Hfdst 7, 1/2 Flashcards

1
Q

Wat zijn vier vormen van taalgebruik voor HV?

A
  1. Kindertaal (piemel, spleetje, voorbips etc)
  2. Medische taal (penis, vagina, coïtus, )
  3. Schuttingtaal (kut, lul, foef, neuken etc)
  4. Verbloemende taal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke manieren van verbloemende taal zijn er? (7)

A
  • Geen woorden
  • Dieren: poesje, muisje
  • Fruitsoorten: banaan, pruim etc
  • ‘Daar beneden’, ‘van onder’, ‘met elkaar naar bed gaan’, etc
  • Namen: Jef, …
  • Functie: grot, zwaard, liefdensoventje, …
  • Eufemismen: edele delen, kroonjuwelen, balkon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer worden alle vormen van taalgebruik als negatief ervaren?

A

Als mensen hun eigen seksualiteit niet aanvaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Is seksuele HV nodig? (3)

A
  • Algemeen: een ‘bepaald beeld’ van seksualiteit is altijd aanwezig in de media
  • Patiënten/jongeren: deel vd kwaliteit vh leven, vragende partij (direct of indirect)
  • HV/ ouders, leerkrachten, opvoeders: vinden van wel, maar komen er niet toe om verschillende redenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Seksualiteit vroeger in 3 puntjes opgesomd

A
  • Taboe
  • Alleen van belang voor de voortplanting
  • Positieve waarde voor de relatie: geen aandacht voor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurde er in 1968? (5)

A

Seksuele revolutie:
- Openheid
- Omschakeling van omgaan met seksualiteit
- Alles wat kan, moet nu ook
- Heeft geleid tot meer hulp zoeken bij seksuele moeilijkheden
- Is samen gegaan met meer seksuologisch onderzoek (masters en Johnson)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het probleem bij HV in de eerste lijn/opvoeders? (3)

A

Voelen zich ongemakkelijk bij de nieuwe (hulp)vragen door:
- Gebrek aan theoretische kennis
- Gebrek aan (therapeutische) (gespreks)vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarbij is er in onderzoek weinig aandacht voor? (4)

A
  1. Kennis omtrent seksualiteit
  2. Attitudes van verpleegkundige of studenten geneeskunde t.a.v. seksualiteit
  3. Seksualiteit bij ‘specifieke’ doelgroepen (bv mentaal gehandicapte, psychiatrische patiënten, chronische ziekten etc)
  4. redenen om er niet mee bezig te zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Seksuele anamnese dysforie

A

HV voelen zich oncomfortabel bij het afnemen van een seksuele anamnese (zijn erotofoob)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn expliciete redenen voor seksuele anamnese dysforie? (3, 4/3/3)

A
  1. Algemeen: geen tijd, lftd en geslacht, aanwezigheid van een derde, culturele verschillen etc
  2. Patiënt: irrelevant voor de klacht waarmee de patiënt komt, de patiënt vraagt er zelf nooit naar, zullen het wel zelf uitzoeken
  3. Zelf: Ik respecteer de privacy van mijn patiënten, ik wil patiënten niet voor het hoofd stoten, ik ben er niet voor opgeleid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de ‘verborgen agenda’ achter de redenen voor seksuele anamnese dysforie? (3)

A
  • Ik praat nooit over seksualiteit
  • Ik voel me er ongemakkelijk bij
  • Als ik een probleem vind, hoe met ik dat dan oplossen?
    (persoonlijke visie, attitude tav seksualiteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waardoor wordt persoonlijke visie t.a.v. seksualiteit beïnvloed? (3)

A
  1. Opvoeding
  2. Persoonlijke ervaring
  3. Maatschappelijke en culturele waarden en normen (denkbeelden, overtuigingen over seksualiteitsbeleving, continuüm (continuüm in volgende set))
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly