HC9 Flashcards

1
Q

De levensloop theorie is gericht op het verklaren van verschillen tussen personen. Waarom? Geldt dezelfde verklaring voor iedereen?

A

De levenslooptheorie kijkt naar waarom de ene persoon wel en de andere geen criminaliteit pleegt. We hebben ons niet gericht op de ontwikkeling van het gedrag over tijd, dit is dus moeilijk te beantwoorden door de traditionele criminologie die we tot nu toe hebben gezien. Dezelfde verklaring geldt voor iedereen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een criminele carrière paradigma?

A

Dit voegt een tijddimensie toe. A criminal career is the longitudinal sequence of crimes committed by an individual offender.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Neem als voorbeeld van de longitudinale sequentie roken. Veel mensen hebben een rookcarrière, je hebt een startleeftijd en een stopleeftijd. Van welke dimensies is dit afhankelijk?

A
  • Frequentie (hoeveel sigaretten per dag)
  • Diversiteit (alleen sigaretten of ook sigaren, vapes, joints)
  • Duur (hoelang duur het)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De start- en stopreden verschillen van elkaar en ook de tijd ertussen in, als je aan het roken bent. Wat zijn redenen om te starten, door te gaan en te stoppen met roken?

A
  • Starten: Omdat je het stoer vindt, vrienden doet het etc..
  • Doorgaan: Er is geen reden meer om stoer te doen voor je vrienden, want ze hebben het al gezien, maar het doorgaan met roken heeft andere redenen: Vind t nice, verslaafd, wil iets doen met m’n handen
  • Stoppen: gezondheid, het is duur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ziet het starten, doorgaan en het stoppen eruit voor criminaliteit?

A
  • Starten: Invloed door thuissituatie, omgeving etc.
  • Doorgaan: door vrienden, groep etc.
  • Stoppen: gevangenis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is er kenmerkend aan de zelfcontrole theorie?

A
  • Criminaliteit is het gevolg van een gebrek aan zelfcontrole
  • Niveau van zelfcontrole wordt bepaald in de vroege jeugd: 0-8/10
  • Niveau van zelfcontrole is daarna stabiel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Is er voor de zelfcontrole theorie longitudinaal onderzoek nodig? Leg uit.

A

Er is geen longitudinaal onderzoek nodig, want als we de leeftijd weten en het aantal delicten, dan weten we al waar die persoon zit op het spectrum, of diegene een hoge of lage zelfcontrole heeft, want dat verandert niet over tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe verklaren statische theorieën criminaliteit?

A

Ze kijken naar verschillen tussen personen. Als we een verschil zien in criminaliteit, dan komt dat door de stabiele individuele eigenschappen van personen, t.o.v. elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke individuele eigenschappen hebben dan invloed op het wel of niet plegen van criminaliteit?

A
  • Persoonlijkheid
  • Intelligentie
  • Zelfcontrole
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit hoe school en peers indirect wel of niet kunnen zorgen voor criminaliteit.

A

Kinderen met een lage zelfcontrole zullen kinderen opzoeken met een lage zelfcontrole. Het zijn crimineel geneigde kinderen die andere crimineel geneigde kinderen opzoeken: selectie. Dit is niet een oorzakelijk verband, maar een spurieus verband tussen crimineel geneigde kinderen en crimineel geneigde vrienden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit in hoeverre mensen met een weinig antisociaal gedrag en veel antisociaal gedrag later antisociaal gedrag gaan vertonen bij statische theorieën

A
  • Veel antisociaal gedrag: Later ook veel antisociaal gedrag
  • Weinig antisociaal gedrag: Later ook weinig antisociaal gedrag
    Dit blijft min of meer stabiel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de belangrijkste concepten van de levenslooptheorie en wat houdt het in?

A
  • Locatie in tijd en plaats: Iedereen historische/geografische locatie brengt eigen (on)mogelijkheden met zich mee: bv. tijd waarin je opgroeit, culturele verschillen in wat je wel en niet mag.
  • Verbonden levens: Beïnvloeding binnen en tussen generaties –> No man is an island. Dingen die invloed hebben gehad op je ouders of grootouders, zijn ook van invloed op jouw leven, bv. emigreren
  • Timing van levens: Kalenderleeftijd en volgtijdelijkheid van transities (wanneer gebeuren grote veranderingen, bv. trouwen op 16e of 36e, zelfde geldt voor kinderen. Eerst trouwen, dan kinderen of eerst samenwonen, dan kind, dan trouwen etc.) bepaalt mede het effect van deze transitie –> andere soorten gevolgen/mogelijkheden
  • Human agency: Transities bieden enkel mogelijkheden, personen moeten die mogelijkheden aangrijpen –> het idee dat mensen zelf bewust beslissingen maken om hun leven een bepaalde richting op te helpen, bepaald doel te bereiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt er bedoeld met levensloop?

A

Alle trajecten, een bundeling van alle carrières die een persoon heeft gehad, vormen samen iemands levensloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar gaat het bij de leeftijdsgebonden informele sociale controle theorie over?

A
  • Niet kinds of people, maar kinds of contexts –> Het gaat niet alleen om jongeren, maar we gaan verder kijken dan jongeren
  • Bronnen van sociale controle zijn leeftijdsgebonden: Als je 10 bent, is gezin en school belangrijk. Als je 20 bent, zijn dat je vrienden. Als je 30 bent, dan is dat een relatie en een baan. Bronnen van sociale controle verschillen per leeftijdsfase. Mate waarin mensen bindingen hebben met de bronnen van sociale controle verschilt per leeftijdscategorie.
  • Ontwikkeling van crimineel gedrag wordt deels bepaald door ‘toevallige’ gebeurtenissen –> loop ik mijn toekomstige partner mis? Krijg ik een bepaalde baan niet?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de motivatie, onderzoeksvraag, dadertype, verklaringen, duur criminaliteit, verklaringsniveau en wat is er nog meer belangrijk bij de age-graded theory of informal social control (Leeftijdsgebonden informele sociale controle theorie van Sampson & Laub)?

A
  • Motivatie (crimineel) gedrag: Stake in conformity: binding met de conventionele wereld
  • Onderzoeksvraag: Waarom stoppen sommige mensen met het plegen van criminaliteit?
  • Dadertype: Dadertype varieert
  • Verklaringen: Deze theorie stelt dat iemand die criminaliteit pleegt ervoor kiest om door te gaan (persistent) of te stoppen (desistance) op basis van enkele turning point, bv. huwelijk, baan
    Turning points kunnen ook negatief werken –> cumulatief nadeel (mede door labelling)
  • Duur criminaliteit: O.b.v. deze theorie kan iedere crimineel doorgaan met criminaliteit (continuïteit), maar ook stoppen (verandering). Deze theorie borduurt voort op de theorie van Hirschi.
  • Verklaringsniveau: Microniveau
  • Belangrijk: Dynamisch –> trajectories. Verschillende ontwikkelingspaden, ze kunnen ontstaan, maar je moet ze zelf grijpen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Is de Age-Graded Informal Social Control theorie een statische, dynamisch of typologische theorie? Leg uit waarom.

A

De Age-Graded Informal Social Control theorie is een dynamisch theorie. De uitkomst kan veranderen. Het gaat om de interactie tussen individu en omgeving. Zo hebben school en peers invloed op wel of niet criminaliteit plegen, maar criminaliteit plegen heeft ook invloed op school en peers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke theorieën zijn van belang bij de wisselwerking tussen school en criminaliteit?

A
  • Sociale controle theorie
  • Straintheorie
  • Rationele keuze theorie
18
Q

Welke theorieën zijn van belang bij de wisselwerking tussen peers en criminaliteit?

A
  • Differentiële associatietheorie
  • Sociaal leren
  • Subcultuur
19
Q

Wat kunnen redenen zijn om te stoppen met criminaliteit (desistance) volgens de Age-Graded Informal Social Control theorie?

A

School, werk, relatie en kinderen kunnen een turning point zijn. Dit kan ervoor zorgen dat mensen stoppen met het plegen van criminaliteit

20
Q

Welke theorieën zijn van belang bij het stoppen met criminaliteit volgens de Age-Graded Informal Social Control theorie?

A
  • Routine activiteitentheorie
  • Differentiële associatietheorie
  • Sociale controletheorie
21
Q

Wat kan ervoor zorgen dat iemand juist door blijft gaan met criminaliteit plegen (persistence) volgens de Age-Graded Informal Social Control theorie?

A

De interactie tussen werk en delict. Stel iemand steelt iets op werk, dan word je ontslagen. Dit is van invloed op je werk, want je bent nu werkloos. Dan heb je ook geen recht op een uitkering. Dat zorgt ervoor dat het nog aantrekkelijker wordt om een delict te plegen. Uiteindelijk krijg je dan een veroordeling en een strafblad, wat het nog moeilijker maakt om een baan te krijgen. Dit leidt tot een slechte financiële situatie, onrechtvaardig, minder sociale controle. De investering die je had in de maatschappij, die raak je kwijt. Het is moeilijker om uit de draaikolk te ontsnappen. Dit zorgt voor een persistente vorm van criminaliteit.

22
Q

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat mensen geen persistente daders worden?

A

Door in te grijpen bij bv. het ontslag. Geef iemand een waarschuwing. Zo kunnen mensen eruit worden geholpen. Als we mensen een tweede kans geven, dan komt het niet zo ver.

23
Q

Leg uit in hoeverre mensen met een weinig antisociaal gedrag en veel antisociaal gedrag later antisociaal gedrag gaan vertonen bij dynamische theorieën?

A

Het leven kan alle kanten op. Als je met antisociaal gedrag begint, betekent niet dat je daarmee eindigt. Het kan wel, maar hoeft niet. Hetzelfde geldt andersom.

24
Q

Wat zijn de motivatie, onderzoeksvraag, dadertype, verklaringen, duur criminaliteit, verklaringsniveau en wat is er nog meer belangrijk bij de dual taxonomy theory van Moffitt?

A
  • Motivatie (crimineel) gedrag: Erkenning tot volwassenheid
  • Onderzoeksvraag: Waarom stoppen sommige mensen met het plegen van criminaliteit?
  • Dadertype: 2 typen: Life Course Persistent (LCP) en Adolescent Limited (AL)
  • Verklaringen: Voor beide verschillende verklaringen om over te gaan tot criminaliteit.
    LCP: Neurologische afwijkingen die ontstonden voor of na de geboorte. Hebben een beperkte gedragsrepertoire waaronder criminaliteit valt.
    AL: Ervaren een Maturity Gap: Voelen zich volwassen, maar worden niet zo gezien. Willen hiermee hun autonomie demonstreren. Antisociaal gedrag is aangeleerd soms door LCP.
  • Duur criminaliteit: O.b.v. deze theorie kan niet iedere crimineel doorgaan met criminaliteit (continuïteit) en stoppen (verandering)
  • Verklaringsniveau: Microniveau
  • Belangrijk: AL: kunnen verstrikt raken. Ze kunnen alsnog doorgaan met criminaliteit, bv. door labelling.
25
Q

Wat voor soort theorie is de dual taxonomy theory?

A

Een typologische theorie. Dit is een combinatie van een statische theorie en een dynamische theorie. Voor sommige mensen geldt dat de stabiele individuele eigenschappen van belang zijn en voor anderen is de context en de omgeving erg belangrijk.

26
Q

Wat zijn de stabiele individuele eigenschappen?

A
  • Persoonlijkheid
  • Intelligentie
  • Zelfcontrole
27
Q

Hoe ziet de age-crime curve van life course persistent daders eruit?

A

Ze hebben een vroege start, er is veel diversiteit qua criminele feiten. Ze zijn lang bezig. Ze stoppen pas heel laat en dat is eigenlijk alleen omdat ze te oud worden. Dit is 5% van de daders.

28
Q

Wat is er kenmerkend aan life course persistent daders?

A

Het zijn kinderen die al vanaf dat ze geboren zijn meer prikkelbaar zijn. Het opvoeden en zorgen voor de kinderen is lastig. Ze hebben een kort lontje en de ouders ook. Ze kregen een harde, inconsequente opvoeding. Ze vertonen egoïstisch gedrag. Het zijn vervelende kinderen, moeilijk om mee om te gaan. Kinderen willen niet met ze spelen, dit leidt tot geen goede sociale interacties hebben. Hierdoor leren ze geen zelfcontrole te krijgen. Ze worden gelabeld als lastig kind. Antisociaal gedrag zit in hun gedragspatroon, pas op latere leeftijd als er al een afname is van criminaliteit, dan zal dat te maken hebben met gezondheid.

29
Q

Hoe ziet de age-crime curve eruit van Adolescence limited daders?

A

Zoals de normale age-crime curve. Ze beginnen wat later, namelijk in de adolescentie. Ze pieken misschien wel even hoog als levensloop daders, maar ze stoppen ook weer heel snel. Het is erg leeftijd afhankelijk. Minder heftige delicten dan levensloop persistente daders. Dit is 95% van de daders.

30
Q

Wat is er kenmerkend aan adolescentie gelimiteerde daders?

A

Zij beginnen aan het einde van de adolescentie en de criminaliteit neemt snel weer af. Deze kinderen hebben niet te makne met biologische of psychologische facotren. Ze hebben prima zelfcontrole. Ze doen crimineel gedrag vooral door strain, maturity gap. Ze zijn biologisch volwassen, je hebt een drang naar autonomie, maar er wordt nog op je gelet. Je moet naar school etc. Je wordt niet als volwassen gezien en ook niet zo behandeld. Hoe kan ik mij toch autonoom gedragen? Ze zien persistente daders, die hebben geld, drugs en seks en zijn wat volwassener. Dat willen zij ook, dus ze gaan criminaliteit plegen. Ze nemen het gedrag over, differentiële associatie –> piek in delinquentie. Het is van korte duur, want met het toenemen van de leeftijd worden ze ook sociaal als volwassen gezien. Als ze de conventionele mogelijkheden krijgen om als volwassen te worden gezien op een andere manier dan delinquent gedrag, dan zullen ze die mogelijkheden ook nemen.

31
Q

Wel hebben AL de kans om verstrikt te raken. Leg dit uit.

A

Ze kunnen in de piek van het delinquente gedrag gepakt worden of ze maken iemand zwanger of er gaat iets helemaal fout, waardoor ze verstrikt raken in de levensloop persistente daders door labelling.

32
Q

Hoe zorg je ervoor dat AL niet verstrikt raken in de criminaliteit?

A

Door de jongeren geen strafblad te geven, zodat ze niet gelabeld worden en weer uit die criminaliteit kunnen komen.

33
Q

Leg uit in hoeverre mensen met een weinig antisociale neiging en veel antisociale neiging later antisociaal gedrag gaan vertonen bij typologische theorieën?

A
  • Veel antisociale geneigdheid: deze mensen blijven altijd antisociaal
  • Weinig antisociale geneigdheid: deze mensen kunnen minder antisociaal gedrag vertonen, maar ook juist veel meer
34
Q

Eén van de meest recente ontwikkelingen van de levenslooptheorie richten zich op de human agency, dat je zelf kan sturen waar je leven heen gaat. Welke theorieën vallen hieronder?

A
  • Cognitive transformation
  • Identity theorie
  • Redemption theory
35
Q

Wat zijn de belangrijkste concepten van de cognitive transformation theorie in?

