Het recht op leven; het recht op lichamelijke integriteit en de vrijheid van de persoon. Flashcards
Artikel 2 EVRM verplicht de staten het “recht op leven” te eerbiedigen.
Dit betekent dat hetrecht op leven moet worden beschermd door de wet. Dit houdt in de eerste plaats een negatieve verplichting in voor de overheid, nl. een verplichting tot onthouding: de overheid mag de
burgers niet doden, behoudens in de gevallen die uitdrukkelijk genoemd worden in artikel 2, §2
EVRM.
Bovendien houdt artikel 2 EVRM een positieve verplichting (maant aan tot actie; verplichting
om wettelijke maatregelen te nemen) in voor de overheid: “Het recht van een ieder op leven
wordt beschermd door de wet.
Het recht op leven is geen absoluut grondrech
Dat blijkt ook uit artikel 2 EVRM dat het recht
op leven waarborgt maar dat ook voorziet dat dit recht onder bepaalde voorwaarden kan worden
begrensd, zoals bv. wanneer een overheid een opstand moet onderdrukken. Zo mag de politie
of het leger dodelijk geweld gebruiken als dat absoluut noodzakelijk is. Het recht op leven kan
dus beperkt worden, maar wel onder veel strengere voorwaarden dan bv. het privéleven of de
godsdienstvrijheid.
Het recht op leven wordt niet beschermd door de Grondwet
Het Grondwettelijk Hof heeft het
recht op leven evenwel afgeleid uit artikel 22bis en uit artikel 23, eerste lid van de Grondwet.
. Het recht op persoonlijke vrijheid
= het beginsel is dat elke persoon vrij is
= het recht van ieder individu om te leven en te handelen zoals hij zelf wil (binnen de grenzen
van de democratische rechtsstaat)
= de vrijheid om zich vrij te verplaatsen – een recht op persoonlijke fysieke vrijheid
. Verbod van dwangarbeid.
het is in principe verboden om van een persoon het verrichten van arbeid te eisen
Uitzondering: motieven van algemeen belang
Bv.: militairen, werk dat aan gedetineerden wordt opgelegd.
→ slavernij en dwangarbeid zijn principieel verboden
Ook al wordt dit verbod niet met zoveel woorden in de grondwetsbepaling vermeld (in
tegenstelling tot het EVRM), kan het wel impliciet uit artikel 12 EVRM af te leiden.
Vrije keuze van verblijf- of woonplaats
Het recht op persoonlijke vrijheid is niet absoluut en kan om redenen van algemeen belang
beperkt worden.
Bv. woonplaatsverplichting (d.i. de verplichting om een woonplaats te hebben op het
grondgebied van bv. de gemeente om functie van hoge ambtenaar te kunnen uitoefenen),
standplaatsverplichting (d.i. de verplichting die aan de federale politie of brandweer kan worden
opgelegd en die erin bestaat dat de betrokkenen binnen een straal vanaf een bepaalde locatie
moeten wonen teneinde snel beschikbaar te zijn voor de te presteren diensten; bv. brandweer)
e. Verbod op onmenselijke of vernederende behandelingen.
rtikel 3 EVRM (zie ook artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de EU)
De bescherming tegen willekeurige vrijheidsberoving.:Geen misdrijf zonder wet; geen straf zonder wet (nullum crimen sine lege; nulla poena sine lege)
- niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft
→ legaliteitsbeginsel in strafzaken: de wetgever (democratisch verkozen beraadslagende
vergadering, dus niet de regering) moet welomschreven handeling strafbaar hebben gesteld en dus als misdrijf hebben gekwalificeerd, zo niet kan een persoon niet worden geacht een misdrijf
te hebben gepleegd en dus ook niet worden vervolgd (gebruik van de bewoordingen “die de
wet bepaalt”, idem als “bij de wet” of “door de wet”); de wetgever moet in beginsel ook tussenkomen om de straffen te bepalen, zijn mogelijkheden om het bepalen van de straffen over te dragen aan de regering zijn beperkt (gebruik van de bewoordingen “krachtens de wet”).
→ de strafwet moet op strikte wijze (door de rechter) worden uitgelegd
Geen ruimere interpretatie mogelijk waardoor nieuwe misdrijven zouden worden gecreëerd.
