Hfdst. 8 Flashcards

1
Q

Hoe wordt Leren gedefinieerd in dit hoofdstuk?

A

Elk proces dat door ervaringen van een individu op een zeker moment, kan zorgen voor een wijziging in het gedrag van een individu op een later moment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn in het kort 3 verschillen tussen Klassieke conditionering en Operante conditionering?

A

Klassieke:

  • Pavlov
  • betreft het plaatsen van een neutraal signaal voor een reflex
  • kijkt naar het onvrijwillige automatische gedrag.

Operant:

  • skinner
  • betreft het toepassen van bekrachtiging en/of straffen na bepaald gedrag
  • kijkt naar het bekrachtigde en/of verzwakte vrijwillige gedrag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt een Reflex omschreven?

A

Dit is een simpele, relatief automatische opeenvolging (sequentie) van een stimulus-respons situatie. Direct ‘ondersteunt’ vanuit ons zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent Gewoonte/Gewenning (habituatie)?

A

Omdat reflexen direct ondersteund worden vanuit ons zenuwstelsel, kunnen ze beïnvloed worden door ervaringen die plaatsvinden in onze omgeving.

Gewenning aan stimuli zorgt voor een daling in de omvang van reflexieve reacties. Dit gebeurt als de betreffende stimuli herhaaldelijk achter elkaar plaatsvinden. Als we gewend raken aan steeds terugkerende stimuli en er volgt geen gevaar, dan wordt het een gewoonte en reageren we er niet meer op. Dit is de simpelste vorm van leren. Het zorgt dus niet voor een nieuwe stimulus-respons maar zwakt de bestaande af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de procedure bij Klassieke conditionering?

A

Voor conditionering:

  • een neutrale stimulus (bij Pavlovs honden: de bel)
  • een ongeconditioneerde stimulus (het voedsel)
  • een ongeconditioneerde respons (het kwijlen)

Tijdens de conditionering wordt de neutrale stimulus (bel) gegeven voor de ongeconditioneerde stimulus (voedsel) wat leidt tot de ongeconditioneerde respons (kwijlen).

Na conditionering is er:

  • een geconditioneerde stimulus (de bel)
  • een geconditioneerde respons (het kwijlen bij de bel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geconditioneerde responsen kunnen ‘uitsterven’. Wat is hiervoor de term? Wanneer gebeurt dat? En kan het ook weer worden hersteld?

A

Term: extinctie

Geconditioneerde responsen sterven uit (blijkt meer een kwestie van ‘geremd worden’ te zijn) als:

  • de geconditioneerde stimulus herhaaldelijk wordt aangeboden zonder beloning (de ongeconditioneerde stimulus)
  • de geconditioneerde stimulus lange tijd niet wordt aangeboden en de ongeconditioneerde stimulus ook niet.

De conditionering kan weer terugkomen. Dit blijkt uit experimenten waarbij het conditioneringsexperiment opnieuw wordt opgebouwd. De neuronen die een rol spelen bij conditionering kunnen dus wel zorgen voor afremming van de geconditioneerde respons maar er niet voor zorgen dat deze in het geheel verdwijnt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is Discriminatie Training?

A

Dan wordt de respons op de ene stimulus bekrachtigd en op de andere stimulus ‘uitgedoofd’. Voorbeeld: honden kregen bij een echt pikzwart vel voedsel. Leerden dat zelfs een bijna zwart vel geen voedsel bracht. Gingen dus alleen nog kwijlen bij een pikzwart vel en leerden de kleinste verschillen te detecteren tussen zwart en donkergrijs tinten.

Zo kun je dus zintuiglijke capaciteiten trainen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt bedoeld met Generalisatie?

A

Generalisatie wil zeggen: de geconditioneerde respons ontstaat ook bij stimuli die op de oorspronkelijke, geconditioneerde stimulus lijken. Bijvoorbeeld: de bel van Pavlovs honden wordt vervangen door een ander soort belgeluid. Ook dan reageren de honden met kwijlen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt bedoeld met Generalisatie als ‘index’ voor subjectieve gelijkheid? En welk experiment toonde dat aan?

A

Onderzoekers na Pavlov ontdekte dat niet alleen stimuli die op elkaar lijken zorgen voor dezelfde respons, maar ook stimuli die door ons op eenzelfde subjectieve wijze worden geïnterpreteerd cq betekenis krijgen. Bijvoorbeeld: studenten werden geconditioneerd en gingen kwijlen bij bepaalde woorden. Toen ze woorden kregen die qua betekenis leken op de geconditioneerde woorden, gingen ze ook kwijlen. Dus niet bij woorden die qua klank of uitspraak erop leken!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is Leren volgens de behaviorisen?

A

Leren is volgens hen: het gedrag van een persoon in het heden wordt altijd bepaald door ervaringen van deze persoon uit het verleden.

