HC6 Flashcards
Gabriel Tarde was een van de voorgangers van de differentiële associatietheorie. Wat waren zijn 3 wetten van imitatie?
- Wet van contact: Mensen imiteren elkaar naar ratio van de mate van contact –> als je veel contact hebt met iemand, dan ga je sneller dat gedrag overnemen.
- Wet van imitatie van superieuren door ondergeschikten: jongeren imiteren ouderen; onderklasse imiteert hogere klasse
- Wet van invoeging: nieuwe gebruiken vervangen oude gebruiken –> bij gevechten als ze eerst met vuisten slaan en later met mes, dan wordt er niet terug gegaan naar vuisten.
Sutherland, de bedenker van de differentiële associatietheorie, is beïnvloed door George H. Mead. Wat staat er bekend bij George Mead?
- Symbolisch interactionisme: Het individu als product van sociale actie en interactie –> Het zelf bestaat uit I en me, I zijn de innerlijke impulsen, me bestaat uit reacties van anderen
- Menselijk handelen is gebaseerd op de betekenis die wordt gegeven aan dat handelen
Sutherland is het niet geheel eens met de sociale desorganisatietheorie van Shaw&McKay en wil kijken naar hoe dat op individueel niveau is. Dit leidt tot de differentiële associatietheorie. Wat zijn kenmerken hiervan? Noem er 9
- Crimineel gedrag wordt aangeleerd
- Crimineel gedrag wordt aangeleerd in interactie- en communicatieprocessen met andere personen
- Het leren van crimineel gedrag vindt hoofdzakelijk plaats in intieme, persoonlijke groepen –> gezin, vrienden, collega’s
- Wanneer crimineel gedrag wordt geleerd, dan omvat dat leren: 1. Technieken om crimineel gedrag uit te voeren, die kunnen variëren in mate van complexiteit (bv. je hoeft niet veel te kunnen voor winkeldiefstal). 2. De specifieke richting van motieven, rationalisatie en attitudes –> Hoe denken we over dat gedrag? Wat wordt er gevonden in je omgeving?
- De specifieke richting van motieven wordt gevormd door definities van wetten/gedragingen die positief of negatief kunnen zijn.
- Iemand wordt delinquent door een overmaat aan definities die positief zijn t.a.v. wetsovertredingen boven definities die negatief staan t.a.v. wetsovertredingen.
- Differentiële associaties kunnen variëren in frequentie, duur, prioriteit en intensiteit
- Het leerproces van crimineel gedrag door associaties met criminele en anti-criminele gedragspatronen omvat alle mechanismen die elk leerproces optreden.
- Hoewel crimineel gedrag een expressie is van algemene behoeften en waarden, wordt het niet verklaard door deze algemene behoeften en waarden, daar niet-crimineel gedrag eveneens een uiting is van dezelfde behoeften en waarden
Er zijn drie belangrijke concepten van de differentiële associatietheorie die leiden tot criminaliteit. Welke?
- Opportunities/gelegenheid
- Definities
- Skills/vaardigheden
Er zijn twee manieren die invloed kunnen hebben op de gelegenheid. Wat zijn deze en wat zijn de voorbeelden hiervan?
- Conventioneel: Scholen, werk
- Crimineel: Helers, pandjeshuizen, drugshandel
Wat houdt definities in?
Niet de objectieve condities, maar de subjectieve ervaring van die condities
Noem een voorbeeld van een negatieve, een neutrale en positieve definitie van stelen.
- Negatief: Stelen is slecht
- Neutraal: Een brood stelen omdat je honger hebt, mag
- Positief: Knap, hij heeft echt een grote slag geslagen
Hoe positiever de definities, hoe groter de kans dat iemand crimineel gedrag gaat plegen
Er zijn ook twee manieren die van invloed kunnen zijn op de vaardigheden. Welke en geef voorbeelden
- Conventioneel: Lezen/schrijven, omgangsvormen, kleedstijl
- Crimineel: Dealen, autodiefstal, winkeldiefstal
Wat zijn aspecten die invloed hebben op de definities en wat houdt het in?
- Frequentie: Het aantal keer dat de definitie wordt aangeboden
- Duur: Lengte van de periode van blootstelling
- Prioriteit: Hoe vroeg de definitie is aangeboden in het leven
- Intensiteit: Hoe intenser de relatie met of hoe hoger het aanzien van de persoon
Dan komen de neutralisatietheorie en subterranean values. Wat is er hier belangrijk bij?
- Inhoud en timing van wat geleerd wordt –> Inhoud: neutraliseren van morele beperkingen; Timing: voor het begaan van het delinquente/crimineel gedrag (niet als rationalisatie achteraf)
- Resultaat: moral holiday –> de regels zijn even niet meer voor jou van toepassing. Hierdoor wordt criminaliteit plegen een optie
- Participatie is uiteindelijk afhankelijk van motivatie, beloning etc
- Mensen die geen excuusjes maken voor zichzelf en bepalen dat de regels ook voor hen van toepassing zijn, die plegen geen criminaliteit
- Subterranean values: De wet draagt de eigen neutralisatie in zich –> Wetboek van Strafrecht, noodweer etc.
Noem de neutralisatiemechanismen en geef een voorbeeld
- Ontkenning van verantwoordelijkheid: Zij slepen me steeds mee
- Ontkenning van letsel/schade: Ik steel enkel uit grote winkels, die missen het niet
- Ontkenning van slachtofferschap: Ik doe er toch niemand pijn mee
- Veroordeling van veroordelaars: Ze zijn zelf nog veel erger
- Beroep op hogere loyaliteiten: Ik kan ze toch niet mijn vriend laten slaan
- Metafoor van de weegschaal: Ik doe ook goede dingen
- Ontkenning van negatieve bedoelingen: Het is maar een geintje
- Relatief acceptabel: Er zijn er die nog veel erger zijn dan ik
- Normaliteitsclaim: Iedereen doet het
Op welke punten kan je de neutralisatietheorie beoordelen en wat is op die punten de beoordeling?
- Testbaarheid: Moeilijk vast te stellen of neutralisatie vooraf gaat aan het delict of dat er sprake is van rationalisatie achteraf
- Houdbaarheid premissen: Veronderstelt effectieve socialisatie (dit wordt in subculturele en controletheorieën juist geproblematiseerd)
Op welke punten kan de differentiële associatietheorie beoordeeld worden?
- Falsificatie
- Reikwijdte
- Testbaarheid
- Empirische validatie
Wat is de beoordeling van de reikwijdte van de differentiële associatietheorie?
Het is een algemene theorie: het gaat over veel soorten criminaliteit