De financiële federlisme Flashcards
Principes en juridisch kader
Met de overheveling van bevoegdheden aan de deelstaten is ook een zekere overdracht van
geldmiddelen gepaard gegaan. De uitoefening van die bevoegdheden veronderstelt immers dat
de deelstaten daartoe over de noodzakelijke geldmiddelen beschikken.
De federale overheid blijft in hoofdzaak bevoegd om de geldmiddelen waarover de deelstaten
kunnen beschikken, te bepalen
Financieel federalisme
Het zogenaamde “financieel federalisme” vormt een van de grondbeginselen die de Belgische
staatshervorming kenmerken. Het houdt in dat de bevoegdheid van de Federale Staat, de
gemeenschappen of de gewesten om uitgaven te doen in het kader van hun overheidsbeleid of
onder de vorm van subsidies aan publiekrechtelijke of privaatrechtelijke instellingen,
afhankelijk is van de materiële bevoegdheid waartoe die geldmiddelen zijn bestemd, onder
voorbehoud van eventuele uitzonderingen bepaald bij de grondwet of de bijzondere wet
Welke beginsel wordt begrenst door de financieel federalisme
Dit beginsel begrenst in belangrijke mate de bestedingsautonomie van de federale overheid, de
gemeenschappen en de gewesten. Het betekent dat een overheid de financiële middelen
waarover zij beschikt, slechts mag besteden aan de aangelegenheden waarvoor zij materieel
bevoegd is.
Hieruit volgt dat de deelstaten in ruime mate vrij kunnen beschikken over hun
geldmiddelen, mits ze binnen hun eigen materiële bevoegdheden blijven.
Terzake wordt
gesteld: “die Ausgaben folgen den Aufgaben”. Het komt erop neer dat de uitgaven die een
overheid doet, in het verlengde moeten liggen van hun “opgaven” of opdrachten.
Er is een bijzondere meerderheidswet vereist voor het regelen van het financieringsregeling, wat met Duitstalige gemeenschap?
Wat de Duitstalige Gemeenschap betreft, vereist de Grondwet niet dat de financiering bij
bijzonderemeerderheidswet wordt geregeld; een wet aangenomen met een gewone meerderheid volstaat
Algemene principes betreffende de belastingsbevoegdheid van de federale overheid en
de deelstaten:Wie heeft de bevoegdheid om belastingen te mogen heffen?
Wie de bevoegdheid heeft om belastingen te mogen heffen, wordt door artikel 170 Gw. bepaald:
Artikel 170 Gw. bevat een limitatieve opsomming: de federale Staat, de gemeenschap, het
gewest, de provincie (of het bovengemeentelijk bestuur), de agglomeratie, de federatie van
gemeenten en de gemeente. Geen andere publiekrechtelijke instellingen (= overheden) (zoals
bv. een OCMW of een intercommunale) mogen belastingen heffen.
Belangrijk is op te merken dat de Vlaamse, Franse en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie dus geen belastingbevoegdheid hebben
Artikel 170, §2 Gw. kent ook op algemene wijze een belastingsbevoegdheid toe aan de
deelstaten.
Zij hebben dus, evenzeer als de federale Staat, de bevoegdheid om belastingen te heffen, in te vorderen en te innen.
Het betreft de zgn. algemene of autonome belastingbevoegdheid van de deelstaten, ook wel
eigenlijke fiscale bevoegdheid genoemd
Het legaliteitsbeginsel inzake belastingen.
Artikel 172 Gw. bevestigt twee fundamentele beginselen inzake belastingen:
- Het gelijkheidsbeginsel inzake belastingen: dit is een bevestiging en bijzondere
toepassing van de artikelen 10 en 11 Gw. Het verbod om “voorrechten” in te voeren,
houdt het verbod in onverantwoorde ongelijke behandelingen te voorzien.
Artikel 172 Gw. verbiedt de wetgever een ongelijke behandeling inzake belastingen in te voeren,
indien er daarvoor geen objectieve en redelijke verantwoording bestaat.
Allen die zich in een gelijke toestand bevinden dienen in beginsel op gelijke wijze te worden belast.
Niet elke ongelijke behandeling inzake belastingen is uitgesloten, maar vereist is dat
deze door de aard en het doel van de belasting verantwoord kan worden.
