sommige planten (bewezen). De verspreiding van feromonen zorgt voor het triggeren van specifiek gedrag zodat daar een reactie op komt. Spelen dus een rol bij bv seksuele aantrekkelijkheid, afbakening van territorium en het reguleren van bepaalde hormoonproductie.

32
Q

Wat is het vomeronassaal orgaan? Ook wel het Jacobsons orgaan genoemd?

A

Dit orgaan bevindt zich bij veel zoogdieren in de neusholte en bevat receptorencellen die reageren op feromonen. Bij de mens is dit afwezig. Wordt wel aangemaakt bij het menselijk embryo maar wat ervan overblijft is een klein buisje zonder verbinding naar de hersenen. Er is wel gesuggereerd dat dit orgaan een endocriene functie heeft gekregen. Want ook bij de mens speelt lichaamsgeur en partnerkeuze een rol (zie proef met zweet-tshirts). Maar het is nog niet bewezen.

33
Q

Welke gebieden op het menselijk lichaam verspreiden de meeste geur?

A
Die gebieden waar vaak haar zit:
Kruis
Navel
Tepels 
Oksels
Wangen 
Voorhoofd 
Boven op het hoofd
34
Q

Smaak is, net als reuk, ook een chemisch zintuig. Hoe verloopt Transductie en Codering bij Smaak? (beginnend bij de stimuli)

A
  • Stimuli: moleculen komen in het speeksel op de tong terecht en worden daarin opgelost. De receptoren voor smaak vinden we op speciale smaakreceptorcellen. Deze cellen bevinden zich in de paddenstoel-vormige smaakpapillen (Fungiform papillae). Elke smaakpapil bevat tussen de 50 en 100 receptorencellen. De meeste mensen hebben tussen de 2000 en 10.000 smaakpapillen. 2/3 daarvan bevindt zich op de tong. De rest in het gehemelte en de keelopening.
  • Codering: moleculen die in de mond komen moeten eerst opgelost worden in het speeksel. Daarna komen ze pas in contact met de gevoelige uiteinden van speciale, passende smaakreceptorcellen. Elke smaak heeft zijn eigen, specifieke smaakreceptorcellen.
  • Transductie: het binden van een molecuul aan een receptor-plek zorgt voor een verandering in de structuur van de celmembraan. Dit zorgt vervolgens voor een elektrische verandering die Actiepotentialen triggert. Bij smaak is dat eerst in de smaakreceptoren. En vervolgens, door een synaptische transmissie, in neuronen die naar het brein leiden.
35
Q

Hoe verloopt het pad naar en in de hersenen voor Smaak?

A

Smaakneuronen hebben een sterke connectie met het limbisch systeem en de cerebrale cortex - de insula. De connectie met dit primaire smaakgebied in de cortex is zo gearrangeerd, dat verschillende groepen van neuronen selectief reageren op elke basale smaakcatagorie. Vanuit het primaire smaakgebied in de cortex worden vervolgens weer signalen gezonden naar andere gebieden in de cortex.

36
Q

Wat zijn de 5/6 primaire smaken?

A
Zoet
Zout
Zuur
Bitter
Umami
Vet - deze wordt sinds kort door sommige onderzoekers als 6e smaak vernoemd
37
Q

Bitter is, net als zuur, een smaak die kan duiden op gevaar en zaken die slecht voor ons zijn. Noem 2 voorbeelden waaruit dat blijkt.

A

Bij Zwangere vrouwen neemt de smaak voor bitter toe, vooral tijdens de eerste 3 maanden! Foetus is dan het kwetsbaarst.

Veel jonge kinderen lusten geen bittere groenten. Zij moeten nog leren wat van die bittere groenten wel if niet gezond is. Dus bittere smaken worden per definitie geïnterpreteerd als ‘niet goed’.

38
Q

Wat zijn Superproevers?

A

Vrouwen zijn gevoeliger voor bittere smaken dan mannen. Ongeveer 35% van de vrouwen zijn Superproevers, met een specialiteit voor de smaak Bitter. Superproeven wordt veroorzaakt door 1 dominant gen, die ervoor zorgt dat superproevers veel meer smaakpapillen hebben.

39
Q

Pijn is een somatisch zintuig. Net als aanraking, temperatuurgevoeligheid en Proprioceptie. Wat is dat laatste?

A

Ervaren hoe de stand/houding van je lijf en ledematen zijn.

Somatisch = lichamelijk.
Je kunt Pijn over heel het lichaam ervaren. In diverse organen en weefsels. Pijn ervaar je alsof het vanuit je lichaam zelf komt. En niet van buitenaf.

40
Q

Pijn is een lichamelijke ervaring, maar ook een emotie, een drive en het heeft een evolutionaire waarde. Leg deze laatste 3 uit.

A

Pijn als emotie: je ziet aan iemands gezichtsuitdrukking of hij pijn heeft (zie emoties). Het komt ook terug in het feit dat iemand overspoeld kan worden door pijn en daardoor aan niets anders meer kan denken. De ratio wordt zo goed als uitgeschakeld.

Pijn als drive: pijn zet iemand ertoe aan om iets aan die pijn te doen, zodat deze minder wordt. Ook zorgt pijn ervoor dat de persoon leert van die situatie, zodat hij weet wat hij in de toekomst moet doen om deze pijn te vermijden.

De evolutionaire waarde van Pijn: het draagt bij aan overleven door zijn waarschuwende functie zodat gevaar op tijd wordt waargenomen.

41
Q

Pijnneuronen zijn dunner dan andere neuronen in de huid. Welke pijnneuronen heb je en hoe noemen we de terminals (uiteinden) daarvan?

A

De uiteinden van Pijnneuronen noemen we ‘vrije zenuwuiteinden’.

Je hebt 2 soorten neuronen voor pijn:
1. C-vezels: deze zijn erg dun, hebben geen myeline, zijn algeheel gevoelig en langzaam geleidend: Deze C-vezels zorgen voor de vervelende, zeurende pijn die na de 1e pijnscheut komt en die langer aanhoudt.

  1. A-delta vezels: zijn dikker, hebben wel myeline, zijn heel gevoelig voor druk of temperatuur, geleiden snel: Deze A-vezels geven je de eerste scherpe pijn die je voelt als je je bv snijdt.
42
Q

Er zijn in de hersenen 3 verschillende gebieden met betrekking tot 3 verschillende componenten van pijn. Welke componenten horen bij welke gebieden?

A
  1. De zintuigelijke (lichamelijke) waarneming van pijn: somato-zintuiglijke cortex.
  2. De eerste, emotionele en motivationele (drive) component van pijn die direct een vervelend gevoel geeft en zorgt voor de motivatie om daaraan te ontsnappen: limbisch systeem - cingulaire cortex en insulaire cortex.
  3. De tweede, emotionele en motivationele component van pijn die meer cognitief van aard is en gebaseerd op ervaring. Dit is lijden en je zorgen maken over hoe het in de toekomst verder gaat: Cortex - prefrontale kwab.
43
Q

Omschrijf in het kort wat de de Poort theorie (Gate Control Theory) inhoudt.

A

Dit is een begrip uit de pijnbestrijding. De theorie gaat ervan uit dat het ruggenmerg niet als enige pijnprikkels doorgeeft aan het centrale zenuwstelsel. Maar dat er als het ware 2 poorten zijn (in ruggenmerg en hersenstam) die een pijnprikkel kunnen moduleren (aanpassen). De poort kan open/dicht om pijn in meer of mindere mate door te laten gaan naar het centrale zenuwstelsel en vervolgens naar het brein.

Deze theorie uit 1965 komt van psycholoog Melzack en anatoom Wall. Gaf de start voor meer onderzoek naar de modulatie van pijn binnen het zenuwstelsel.

44
Q

Hoe werkt de poort volgens de poorttheorie?

A

Er is een poort in de hersenstam voor pijnprikkels boven de nek. En er is een poort in het ruggenmerg voor pijnprikkels vanuit de rest van het lichaam. Deze poorten geven pijnprikkels door aan het centrale zenuwstelsel en die vervolgens aan de hersenen. Het begint bij de C-vezels (fibers) en A-delta vezels. Zij zijn de sensorische neuronen voor pijn. Zij nemen de pijnstimulus waar en geven dit door aan het centrale zenuwstelsel. Bij ‘een poort’ eindigen de axonen van deze sensorische neuronen en wordt hun input doorgegeven aan pijntransmissieneuronen. Echter, de mate waarin deze pijntransmissieneuronen reageren op deze sensorische pijnneuronen, is afhankelijk van de input van ‘pijn-exciterende neuronen’ en ‘pijn-inhiberende neuronen’. Deze specifieke neuronen krijgen hun informatie van hoger gelegen hersengebieden! Denk aan emoties, verwachtingen en selectieve aandacht. Dus: de specifieke pijn-exciterende en pijn-inhiberende neuronen kunnen de pijntransmissieneuronen in meer of mindere mate ontvankelijk maken voor de input van de sensorische pijnneuronen. De exciterende neuronen openen een poort, de inhiberende neuronen sluiten een poort. Wanneer een poort gesloten is, wordt pijngewaarwording geinhibeerd (geblokkeerd). Zelfs als de pijnbron aanwezig blijft.