Zij haalden de inspiratie voor deze stelling uit het werk van Pavlov. Hieruit kwam de S-R theorie voort. Pavlov keek hier overigens genuanceerder naar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wie is de grondlegger van het Behaviorisme en wat kenmerkt ze?

A
  • John B. Watson (1913) is de grondlegger
  • Vermijden in hun theorieën niet-zichtbare zaken als beleving, emoties, gedachten etc.
  • richten zich op het zichtbare/observeerbare
  • ontkennen mentale processen niet maar vinden ze niet bruikbaar (te vaag/obscuur).
  • zien gedrag meer als reflex-achtig van aard. Daarom passen de bevindingen van Pavlov hier goed bij.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de Stimulus-Respons (S-R) Theorie?

A

Dat er bij conditionering een direct verband bestaat tussen de geconditioneerde stimulus en de respons.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kijkt Pavlov daar naar en wat is zijn Stimulus-Stimulus (S-S) Theorie?

A

Pavlov zegt dat er bij conditionering een verband bestaat tussen de geconditioneerde stimulus, dat er vervolgens een voorstelling wordt gemaakt van de ongeconditioneerde stimulus en dat dan pas een geconditioneerde respons ontstaat. Er is dus geen rechtstreeks verband tussen de geconditioneerde stimulus en de respons. De mens of het dier Leert (!) dus een verband tussen een stimulus en een andere stimulus. Niet tussen een stimulus en een respons.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk experiment bewijst dat de S-S theorie van Pavlov juist is?

A

Het experiment van Rescorla (1973) met ratten en lichtflitsen/hard geluid. Ratten schoten bij lichtflits in combi met hard geluid in een Freeze. Toen paste Rescorla gewenning toe: deel van de ratten liet hij wennen aan hard geluid zonder toepassing van de lichtflits. Uiteindelijk reageerden de ratten niet meer met een Freeze bij het harde geluid. Toen bracht hij de flits er weer in. Als de S-R theorie zou werken zouden de ratten opnieuw in een Freeze schieten bij de flits. Omdat ze de connectie lichtflits-freeze geleerd zouden hebben. Dit gebeurde echter niet. Vanuit de S-S theorie is dit logisch omdat de ratten de connectie tussen de lichtflits en het harde geluid hebben geleerd. Aan het harde geluid zijn ze inmiddels gewend geraakt dus komt ook de freeze-respons niet meer op.

Zoals al eerder gezegd: gewoonte reduceert altijd de mate van respons.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wordt bedoeld met De Verwachtingstheorie?

A

Bij de S-S theorie gaat men uit van een mentale voorstelling van de stimulus. Deze voorstelling zou je ook kunnen omschrijven als ‘verwachting’. Pavlovs honden leerden dus om voedsel te verwachten als ze een bel hoorden. Dit noemen we De Verwachtingsttheorie.

Conditionering werkt dus vooral als Voorspeller: mens of dier verwacht iets en reageert daarop. Het is dus geen kwestie van een domme, onvrijwillige respons.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Er zijn 3 omstandigheden die NIET leiden tot klassieke conditionering als er een nieuwe stimulus wordt gekoppeld aan een ongeconditioneerde stimulus. Wanneer is dat?

A
  1. Als de geconditioneerde stimulus niet vooraf gaat aan de ongeconditioneerde stimulus. Deze kent dan geen voorspellende waarde en wordt daarom genegeerd.
  2. Als de geconditioneerde stimulus geen verhoogde kans geeft op het verschijnen van de ongeconditioneerde stimulus. Ook dan verliest de geconditioneerde stimulus zijn waarde.
  3. Als mens of dier al een andere, goede ‘voorspeller’ heeft. Dan wordt de geconditioneerde stimulus overbodig cq ineffectief.

Bij dat laatste ontstaat het Blocking effect: het ‘probleem’ is al opgelost door een andere stimulus. Nieuwe stimuli hebben dan geen waarde en worden geblokt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vanuit evolutionair perspectief is klassieke conditionering een manier voor individuen om te leren zichzelf voor te bereiden op aankomende gebeurtenissen die biologisch significant zijn. Welke 2 ongeconditioneerde stimuli zag Watson bij kinderen die Angst veroorzaakten?

A
  1. Plotseling een hard geluid

2. Plotseling losgelaten worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welk experiment toonde aan dat een baby geconditioneerd kan worden en Angst ervaart door de combi van een bepaalde stimulus met een hard geluid?

A

Experiment van Watson en Rayner met baby Albert en het ratje op schoot. Hij gaat de komst van het ratje associëren met het harde geluid. Later ook bij andere harige beesten (generalisatie).

Wayner is een behaviorist en ziet angst niet als een gevoel maar als een set van observeerbare responsen: adem die stokt, spieren die stijf worden, het weg willen kruipen/rennen van het object etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat wordt bedoeld met Evaluerende (evaluatieve) conditionering?

A

Deze term refereert aan de veranderingen in sterkte van ‘iets (een stimulus) leuk of niet leuk vinden’, als deze stimulus gepaard gaat met een andere, positieve of negatieve stimulus.

Experimenten tonen aan dat onze beoordeling (evaluatie) van het leuk/niet leuk vinden van een stimulus in een bepaalde mate gestuurd wordt door klassieke conditionering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is Het appetizer effect?

A

Dit houdt in dat je een signaal (stimulus) waarneemt die voorspelt dat er voedsel in aantocht is. Dit signaal zet een heie reeks van processen in gang die het lichaam voorbereiden op de komst van eten. Bijvoorbeeld een honger-gevoel, een knorrende maag, etc.

Het verlangen naar specifiek voedsel kan voortkomen uit een bepaalde, specifieke stimulus die zorgt dat we trek krijgen in specifiek voedsel. Bijvoorbeeld de M van macdonalds langs de weg kan zorgen dat we trek krijgen in hamburgers en friet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waaruit blijkt geconditioneerde seksuele opwinding?

A

Dit is onderzocht bij mannelijke dieren: de verwachtte aantocht of het daadwerkelijk zien van een vrouwtje zorgt voor seksuele opwinding. Dit zet een reeks van responsen in gang die het mannetje voorbereid op paren. Dit staat uiteraard ook direct in verbinding met ons biologisch aanpassingsvermogen: het zorgen voor nageslacht.

Bij een conditioneringsexperiment met kwartels bleek dat zij meer sperma produceerden als ze van te voren gewaarschuwd werden (door een bepaald signaal) dat er een vrouwtje in aantocht is. Kwartels die het vrouwtje zonder ‘waarschuwinssignaal’ gepresenteerd kregen, produceerden minder sperma.

Lichamelijke reacties als hierboven, geassocieerd met natuurlijke emoties en drives, kunnen berusten op conditionering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ook bij drugs spelen geconditioneerde reacties een rol. Noem een experiment met ratten als voorbeeld.

A

Ratten krijgen gedurende een lange tijd in dezelfde omgeving drugs (bv morfine) ingespoten. De omgeving gaat dan dienen als geconditioneerde stimulus voor compenserende reacties die in het lijf ontstaan bij drugsgebruik (lijf wil na drugsinname het niveau weer op ‘normaal’ brengen). Als de rat in die omgeving wordt gezet zonder de toediening van drugs (bv morfine) gaat zijn lijf toch de compenserende reacties vertonen. De rat wordt dan ineens overgevoelig voor pijnprikkels.

De conditionering van deze compenserende reacties zonder dat de morfine al daadwerkelijk in het spel is, is te verklaren vanwege het feit dat het lichaam ons alvast wil beschermen tegen de verwachte aankomende drugs. Nog voordat de schadelijke stimulus zich aandient.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is drugstolerantie?

A

Hoe meer een bepaald soort drugs wordt gebruikt, hoe groter de kans op gewenning. Dit heet drugstolerantie. De gebruiker moet zijn dosis dus gaan verhogen om het gewenste effect alsnog te verkrijgen.

Drugstolerantie houdt dus de opbouw van compenserende reacties in die het lichaam moeten beschermen tegen de schadelijke effecten van de drug, maar die de werking cq het gewenste effect van de drug tegenwerken.

Daarom is het gevaarlijk als een verslaafde zijn drugs in een vreemde omgeving neemt: deze trickert dan niet de compenserende reacties waardoor de schadelijke of zelfs het dodelijke gevolg van drugsinname op de loer ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waarom kan een terugval van een drugsverslaafde ook gerelateerd worden aan conditionering?

A

Als de verslaafde terugkeert in de voor hem bekende omgeving, wordt hij geconfronteerd met cues die trickeren en automatisch associaties oproepen met het drugsgebruik. Ook de compenserende reacties kunnen dan weer optreden die aanvoelen als afkickverschijnselen zodat de afgekickte verslaafde opnieuw een enorme behoefte voelt aan drugs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Operante conditionering. Wat is Thorndike’s puzzel-kooi procedure? En wat concludeert hij hieruit?

A

Hongerige katten in een kooi, drukken in hun paniek per ongeluk op een hendel waardoor een luikje naar eten open gaat. In nieuwe rondes duurt het steeds korter voordat de hendel door de kat wordt ingedrukt. Thorndike concludeert hieruit dat leren verloopt via het proces van trial-error.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat houdt Thorndike’s ‘Wet van Effect’ in?

A

Responsen die een bevredigend effect hebben in een bepaalde situatie, zullen in de toekomst vaker en sneller gaan voorkomen in die betreffende situatie.
Responsen met een oncomfortabele effect, zukken minder vaak gaan voorkomen in die specifieke situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Skinner (behaviorist) wilde de Wet van Effect populairder maken om aan te tonen dat ook niet-reflexieve gedragingen gewijzigd kunnen worden door Leren. Wat ontwikkelde hij?

