HC.5 Celorganellen en eiwitsortering Flashcards

1
Q

Waarom vindt eiwitsynthese plaats in het cytosol

A

Omdat eitwitten niet door de membranen kunnen passeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 soorten transportmechanisme voor eiwitten

A
  • Selectief transport door signaalpeptide
  • Porie- eiwitten
  • Transport vesicles
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eiwit transport naar de nucleus

A

Via vesicle naar nucleus –> binden aan kernporie –> porie-eiwit veranderd van vorm zodat het getransporteerde eiwit de nulcleus in kan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Eiwit transport naar de mito’s

A

Signaalpeptiden op de eiwitten binden aan de receptoren. Vervolgens getransloceerd door het membraan, eiwit is ontvouwen. Hierna weer vouwing in de mito

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Eiwit transport naar het RER

A

Zitten ribosomen die maken eiwit mbv mRNA. Ribosoom bindt met ER signal sequence aan een receptor in het membraan van het ruwe ER. Tijdens de nog doorgaande eiwitsynthese wordt het eiwit door het membraan getransporteerd via een porie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Eiwit transport naar en van het Golgi-systeem

A

Transport dmv clatherine vesicles.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar zorgen V en T snare voor

A

Via die 2 wordt het vesicle gebonden aan het membraan van het volgende compartiment waarna er fusie plaatsvindt en het eiwit wordt losgelaten door de receptor in het membraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Eiwitten kunnen ook de cel uit dmv secretie, 2 vormen?

A

Constitutieve en geïnduceerde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg uit constitutieve secretie

A

Vindt constant plaats en wordt nauwelijks gereguleerd, bijv. albumine lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit geïnduceerde secretie

A

Wordt gereguleerd. Stoffen zoals hormonen of neurotransmitters kunnen uit of aan zetten. bijv. insuline pancreas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 manieren eiwitafbraak

A
  • proteasomen
  • lysosomen
  • autofagosomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg uit proteasomen

A

Ubiquitine wordt aan eiwitten gelabeld die verkeerd gevouwen zijn. P herkennen dit en breken de eiwitten af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg uit lysosomen

A

pH is heel zuur, afbreken gebeurd op 3 manieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Eiwitafbraak lysosoom op 3 manieren

A
  • fagocytose (grote structuren)
  • endocytose ( via receptor opname van molecuul)
  • autofagie ( defecte organel omgeven door membraan (vaak ER)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe worden enzyemen herkend die naar lysosoom te gaabn

A

Marker mannose 6 fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is er aan de hand bij ziekte van pompe

A

Stapeling van glygogeen omdat dit dit kan worden afgebroken door de lysosomen. Dit beschadigd de spiercellen en zo ook de structuur van de hardspiercellen.

17
Q

Wat is RME

A

vorm van endocytose, hierbij een receptor aan plasmamembraan bindt. HIerbij vindt een verandering van het membraan plaats waardoor clathrine aan de receptoren kan binden. Dan coated vesicle , loslaten clathrine. De vesicle met receptoren komt in een endosoom terect. Endosoom en opgenomen deeltje splitst. Receptoren worden uitgescheiden dmv exocytose. De stoffen komen na fusie van endosomaal en lysosomaal membraan in het lysosoom en worden daar afgebroken.