45
Q

Welke mechanismes laten (om goede redenen) Pijn toenemen?

A
  • Als het immuunsysteem reageert: dan weet het brein dat er sprake is van ziekte en dat het individu moet gaan rusten. De reactie van het immuunsysteem stimuleert neuronen in het brein die er vervolgens voor zorgen dat er tijdens de ziekte pijn ontstaat. Zodat het individu gaat rusten en meer energie overhoudt om de ziekte te bestrijden.
  • Een verwonding: dit zorgt voor directe pijn door de C-vezels en A-delta vezels in de huid. De zintuiglijke neuronen worden nu gevoeliger dan dat ze waren voor pijn. Dus een lichte aanraking doet al pijn. Dit zorgt ervoor dat de wond met rust wordt gelaten en beter kan genezen.
46
Q

Welke mechanismen laten Pijn afnemen?

A
  • PAG: dit is het ‘Periaqueductal Gray’ gebied. Een groot zenuwcentrum in het middenbrein om pijn af te laten nemen. Elektrische stimulatie van dit gebied bleek een groot pijn- remmend effect te hebben.
  • Morfine en andere opiaten: zij werken pijnremmend. Kan deels veroorzaakt worden door de directe invloed die zij hebben op het PAG.
  • lichaamseigen chemicaliën (bijvoorbeeld endorfinen): deze chemicaliën kunnen ook remmen op pijn. Sommigen worden geproduceerd in het brein, sommigen in het ruggenmerg. Anderen als hormonen in de Hypofyse en in de bijnieren.
47
Q

Wat is analgesie?

A

Een ongevoeligheid voor pijn.

48
Q

Wat is stress-analgesie?

A

Dit vindt plaats in extreme situaties waarbij overleven de prioriteit heeft. Op dat moment zien we een afname van pijngevoeligheid. Hierbij speelt de aanwezigheid van endorfine ook een rol.

49
Q

Wat kan nog meer zorgen voor analgesie?

A

Geloof en Vertrouwen. Wijst zich bij bepaalde geloofsrituelen die heel pijnlijk zijn maar waarbij pijn niet wordt gevoeld.

Of bij het nemen van een placebo: men gelooft dat de neppil helpt tegen pijn. En daardoor ervaart men ook minder pijn.

Wetenschappers vermoeden dat deze situaties ook te maken hebben met het vrijkomen van endorfinen.

50
Q

Wat is Navigeren via sonar? En wat is Echolocatie?

A

Sonar = weten waar je bent, waar je naartoe kunt en waar obstakels zijn door reflecterende geluidsgolven.

Echolocatie = dmv de echo van een geluid weten waar iets of iemand zich bevindt.

51
Q

Amplitude is?

A

De maximale uitwijking van een trilling ten opzichte van de evenwichtsstand (lijn). Bij geluid: Als de druk van moleculen (amplitude) toeneemt, neemt de geluidssterkte toe.

Zachte toon: licht glooiende golf tov lijn
Harde toon: hogere golven tov lijn

De geluidssterkte wordt uitgedrukt in decibel (dB).

52
Q

Wat is frequentie?

A

De frequentie geeft aan hoe vaak een golf voorkomt binnen een bepaalde tijd. Hoe hoger de frequentie, des te dichter komen de golven achter elkaar aan. Bij geluid betekent dat: een hoger geluid (of een hogere toon).

Hoge toon: golven kort op elkaar
Lagere toon: golven verder uit elkaar

De eenheid van frequentie is hertz (Hz). Dit betekent eigenlijk trillingen per seconde (s -1 ).

53
Q

Waar bestaat het Buitenoor uit?