A

Hij ontwikkelde een aparatus waarmee hij het leervermogen cq het operante gedrag bij dieren kon gaan meten: de ‘Skinner Box’ (kooi) of ‘De Operante Conditioneringskamer’.

  • rat drukt op hefboom
  • activeert elektrisch uitleversysteem van voedsel
  • elke druk op de hefboom wordt automatisch geregistreerd door een pen die over papier beweegt: zo ontstaat een cumulatief record.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Skinner bracht de termen Operante conditionering en Operante responsen in. Wat beteken die termen?

A
  • operante conditionering: betreft het leerproces waarbij een mens/dier operante responsen leert. Hoe bevredigender het effect, hoe vaker de respons in de toekomst zal voorkomen (zie ook wet van effect). De operante conditionering van de rat in Skinners box is ‘de toename van het aantal hefboom drukken dat verschijnt als een druk gevolgd wordt door de aanlevering van voedsel’.
  • operante respons: dit zijn de responsen die ons dienen omdat zij een bepaald effect creëren. Zij veroorzaken een verandering in onze omgeving. Net alsof er een instrument wordt gebruikt om iets te veranderen. Daarom heet operante conditionering ook wel ‘instrumentale conditionering’. Bij de rat is de Skinner box is de operante respons: het indrukken van de hefboom.
29
Q

Skinner verving termen als Bevrediging en Beloning voor een andere term. Welke?

A

Bekrachtiger.
Deze term is in zijn ogen beter omdat het geen aannames doet tav zaken die niet zichtbaar zijn (interpretaties die plaatsvinden in het brein). Dit is typisch behavioristisch.

De bekrachtiger (van de respons) bij de rat in de Skinner box is de aanlevering van voedsel.

30
Q

Wat is het verschil tussen Natuurlijke bekrachtigers en Geconditioneerde bekrachtigers?

A

Natuurlijk = bekrachtigers zoals voedsel voor uitgehongerde dieren of water voor uitgedroogde dieren.

Geconditioneerd = bekrachtigers die hun waarde hebben gekregen omdat de mens/het dier deze waarde heeft geleerd/ervaren. Als de mens eenmaal de waarde ervan heeft ervaren, wordt het verlangen ernaar groter. Bijvoorbeeld geld.

31
Q

Wat is een fundamenteel verschil tussen Pavlovs klassieke conditionering en Skinnerd operante conditionering?

A

Bij Pavlov wordt de respons uitgelokt en vindt automatisch plaats (hond gaat automatisch kwijlen)
Bij Skinner wordt de respons door het individu zelf gegenereerd (rat leert zelf dat de hendel indrukken voedsel oplevert en ‘kiest’ ervoor om dit dus veel meer te gaan doen).

32
Q

Wat wordt bedoeld met ‘de theorie van Skinner is, net als bij Darwin, een Selectieve theorie?

A

Individuen die bekrachtigd worden zullen een toenemende respons laten zien, en andersom. Bij Darwin betreft het veranderingen gedurende de evolutie. Bij Skinner betreft het veranderingen die binnen een mensenleven kunnen plaatsvinden.

33
Q

Skinner kon als behaviorist niet veel met ‘het onbewuste’. Toch heeft een experiment aangetoond dat mensen onbewust een operante respons kunnen hebben. Welk experiment?

A

2 groepen mensen luisteren naar muziek waar een ruis overheen zit. Een groep wist dat er een ruis overheen zou komen, de andere groep niet. Toch leerden beide groepen onbewust een kleine beweging met de duim die ervoor zorgde dat de ruis werd uitgezet. Niemand was zich bewust van deze geleerde respons! Dit bewijst dat mensen motorische vaardigheden vaak onbewust leren.

34
Q

Skinner en zijn volgers identificeerden en bestudeerden vele gedragsfenomenen, geassocieerd met Operante conditionering. Noem 2 fenomenen?

A
  • Shaping (vorming):
    Dit is het stapsgewijs bekrachtigen van gewenst gedrag. Ook wel Operant shaping genoemd.
  • uitsterven/verdwijnen van operante, geconditioneerde responsen: als de bekrachtiging uitblijft, verdwijnt de respons (het gedrag) op een gegeven moment. Het is echter geen kwestie van afleren. Het is meer het langzaam verdwijnen van het aangeleerde gedrag, omdat de bekrachtiging weg is.
35
Q

Vormen van bekrachtiging zijn: gedeeltelijk, continu en geen. Skinner beschreef in het kader van trainen/leren 4 basistypes van gedeeltelijke bekrachtiging. Welke?

A
  1. Een fixed ratio schema: elke bekrachtiging vindt telkens op dezelfde respons plaats (bv telkens op de 5e).
  2. Een variabel ratio schema: elke bekrachtiging vindt telkens op een andere respons plaats, maar wel rondom de fixed ratio (dus bv op 4 en 6).
  3. Een fixed interval schema: de bekrachtiging vindt telkens na een vaste tijdsperiode plaats (bv om de 30 seconden).
  4. Een variabel interval schema: de tijdsperiode tussen twee bekrachtigingen kan verschillen (maar zal wel rond de fixed interval van 30 seconden liggen).
36
Q

Waarom verschijnen responsen sneller bij ratio schema’s?

A

Omdat de bekrachtiging direct gekoppeld wordt aan een bepaalde ratio (respons) wat door de mens/het dier zelf ingezet kan worden. Dit zorgt voor een toename/versnelling van de responsen omdat de mens of het dier dan weet dat de bekrachtiging dan ook weer komt.

37
Q

Waarom produceren variabele schema’s (zowel bij ratio als interval) responsen die hoog resistent zijn tegen verdwijning?

A

Dit komt omdat de variabele manier van bekrachtigen onvoorspelbaarheid inhoudt en dus Volharding aanwakkert: men is door de variabele manier gewend geraakt aan periodes zonder bekrachtiging maar houdt wel de hoop op bekrachtiging die eens komen zal (is zo ervaren). Voorbeeld: gokverslaving.

38
Q

Positieve bekrachtiging en Negatieve bekrachtiging is niet per definitie hetzelfde als prettig en onprettig. Leg uit wat hiermee wordt bedoeld.

A

Positief wil zeggen: de stimulus (bekrachtiger) is aanwezig.

  • Positieve bekrachtiging = als de komst van een stimulus, gevolgd door een respons, ervoor zorgt dat deze operante respons vaker zal verschijnen.
  • Positieve bekrachtiger = de betreffende stimulus die zorgt voor een toename van de respons.

Negatief wil zeggen: de stimulus als bekrachtiger is afwezig.

  • negatieve bekrachtiging = de afwezigheid van de stimulus/bekrachtiger zorgt ervoor dat de operante respons vaker zal verschijnen. Zoals bij de ruis in de muziek: de duimbeweging werd bekrachtigd door het weglaten van de ruis bij die beweging.
  • negatieve bekrachtiger = de afwezige stimulus/bekrachtiger zorgt voor een toename van de operante respons (duimbeweging).
39
Q

Bij Skinner is bestraffen het tegenovergestelde van bekrachtigen. Bestraffen is het proces waarbij de consequentie van een respons ervoor zorgt dat de waarschijnlijkheid dat deze respons zal gaan terugkeren, afneemt. Wat is in dit kader Positieve bestraffing/bestraffer en Negatieve bestraffing/bestraffer?

A

Positieve bestraffing = de komst van een stimulus/straf zorgt ervoor dat de operante respons niet meer zal voorkomen in de toekomst.
Positieve bestraffer = de betreffende, aanwezige stimulus/straf die hiervoor zorgt (bv een elektrische schok).

Negatieve bestraffing = de afwezigheid van een stimulus/straf zorgt ervoor dat de operante respons niet meer zal verschijnen in de toekomst.
Negatieve bestraffer = de stimulus/straf die afwezig is en er daardoor voor zorgt dat de operante respons niet meer zal verschijnen.

40
Q

Wat is in essentie Discriminerende training?

A

Bij discriminerende training wordt het versterken van een respons bereikt door de aanwezigheid van een bepaalde stimulus. En vervolgens wordt het laten verdwijnen van die respons bereikt door de stimulus weg te halen. Deze stimulus heet een discriminerende stimulus.

41
Q

Hoe werd aangetoond dat dieren een Concept begrijpen? (concept is hier: een ‘regel’ waarmee je stimuli kunt indelen/indexeren in groepen.

A

Duiven die bomen of delen van bomen leerden te herkennen op afbeeldingen. Stimulus was graankorrels die ze op konden pikken. Duiven gingen vervolgens pikken bij afbeeldingen waarop een boom of deel van boom stond.

Ook stonden er meer objecten op de afbeeldingen. Toch bleven ze de boom of een deel van een boom eruit halen. Dit geeft aan dat er een geavanceerde Analyse plaatsvindt van stimuli informatie alvorens de stimulus leidt tot gedrag/respons. Dit geldt zeker voor gezichtsherkenning bij mensen.

42
Q

Wat is (mbt belonen) het over-rechtvaardigingseffect?

A

Dit is het effect dat het gedrag afneemt als de beloning weg wordt gehaald. De langdurige beloning was ‘de rechtvaardiging’ voor het laten zien van bepaald gedrag. Het gedrag was dus niet intrinsiek aangedreven maar extrinsiek door de beloning. Gedrag wordt dan gezien als ‘iets doen zoals je iets voor je werk doet’. Niet als ‘spelen voor je plezier’: als je er niet meer voor wordt beloond, stop je ermee.

43
Q

De gedragsanalyse gebruikt, in opvolging van de traditie van Skinner, principes uit de operante conditionering om gedrag te voorspellen. Wat is toegepaste gedragsanalyse?