→ verbod op terugwerkende kracht van de strafwet: een persoon kan niet worden gestraft
omwille van een handeling die op het moment van het stellen ervan niet strafbaar was, maar
naderhand strafbaar werd gesteld door de wetgever
BEHALVE terugwerkende kracht van de mildere strafwet: de rechter is verplicht de mildere
strafwet toe te passen wanneer, op het ogenblik dat de feiten werden gepleegd, de wet in een
zwaardere bestraffing voorzag
→ de rechter heeft geen vrije keuze wat de straffen betreft: hij moet de door de wetgever
voorziene straffen aanwenden (wel is vaak voorzien in een minimum- en maximumstraf
waarbinnen de rechter een zekere appreciatiemarge heeft)
De bescherming tegen willekeurige vrijheidsberoving:
De administratieve en gerechtelijke aanhouding.
Administratieve aanhouding:
- de aanhouding die door de politie gebeurt om de openbare orde, rust en veiligheid te
handhaven; is bedoeld om misdrijven te voorkomen; het betreft dus een preventieve maatregel
Bv. bij betoging; bij voetbalwedstrijden
- mag maximum 12 uren duren
Gerechtelijke aanhouding:
- dit is de aanhouding nadat een misdrijf werd gepleegd met de bedoeling het onderzoek naar
strafbare feiten veilig te stellen; het betreft dus een curatieve maatregel
Het principe dat een rechter moet tussenkomen binnen de 48 uur is een reactie op het systeem
van de ‘lettre de cachet’.
Dit principe staat ook gekend als het Engelse ‘habeas corpus’ (het rechtsbeginsel dat stelt dat de verdachte van een misdrijf binnen een bepaalde termijn van zijn
aanklacht in kennis moet worden gesteld, dat hij in levenden lijve aan een rechter moet worden
voorgeleid en dat gevangenneming slechts mag volgen op gerechtelijk bevel)
De vrijheid van meningsuiting.
Art. 19 Gw. huldigt algemeen beginsel van de vrije meningsuiting
≠ vrijheid van mening: wordt niet door de Grondwet beschermd; wel door EVRM en BUPO-
Verdra
= vrijheid om uiting te geven aan religieuze, levensbeschouwelijke, politieke, culturele,
syndicale, ideologische, … overtuiging
Vrijheid van meningsuiting komt aan iedereen toe; wie de vrijheid gebruikt bepaalt wel de
draagwijdte van mogelijke beperkingen
Vrijheid van meningsuiting is niet beperkt tot de ‘public speech’ → geldt ook in het privé-
domein (vb. relatie werkgever-werknemer)
Vrijheid heeft een verticale werking (in de relatie overheid-burger) maar heeft hoe langer hoe
meer ook een horizontale dimensie (werkt dus ook door in de relatie tussen burgers onderling;
bv. tussen ouder en leerkracht, tussen werkgever en werknemer, …)
Instrumenten van vrije meningsuiting:
Vrijheid geldt ongeacht welk instrument daartoe wordt benut:
- Geschrift
- Afbeelding, reclame, kunst, …
- Woord
- Symbolische taal, gedragingen
- Ook moderne communicatietechnologieën, zoals social media, internet, weblog,
Beperkingen van menigsuiting
- vrijheid is niet absoluut → beperkende maatregelen zijn mogelijk → zie art. 10 EVRM en 19
BUPO-Verdrag
3 voorwaarden: - Wettelijke grondslag
- Wettig doel
- Beperkende maatregel moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving
De beoordeling of een beperking mogelijk is, impliceert een concrete belangenafweging – soms
conflict met andere grondrechten, zoals vermoeden van onschuld, recht op privacy
Beoordeling hangt o.a. af van wie de mening uit en op welke persoon de meningsuiting
betrekking heeft.
Beperkingen:Wie de mening uit: Politici:
vb. verregaande kritiek van politieke tegenstanders in het kader van een politiek debat
Recht op vrije meningsuiting van politici wordt zeer ruim opgevat
Beperkingen:Wie de mening uit: Journalisten:
public watchdog in de democratische samenleving: openbaar maken van wantoestanden
Toch een aantal beperkingen/vereisten: o.a. journalisten moeten feiten verifiëren; ze moeten
rekening houden met de persoon waarover wordt gerapporteerd (bv. journalistiek over privé-
leven wordt anders beoordeeld naargelang de betrokken persoon al dan niet een publieke functie
uitoefent; journalistiek over het privé-leven van een bekend individu dat geen officiële functies uitoefent is meer begrensd dan rapporteren van controversiële feiten over politici in de uitoefening van hun functies.