A

Oorschelp
Gehoorgang
Trommelvlies

Dient als koker om het geluid op te vangen alwaar het trommelvlies gaat trillen

54
Q

Waar bestaat het Middenoor uit?

A

Een met lucht gevulde ruimte achter het trommelvlies. Bestaat uit 3 kleine gehoorbotjes/beentjes:
- De Hamer
- Het Aambeeld
- De Stijgbeugel
Deze zitten aan twee membranen vast:
Het trommelvlies en het Ovale venster. Geluid laat het trommelvlies trillen - drie botjes gaan trillen - Ovale venster gaat trillen.

Functie middenoor: zorgen dat de druk van de geluidstrillingen toeneemt zodat deze doorgegeven worden aan het binnenoor cq het slakkenhuis.

55
Q

Waar bestaat het Binnenoor uit?

A

Evenwichtsorgaan
Slakkenhuis (Cochlea) Ronde venster
Gehoorzenuw

Door trillingen, doorgegeven via het middenoor, ontstaan er golven van beweging in de vloeistof van het slakkenhuid (Cochlea). Dit wekt een chemische reactie op die de bijbehorende zenuwuiteinden activeert. Deze zenuwuiteinden geven vervolgens een boodschap door aan de bijbehorende hersengebieden.

56
Q

Hoe werkt Transductie (in het binnenoor) bij Horen?

A

De trillingen van het geluid worden via de gehoorsbeentjes doorgeven. De vloeistof in het slakkenhuis komt in beweging en de ontelbare kleine haarcellen buigen door deze beweging. Hierdoor wordt een chemische reactie opgewekt die bijbehorende zenuwuiteinden activeert. De zenuwuiteinden geven vervolgens een boodschap door aan het hersengedeelte dat geluidssignalen verwerkt. Daarnaast verwerkt het binnenoor informatie over het evenwicht.

In het slakkenhuis: door het buitenste kanaal trilt de vloeistof langs het binnenste kanaal. Aan de onderkant van het binnenste kanaal zit een membraan dat het binnenste kanaal afscheidt van het buitenste kanaal. Dit is het Basilaire membraan. Hierop zitten ongeveer 20.000 haarcellen. Elke aparte haarcel vormt vervolgens een synapsen die de transductie verzorgen.

57
Q

Waar bevindt zich het basilaire membraan en het tectoriale membraan?

A

Het basilaire membraan is de onderste buitenrand van het binnenste kanaal van het slakkenhuis. Het tectoriale membraan ligt in het midden van het binnenste kanaal.

58
Q

Er zijn twee soorten doofheid. Welke? En welk gehoorapparaat kan hierbij helpen?

A
  1. Geleidingsdoofheid (conduction deafness): hier is sprake van beschadiging in het Middenoor. Als de gehoorsbeentjes stijf worden, kunnen ze de trillingen niet meer goed doorgeven aan het slakkenhuis.

Hier helpt een concessioneel gehoorapparaat = versterkt de trillingen mbv trillingen binnen andere botten in het gezicht.

  1. Neurale doofheid (sensory-neural deafness): dit is het gevolg van schade in het Binnenoor aan de haarcellen of de auditieve neuronen. Oorzaak kan zijn: te harde muziek of daar langdurig aan blootgesteld zijn (dB boven de 100).

Hier kan een slakkenhuisimplantaat (cochleair implantaat) helpen: dmv een chirurgische ingreep wordt er een slakkenhuis implantaat aangebracht. Dit helpt overigens alleen als het schade aan de haarcellen betreft. Het implantaat transformeert geluid in elektrische impulsen rechtstreeks het slakkenhuis in.

59
Q

Ook bij Horen is er sprake van codering. Wat bepaalt onze perceptie van toonhoogte?

A

Onze perceptie van toonhoogte hangt af van de plek waar het geluid terecht komt op het basilaire membraan.

  • Hoge frequenties produceren golven die over een korte afstand reizen en die niet ver van het ovale venster af pieken (proximale einde membraan).
  • Lage frequenties produceren golven die over een langere afstand reizen en die verder van het ovale venster af pieken. (meer distale gedeelte van het membraan)
60
Q

Wat is de hypothese van Bekesy?

A

Snel vurende neuronen die komen vanaf het proximale einde van het membraan worden door de hersenen geïnterpreteerd als ‘hoge tonen’.

Snel vurende neuronen die komen vanaf het meer distale gedeelte van het membraan worden door de hersenen geïnterpreteerd als ‘lage tonen’.

61
Q

Wat zijn de primaire receptoren (receptorcellen) voor horen? Onlangs bewezen.

A

Dat zijn de binnenste rij haarcellen.

De buitenste 3 rijen haarcellen hebben waarschijnlijk een andere functie. Wat ze zien is dat deze verstijven als ze worden geactiveerd en dat de geluidsgolf dan versterkt en verscherpt wordt.

62
Q

Hoeveel Hertz (plusminus) hebben lage tonen, midden tonen en hoge tonen?

A
Laag = 100 Hz
Midden = 1000 Hz
Hoog = 10.000 Hz
63
Q

Waarom verliezen oudere mensen eerder hun vermogen om hogere tonen te horen dan om lagere tonen te horen?

A

Omdat de haarcellen voor hogere frequenties gedurende een leven intensiever worden gebruikt dan die voor lagere frequenties. Ze slijten dus eerder. De haarcellen voor hogere frequenties worden namelijk ook voor andere frequenties gebruikt.

64
Q

Wat speelt ook een rol als het om codering gaat van frequenties die onder de 4 Hz liggen? Bijvoorbeeld de menselijke stem.

A

De timing van de activiteit.

65
Q

Welke gebieden in het brein zijn betrokken bij het proces van het waarnemen van toonhoogten?

A
  1. Neuronen in de primaire auditieve cortex. Zij zijn Tonotopisch georganiseerd. Dat wil zeggen: elke neuron in de primaire auditieve cortex is maximaal verantwoordelijk voor geluiden met een bepaalde frequentie. Deze specifieke neuronen zijn systematisch gerangschikt. Zo, dat neuronen voor hoge frequenties aan het ene eind zitten van dit corticale gebied en neuronen voor lagere frequenties aan het andere eind. Afhankelijk van welke neuronen het meest actief zijn, horen wij hogere of lagere tonen of een combinatie daarvan.
  2. De Sulcus Intraparietalis.
    Dit is een hersengroef die ligt in de pariëtale kwab van de grote hersenen. Deze krijgt input uit de primaire auditieve cortex (zie hiervoor). Deze hersengroef vormt de grens tussen het bovenste en het onderste wandkwabje en is betrokken bij zowel muzikale als visuele waarneming.
66
Q

Hoe lokaliseren wij geluiden?

A

Dit hangt af van de tijd waarin elke geluidsgolf een van onze oren bereikt: eerder links, rechts of in beiden oren tegelijk? Er zijn specifieke neuronen die of juist reageren op ‘beide oren gelijk’ of op links/rechts (waarbij ze het kleinste verschil kunnen opmerken). Deze neuronen helpen ons door die informatie door te geven aan dat deel van het brein, dat ons helpt om geluid te lokaliseren.

67
Q

Wat wordt bedoeld met Fonemische Restauratie?

A

Fonemen zijn de klinkers en medeklinkers in een woord. Fonemische restauratie gebeurt als mensen de klinkers of medeklinkers horen die zijn weggelaten. Het is dus eigenlijk een auditieve illusie. Je hoort iets dat er niet is. Dit fenomeen geeft aan dat veel van onze perceptie mbt horen ontstaat vanuit een kort auditief geheugen dat maar voor een paar seconden aanhoudt en dan al weer kan wijzigen.

68
Q

Illusoire restauratie is ook aangetoond mbt muziek. Hoe?

A

Mensen horen dan de ontbrekende tonen toch, alsof deze ook daadwerkelijk worden gespeeld.

69
Q

Wat is een voorwaarde om illusoire restauratie bij muziek te onderzoeken?

A

Het ‘gat’ (of de gaten) dat je in dit soort onderzoek creëert moet dan wel opgevuld zijn met een ander geluid. Het mag geen stilte zijn. Dan werkt het niet.

70
Q

Wat is proprioceptie?

A

Naast de zintuigen voor bewuste waarnemingen als horen, zien, proeven etc. worden ook nog ‘evenwichtszin’ en ‘proprioceptie’ genoemd = gewaarwording van spierspanning en rek in spieren en pezen zodat je weet hoe je lijf ‘staat’. Deze zintuigen zorgen er dus voor dat je bewust bent van de aanwezigheid van je lichaam (in welke stand het staat) of waar een lichaamsdeel zich bevindt (houding).