A

Door middel van Generalisatie en discriminatie training kun je zien of een mens of dier een concept begrijpt. Iemand begrijpt het concept als het gedrag voorspeld en beïnvloed kan worden. Deze gedragstechniek wordt vaak gebruikt (voor het leren van gedrag voor/ in alledaagse situaties) bij kinderen met gedragsproblemen. Dan heet het ‘toegepaste gedragsanalyse’. Men spreekt dan van Shaping: het Vormen van gedrag.

44
Q

Hoe werkt het in het kort bij toegepaste gedragsanalyse?

A

Eerst wordt het doelgedrag gedefinieerd = het gewenste gedrag. Vervolgens wordt er een schema opgesteld waarin de methode van bekrachtiging staat omschreven om dit doelgedrag te bereiken.

Voorbeeld supernanny:
Ongewenst gedrag wordt ontmoedigd door het niet te belonen maar ‘af te straffen’. Zodra het kind zich gewonnen geeft (overgave gedrag - het doelgedrag) wordt dat beloond.

45
Q

Wat zegt Groos (zijn theorie) over Spelen en leren?

A

Spelen is het oefenen van soort-specifieke vaardigheden. Groos was sterk beïnvloed door Darwin. Hij had een geavanceerde en moderne opvatting over instincten: zoogdieren moeten leren om hun instincten effectief te kunnen gebruiken. Spelen voorziet in dit doel!

46
Q

Noem 5 bewijzen voor Groos’s theorie.

A
  1. Jonge dieren spelen meer dan volwassen dieren: zij moeten namelijk nog veel leren.
  2. Diersoorten die veel moeten leren (mensen, chimpansees) spelen ook het meest.
  3. Jonge dieren spelen het meest omtrent vaardigheden die ze later het hardst nodig hebben (bv vechten, zorgen).
  4. Spelen houdt Repetitie in: elke repeterende actie kan net wel iets verschillen van de vorige actie door het leren.
  5. Spelen daagt ook uit: spelende dieren dagen zichzelf telkens uit.
47
Q

Welke 2 verschillen zijn er als je Groos’s theorie over spelen/leren mbt dieren toepast op mensen?

A
  1. Mensen hebben net zoveel soort-specifieke gedragingen als andere zoogdieren. Alleen de soort-specifieke gedragingen van mensen zijn minder rigide. Ze zijn meer aanpasbaar door ervaringen. Hierdoor kunnen mensen zich aan een breed scala van omgevingsfactoren aanpassen. Meer dan andere zoogdieren.
  2. Mensen zijn de enige soort met een Cultuur = de set van aangeleerde vaardigheden, kennis, geloven en waarden die een groep karakteriseren. En die van generatie op generatie worden doorgegeven. Deze ‘cultuur vaardigheden’ moeten wij leren. Hierbij speelt ‘imitatie van ouderen’ een grote rol.
48
Q

Spelen is dus een voorbereiding op de volwassenheid, maar speelt ook een rol in de kindertijd zelf. Hoe?

A
  • Spelen maakt je als kind fysiek sterker, zodat je fysiek toegerust bent om je verder te ontwikkelen.
  • Door spelen leren kinderen bepaalde activiteiten en instrumenten te gebruiken die hun kunnen helpen overleven in hun kindertijd.
  • Het wilde spel van jongetje leert hun de benodigde sociale vaardigheden voor later: zoals het oppikken van signalen die te maken hebben met leiderschap.
  • Een uniek spel in de kindertijd is Het Symbolische Spel. Ook wel genoemd Het Fantasie spel, Het Doen Alsof spel, Het Doen Geloven spel. Dit is een ‘wat-als’ oriëntatie op objecten, acties en andere mensen.
49
Q

Voor welke ontwikkelingen zorgt Het Symbolisch Spel (fantasie spel)?

A
  • een betere taalontwikkeling
  • het begrijpen van andermans perspectief
  • een betere uitvoering van executieve functies als beheersen van emoties, mentale flexibiliteit, werkgeheugen ofwel: functies die later een rol spelen in het plannen en reguleren van gedrag.
50
Q

Nieuwsgierigheid is een grote drijfveer voor het willen ontdekken van dingen. Leren kan in 2 categorieën worden verdeeld. Welke?

A
  1. Leren via Doen = vaardigheden leren door te spelen. Is leuk.
  2. Leren ‘over’ iets = informatief leren door te ontdekken. Gaat vaak gepaard met een zekere vorm van angst. Het Ontdekken wordt uitgelokt doordat het dier/de mens in aanraking komt met nieuwe stimuli. Deze boezemen angst in, totdat het dier/ de mens deze volledig heeft ontdekt. Dit is tevens het doel van ontdekken: bepalen of een onbekend object veilig of niet veilig is. Dit is een meer primitievere, wijd verspreide vorm van leren. Dieren die minder hoeven te leren hebben deze vorm wel nodig om hun leefomgeving te leren kennen.
51
Q

Tolman en Honzik toonden aan dat dieren belangrijke, bruikbare informatie verkrijgen door te ontdekken. Hoe?

A

Experiment met ratten:
Groep 1 ging in doolhof zonder voedsel
Groep 2 ging in doolhof met voedsel
Groep 3 kreeg de eerste sessies zonder voedsel en daarna 1 met voedsel.

Deze laatste groep presteerde qua snelheid net zo dramatisch als groep 1. Maar na het krijgen van voedsel werden zij ineens net zo snel als groep 2. Dit toonde aan dat ze al die tijd zonder voedsel toch hun omgeving hadden verkend en deze kennis gingen inzetten op het moment dat het zin had, namelijk: toen er voedsel te halen viel. Dus als de condities het waard zijn. Dit heet:
Latent Leren.

In de natuur is het meest aannemelijk dat alles wat we leren over onze omgeving berust op latent leren.

52
Q

Wat is Sociaal leren ofwel ‘observerend leren’?

A

Sociaal leren of Observerend leren wil zeggen: iemand leert iets door naar een ander te kijken en dit na te doen. De observator gaat zich net zo gedragen als de ander.

53
Q

Albert Bandura sprak over Plaatsvervangende Bekrachtiging. Wat bedoelt hij daarmee?

A

Bandura had de Sociale Leer Theorie (later Sociaal Cognitieve Theorie genoemd) waarin hij stelde dat kinderen belangrijk sociaal gedrag leren door anderen te observeren. Dit noemde hij Vicarious Reinforcement: Plaatsvervangende Bekrachtiging. Het is het vermogen om gevolgen te leren van andermans acties door deze te observeren. Dus zonder het zelf te doen/mee te maken.

54
Q

Bandura benoemde 5 sleutelvaardigheden binnen zijn Sociaal Cognitieve Theorie. Welke zijn dat?

A
  1. Symbolisatie = de mogelijkheid om over sociaal gedrag te kunnen nadenken met woorden en plaatjes
  2. Vooruitdenken = de mogelijkheid om te anticiperen oo de gevolgen van onze daden en andermans daden
  3. Zelfregulatie = de mogelijkheid voor onszelf om te bepalen wat acceptabel gedrag is
  4. Zelfselectie = de mogelijkheid om onze gedachten en acties te analyseren
  5. Plaatsvervangende Bekrachtiging = de mogelijkheid om nieuw gedrag aan te leren en de gevolgen daarvan door naar anderen te kijken.
55
Q

Dieren leren vaak door eerst naar hun ouderen te kijken hoe iets moet. Vervolgens gaan ze dat imiteren. Een complexe cognitieve vaardigheid waarbij je moet observeren, onthouden en reproduceren! Noem 3 redenen waarom dieren willen imiteren.

A
  1. Stimulus verbetering: dit houdt verband met de aantrekkelijkheid van een object. Als de observator ziet dat degene die hij observeert het object ook aantrekkelijk vindt, gaat hij het ook aantrekkelijk vinden.
  2. Doel verbetering: dit houdt verband met het verkrijgen van een aantrekkelijk object. Als de observator ziet dat degene die hij observeert de beloning of het doelobject belangrijk vindt, concludeert ook hij dat het object heel belangrijk is.
  3. Emulatie: dit is het zien van hoe anderen een doel bereiken en deze informatie vervolgens gebruiken om het zelf sneller/efficiënter te doen. Het is een vorm van competitie.
56
Q

Eerder werd gezegd dat de mens de enige soort is met cultuur. Toch hebben chimpansees ook een vorm van cultuur. Op welke manier?

A

Zij hebben per groep meer gewoonten qua hoe ze bepaalde vaardigheden inzetten. In die zin kun je ook spreken van verschillende culturen. Deze tradities worden overgedragen van generatie op generatie. Dit doen ze vooral door:

  • Observeren van ouderen
  • Het leraar - leerling principe (zeldzaam in de dierenwereld!)
57
Q

Wat zijn gecultiveerde chimpansees?

A

Dat zijn chimpansees die opgegroeid zijn als mensenkinderen.

58
Q

Wat is voedselaversie?

A

Een afkeer van (bepaalde soorten) voedsel.

59
Q

Mensen kunnen ziek worden van voedsel en er dan een afkeer van krijgen. Dit lijkt op klassieke conditionering. Toch toont Garcia aan dat het leren van voedselaversie afwijkt van klassieke conditionering. Op welke twee manieren?

A
  1. Voedselaversie wordt gekenmerkt door een optimale vertraging tussen de geconditioneerde en ongeconditioneerde stimulus. Mensen worden namelijk niet direct ziek na het eten van slecht/giftig voedsel. Bij klassieke conditionering moet de ongeconditioneerde stimulus direct volgen op de geconditioneerde stimulus. Anders wordt er niet ‘geleerd’.
  2. Bij het leren van voedselaversie moet de stimulus altijd een onderscheidende geur en smaak bevatten. Anders kunnen de slechte stoffen niet gedetecteerd worden. Bij klassieke conditionering kan bijna alles dienen als stimulus.
60
Q

Er zijn 3 vormen van gedrag mbt voedselaversie. Welke?