A
  • Openheid om te veranderen: Je loopt tegen een baan aan, als je op zoekt bent naar een baan en niet zomaar uit het niets. Je moet open staan om te veranderen
  • Beeld van toekomstige conventionele zelf: Replacement self –> Dit ben ik nu, maar waar wil ik naar toe? Concreet idee waar je naartoe wilt. Dat zorgt ervoor dat je open staat om te veranderen, in kleine stapjes
  • Mogelijkheid om te veranderen: Crimineel gedrag als onverenigbaar met (toekomstige) conventionele zelf: crimineel gedrag past niet bij het beeld van je toekomstige zelf
  • Herwaardering crimineel gedrag: Ga je stoppen met criminaliteit, dan heb je een hook for change, een aangrijpingspunt. Je moet open staan voor een hook en ernaar op zoek gaan. Dit kan je grijpen om je leven te beteren
36
Q

Hoe zien de zelfcontroletheorie, de leeftijdsgebonden theorie en de cognitieve transformatie theorie keerpunten en hooks for change?

A
  • Zelfcontrole: Turning point komt pas als criminaliteit op z’n laagst is, eigenlijk komt er helemaal geen turning point
  • Age-graded theory: Er is een turning point, bv. relatie, trouwen etc.
  • Cognitieve transformatie theorie: Er zijn hooks for change, een aangrijpingspunt, maar je moet er wel voor open staan en de kans pakken
37
Q

Wat kenmerkt de identity theorie?

A
  • Agency is toekomstgericht: keuzes met blik op het te bereiken doel
  • Possible selves: Verschillende ontwikkelingsmogelijkheden: Desired & Feared self
  • Feared self: Angstbeeld, als ik zo door ga, dan … –> menselijk gedrag wordt beïnvloed door hun feared self, voor het beeld van onszelf waar we bang voor zijn. Het is het ontwijken van de dingen die je niet wilt die ons gedrag verandert.
  • Actualisation feared self/Rock bottom experience: lager kan je niet zakken –> dit is het moment dat mensen bedenken dat ze hun leven willen veranderen. Dit kan zo niet langer.
38
Q

Wat kenmerkt de redemption theory?

A
  • Mensen streven naar een coherent zelf-narratief: Geen knifing off, maar continuïteit in zichzelf
  • Discrepantie tussen huidige zelf en vroeger gedrag: herinterpretatie van het verleden
  • Scripts om discrepantie te overbruggen: condemnation: dat gebeurt me nou altijd, ik kan er niets aan doen, doomed to life: persisters
    redemption: zelf ben ik niet zo, dat was ik, maar niet meer. Ik omarm nu ook de goede dingen in mijn leven, het goede narratief: desisters
  • Profesional ex, wounded healer
39
Q

De zelfcontrole theorie zegt dat er geen longitudinaal onderzoek nodig is. Hoe denkt de levensloopcriminologie daarover?

A

Je moet juist longitudinaal onderzoek doen, de levensloop meenemen. Gedrag in de adolescentie lijkt erg op elkaar. Als je maar één meetmoment hebt, dan ga je straks een verkeerde interventie gebruiken, die helemaal niet werkt. Juist omdat dat gedrag zo op elkaar lijkt, kan je het verkeerd aannemen voor een ander soort dader.

40
Q

Wat is een beleidsimplicatie voor de identity theory?

A

Gericht op de vroege interventie –> voorkomen van het criminele pad/tonen van possible self

41
Q

Wat valt er te zeggen over continuïteit, verandering en type theorie voor zelfcontrole theorie, dual taxonomy en age-graded theory?

A

Zelfcontrole
- Continuïteit: Ja, mensen blijven crimineel gedrag vertonen, omdat zelfcontrole stabiel blijft
- Verandering: Nee, individuele verschillen blijven stabiel gedurende de levensloop
- Type: Statisch, dus alleen continuïteit

Dual taxonomy
- Continuïteit: Alleen LCOP vertonen continuïteit in crimineel gedrag gedurende de levensloop
- Verandering: Alleen AL daders staan open tot verandering, want crimineel gedrag is gelimiteerd tot adolescentie
- Type: Typologisch, dus continuïteit of verandering

Age-graded
- Continuïteit: Ja, continuïteit door individuele kwaliteiten en zwakke sociale banden met de maatschappij
- Verandering: ja, sterke sociale banden kunnen daders veranderen en leiden tot desistance.
- Type: Dynamisch, dus continuïteit en verandering