HC.8 eiwitstructuur en enzymwerking Flashcards

1
Q

Primaire structuur toelichting

A

Aminozuurvolgorde, afhankelijk van nucleotidevolgorde in coderende deel van DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Primaire structuur bindingen

A

Peptide bindingen (covalent)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Secundaire structuur toelichting

A
  • Alfahelix (spiraalvorm)
  • beta strand ( Plaatsstructuur) ( onderling vaak parrallel wat zorgt voor beta sheet)
  • Losse stukjes eiwit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Secundaire structuur bindingen

A
  • waterstofbruggen tussen peptiden

- liggen restgroepen aan dezelfde kant dan alfahelix, liggen ze zover mogelijk uit elkaar dan beta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tertiare structuur toelichting

A

ruimtelijke vouwing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tertiare structuur bindingen

A
  • waterstofbruggen
  • hydrofobe krachten
  • vander waals krachten
  • ionogene bindingen
  • zwavelbruggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Quaternaire structuur toelichting

A

Verzameling van verschillende eiwitten die een geheel vormen, en interactie met andere eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Quaternaire structuur bindingen

A
  • waterstofbruggen
  • hydrofobe krachten
  • vander waals krachten
  • ionogene bindingen
  • zwavelbruggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke bindingen zijn sterk

A

S-bruggen en primaire structuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar zorgen zwakke bindingen voor

A

Voor flexibiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is transition state

A

Dat is wanneer enzym zich aanpast aan substraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Functies van eiwitten

A

stevigheid, opslag, transport, hormonale eiwitten, receptoren, bewegingseiwitten en eiwit voor imuunsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Eiwit synsthese begint bij …

A

N-terminus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Functie enzymen

A

Vernsellen chemsiche reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe versnellen enzymen de chemsiche reactie

A

Door verlagen activeringsenergie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe specifiek zijn enzymen

A

Substraat specifiek

17
Q

Wat is enzymkinetiek

A

Verband tussen de substraatconcentratie en de reactiesnelheid

18
Q

Reactie van gekatalyseerde reactie is:

A

E + S ES -> E + P

19
Q

MM enzymen katalyseren een reactie volgens een … verband

A

Hyperbool

20
Q

Wat houdt 1e en 0e reactie in

A
0e= rechte lijn, snelheid neemt niet toe met substraatocncentratie
1e= limiterende stap is substraat
21
Q

Bij MM neemt de initele reactiesnelheid toe aanvankelijk met de …

A

substraatconcentratie, wel vlakt hij af

22
Q

Hoe is Km af te lezen

A

Bij de helft van Vmax

23
Q

Waarom MM niet handig bij snel reageren

A

Omdat het niet realistisch de substraatconcentratie extreem te verhogen of om in zeer korte tijd extreem veel enzymen te maken

24
Q

Wat biedt een uitkomst bij snel reageren of snelle verandering

A

De allosterische enzymen i.c.m. een activator

25
Q

Welke verband heeft A enzym

A

Sigmoidaal

26
Q

2 vormen (conformatie) die in evenwicht zijn

A

T-ense vorm

R-elaxed vorm

27
Q

Welke vorm van T en R is actief

A

R is actief en T is inactief

28
Q

Waarom neemt bij veel substraat de snelheid minder toe

A

Omdat bijna alle enzymen al in de actieve vorm zijn omgezet.

29
Q

Verhogen reactiensnelheid (enzymregulatie)

A
  • Meer substraat aanleveren
  • meer enzym synthetiseren
  • aanwezig enzym veranderen naar actieve vorm
30
Q

Hoe verander je A enzym in actieve vorm

A

Door binding allostere activator

31
Q

Hoe verander je covalente modificatie in actieve vorm

A

door bijv. fosforylering

32
Q

Waarvan is de functie van eiwitten van afhankelijk

A

Van de 3D structuur

33
Q

Wat gebeurd er met Vmax en Km bij verdubbeling enzym

A

Vmax verdubbelt = zegt wat over enzym

Km blijft gelijk = zegt wat over binding