HC2 Flashcards
Als een uitleg voor crimineel gedrag, wordt soms spiritualiteit gebruikt. Hiervoor wordt compurgatie gebruikt. Wat is dit?
Compurgatie houdt in dat de verdachte gerespecteerde mensen heeft die zweren onder ede dat hij of zij onschuldig was. Deze logica is gebaseerd op het geloof dat niemand onder ede zou liegen door de angst voor God’s straf
Wat is het grootste probleem aan spirituele verklaringen voor crimineel gedrag?
Het kan niet wetenschappelijk getoetst worden
Wat is het belangrijkste kenmerk van de klassieke school (Beccaria)?
De hele theorie is gebaseerd op een individuele crimineel die als een persoon zelf kan berekenen wat hij of zij wil doen. In dat tijdperk was de filosofie dat mensen een vrije wil hadden. Ze leefden volgens een pijn en fijnheid principe, waarbij de risico’s en beloningen werden berekend van hun acties.
Wat zijn de kenmerken van de Verlichting (1650-1800)?
- Opkomst gegoede middenklasse
- Heersende klassen (adel, geestelijken) beroepen zich op god om status quo te handhaven
- Secularisering, vertrouwen op menselijke ratio
- Samenleving niet door god gegeven, maar sociaal contract
- De heerser is er voor het volk en niet andersom
- Rechtspraak door godsoordeel
- Corruptie en willekeur slecht voor handel
- Trek naar stad, toename criminaliteit
Wat is de standaardvraag bij de klassieke school?
Hoe kan een effectieve en voorspelbare strafrechtspleging worden gerealiseerd, die de burger voldoende bescherming biedt tegen de staat?
Wat is de wetmatigheid van de klassieke school?
Mensen verkiezen ‘plezier’ boven ‘pijn’
Wat zijn de condities van de klassieke school?
- Omstandigheden van het geval bepalen de kosten (pijn) en baten (plezier) van gedragsalternatieven
- Mensen maken een rationele afweging van kosten en baten
Wat is het explanandum van de klassieke school?
Mensen kiezen voor dat gedrag dat hen het meeste voordeel oplevert
Wat zijn de kenmerken aan de conditie: ‘Omstandigheden van het geval bepalen de kosten en baten van gedragsalternatieven’?
- De strafwet is als middel om de kosten en baten van een delict te beïnvloeden
- De hoogte van de straf moet net hoog genoeg zijn om daders er van te weerhouden een bepaald delict te plegen
- De straf moet bij het delict passen, niet bij de dader
- Straffen moeten voldoende zeker, snel en zwaar zijn
- Individuen geven deel van de soevereiniteit op in ruil voor bescherming van de staat (Hobbes, Rousseau)
- Omdat straffen (strafwetten) individuele vrijheden beknotten, moeten ze restrictief worden toegepast
- Straf is niet bedoeld als leedtoevoeging, schadevergoeding of als ‘voorbeeld’
Toch was er ook kritiek op zwaar, snel en zeker straffen. Wat was de kritiek?
- De zwaarte van de straf is alleen belangrijk wanneer snelheid en zekerheid niet konden worden gewaarborgd
- Zeer zware straffen ondermijnen mogelijk het gezag (contactbreuk)
- Hoe zwaarder de straf, hoe onwaarschijnlijker dat hij wordt toegepast, hoe onzekerder de straf, hoe zwaarder de straf moet zijn om af te schrikken
Wat zijn de elementen van de klassieke theorie (object, explanans, explanandum)?
- Object: iedereen (behalve kinderen en geesteszieken)
- Explanans: rationele kosten/baten afweging
- Explanandum: wetsovertredingen
Hoe wordt de theorie beoordeeld?
- Logisch
- Reikwijdte: verzameling objecten: groot; explanans: abstract; explanandum: specifiek
- Zuinig
Wat zijn de kenmerken van de conditie ‘Mensen maken een rationele afweging van kosten en baten’?
- Niet objectieve kosten en baten, maar individuele perceptie van die kosten en baten
- Niet daadwerkelijke zekerheid, snelheid en zwaarte van straf, maar de individuele perceptie van die zekerheid en zwaarte
- Niet alleen de ‘kosten’ die samenhangen met strafoplegging
Wat blijkt er uit de kenmerken van de conditie ‘Omstandigheden van het geval bepalen de kosten en baten van gedragsalternatieven’?
- Plezier uit het plegen van een delict is niet voor iedereen gelijk
- Pijn van de straf is ook niet voor alle daders gelijk –> dagboetes en gevangenisstraf?
- Strafdoel beperkt zich tot afschrikking
Wat is er kenmerkend aan de opkomst van de wetenschappelijke criminologie in de 19e en 20e eeuw?
- Meten is weten
- Verschuiving van het kennisprobleem: Het gaat niet meer om: waarom begaat iemand op een bepaald moment een bepaald delict (theory of crime), maar het gaat nu om: waarom begaan sommige (groepen) mensen vaker delicten dan anderen (theories of criminality)
- Eind 20e eeuw stagnatie criminologische theorievorming: voorspellend vermogen zwak