- Het legaliteitsbeginsel inzake vrijstellingen en verminderingen: dit betekent dat er ook
verantwoorde ongelijke behandelingen kunnen bestaan. Deze kunnen evenwel enkel
door de wetgever worden ingevoerd.
Het gelijkheidsbeginsel geldt ten aanzien van alle belastingen, zowel de federale, deelstatelijke
als de lokale belastingen.
De basisbeginselen inzake de begrotingen en de rekeningen zijn terug te vinden in artikel 174
Gw
- Annaliteitsbeginsel
-Universaliteitsbeginsel: - Specialiteitsbeginsel
- Openbaarheidsbeginsel:
- Annaliteitsbeginsel:
de begroting en de rekening moeten jaarlijks worden goedgekeurd
Universaliteitsbeginsel:
vermijden van een geheime begroting en rekening door verplichting om alle ontvangsten en uitgaven op de begroting en in de rekening op te nemen
Specialiteitsbeginsel:
uitgaven mogen enkel voor het in de begroting omschreven doel worden bestemd; geen overheveling van overschotten om een andere post aan te vullen;
geen overschrijving van het ene naar het andere begrotingsartikel.
Openbaarheidsbeginsel:
door wettelijke goedkeuring
De autonome belastingbevoegdheid van de deelstaten:De deelstaten beschikken over twee types van belastingbevoegdheid
- Het eerste type betreft de autonome of eigenlijke belastingbevoegdheid, die de deelstaten uit artikel 170, §2 Gw. putten. Het betreft belastingen die de deelstaten op eigen initiatief invoeren.
- Het tweede type heeft betrekking op de belastingen die de federale overheid heeft
ingevoerd, maar waarvoor de gewesten bevoegd zijn geworden krachtens de Bijzondere
wet van 12 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de
gewesten.7
de autonome of eigenlijke belastingbevoegdheid
wordt deze aangeduid als ‘autonoom’ omdat deze niet gebonden is aan een specifieke materiële bevoegdheid van de deelstaten. In beginsel is de autonomie van de deelstaten om op grond van artikel 170, §2 Gw., belastingen in te voeren onbeperkt.
D.w.z. dat deze in beginsel betrekking op alle aangelegenheden kan hebben, dus ook op aangelegenheden die niet tot de materiële bevoegdheid van de deelstaten behoren
Het betreft evenwel een concurrerende bevoegdheid (zie eerder). Immers kan de federale
overheid de autonome belastingbevoegdheid beperken (bij wet aangenomen met een gewone
meerderheid)
De federale wetgever kan derhalve uitzonderingen “waarvan de noodzakelijkheid blijkt”
bepalen op de belastingbevoegdheid van de deelstaten. Zo kan de federale wetgever een door
een deelstaat ingestelde belasting afschaffen of beperken en kan hij bepalen welke belastingen
niet door de deelstaten mogen worden geheven
In principe zijn geen opcentiemen en opdeciemen op belastingen ten behoeve van de federale
Staat toegelaten
De financiering van de deelstaten.
De financiering van de begroting van de Vlaamse en Franse Gemeenschap gebeurt
hoofdzakelijk via federale dotaties, niet-fiscale ontvangsten en leningen.
De autonome belastingbevoegdheid van de gemeenschappen is louter theoretisch. In de praktijk
is deze dode letter gebleven omwille van het feit dat de deelstaten hun belastingbevoegdheid
dienen uit te oefenen met inachtneming van hun territoriale bevoegdheid. Dat maakt dat de
toepassing van de fiscale decreten van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap in het tweetalige
gebied Brussel-Hoofdstad problematisch is.
De situatie van de gewesten is anders; deze genieten ook eigen fiscale inkomsten.
Eigen niet-fiscale ontvangsten van de deelstaten.
Het betreft ontvangsten die gekoppeld zijn aan de uitoefening van de eigen materiële bevoegdheid.
Vb.: retributie (zie artikel 173 Gw.), schenkingen en legaten.
Een retributie onderscheidt zich van een belasting, doordat een retributie in essentie een
kostenvergoedend karakter heeft: het betreft een vergoeding voor het gebruik van een specifieke
openbare dienst. Bv. parkeerretributie