A
  1. Voorbereid gedrag: dit is het gedrag (inclusief de associatie tussen voedsel en misselijkheid) dat mens en dier helpt te overleven. (Aangeboren?)
  2. Onvoorbereid gedrag: dit is het gedrag dat wordt verkregen door operante conditionering. (Geleerd door ervaringen?)
  3. Contra-voorbereid gedrag: dit is het gedrag dat heel moeilijk te leren is. Ondanks intensieve training.
61
Q

Welke regels zijn er vanuit de natuurlijk selectie geleerd aan jonge omnivoren mbt ‘leren wat je moet eten’?

A
  • Eet wat de ouderen eten (want zij leven nog!) = observerend leren
  • onthoud smaak en geur wanneer je nieuw voedsel eet, zodat je weet wat het effect op de langere termijn is van deze smaak/deze geur: maakt het je ziek of gezond? = associatief leren.

Deze regels liggen opgeslagen in ons brein!

62
Q

Voedselselectie is zonder meer het enige domein waarin speciale leermogelijkheden door de evolutie heen zijn gebleven. Wat is een ander voorbeeld mbt speciale leermogelijkheden?

A
  • Angst: seligman beweert dat mensen biologisch geschikt zijn gemaakt om angstig te worden voor situaties of objecten die ooit bedreigend waren, zoals spinnen en slangen. En dat ze minder angst hebben voor andere situaties en objecten, bijvoorbeeld levenloze objecten.
63
Q

Wat is een mooi bewijs voor de bewering van Seligman dat mensen niet bang zijn voor levenloze voorwerpen?

A

Een vervolg experiment met baby Albert: hij kreeg ipv een rat/dier een levenloos voorwerp in combinatie met een hard geluid. Er volgde bij Albert geen angst tav het levenloze voorwerp (wat wel bij het dier gebeurde).

64
Q

Wat betekent ‘prepared safety stimuli’?

A

We hebben van nature een bepaalde voorbereiding op wat veilige stimuli zijn. Zo weten we al dat we voor bepaalde zaken of mensen/dieren niet bang hoeven te zijn. Deze voorbereiding zorgt ervoor dat we belangrijke zaken niet gaan mijden. Zoals onze familie of ons sociale netwerk.

65
Q

Wat is inprenting (imprinting)?

A

Dit is een term voor een plotselinge onomkeerbare vorm van een leerproces dat direct in onze hersenen wordt gegrift. Het kan vergeleken worden met een onuitwisbare stempel/print.

Voorbeeld: jonge kuikens die net uit het ei komen volgen de eerst waarneembare bewegende figuur, omdat in hun hersenen staat gegrift dat dit hun moeder is (althans, dat daar de meeste kans op is).

66
Q

Welke aspecten spelen een rol bij inprenting?

A
  • zowel zien als geluid zijn betrokken bij inprenting. Geluid: zowel de zintuiglijke gehoorgebieden in het brein als ervaringen in de baarmoeder of het ei, zorgen al voor gedrag dat aangepast is aan de omgeving waarin de jonge wordt geboren. Dit vergroot uiteraard de overlevingskans.
  • Timing: de eerste 18 uur na de geboorte zijn cruciaal voor inprenting (zie onderzoek bij kuikens uit ei)
  • Kenmerkende stumuli: bv de uiterlijke kenmerken van de moeder kunnen waarnemen
  • Bepaalde gedragspatronen: zoals ‘dicht bij de moeder blijven’
67
Q

Wat is het Westmarck-effect? (seksuele inprenting)

A

Dit wil zeggen: mensen die al vroeg bij elkaar wonen in een huis en daar samen leven en opgroeien, hebben niet of nauwelijks seksuele aantrekkingskracht tot elkaar.

68
Q

Noem twee bewijzen van het Westmarck effect.

A
  1. Minderjarigen die worden uitgehuwelijkt en dus al vroeg bij hun bruidegom wonen: zij scheiden eerder, kregen minder minderen en hadden meer buitenechtelijke relaties
  2. Kinderen uit de Kibboets: uit deze grote groep kwamen nauwelijks relaties en huwelijken voort.
69
Q

Wat is het belangrijkste mechanisme bij het Westmarck effect en het vermijden van incest?

A

Geur!

  • mensen moeten hun directe verwanten weten te detecteren
  • mensen moeten hun seksuele motivaties weten te reguleren.

Daarom vinden broers en zussen en/of ouders en kinderen elkaars geur niet aantrekkelijk. Het grootste gevaar qua incest kan opdoemen bij de relatie broer-zus en vader-dochter