HC7 | hyponatriemie Flashcards
1
Q
Wanneer hypo en wanneer hypernatriëmie?
A
<136 mmol/L
> 145 mmol/L
2
Q
Gevolg hypernatriëmie of te snelle correctie hyponatriëmie?
A
celkrimp –> osmotische demyelinisatie
3
Q
Gevolg hyponatriëmie of te snelle correctie hypernatriëmie
A
celzwelling –> hersenoedeem
4
Q
Oorzaken voor hyponatriëmie
A
inname/toediening van veel water
verminderde renale waterexcretie (lage eiwitinname, nierfalen, afgifte ADH)
5
Q
polydipsie
A
overmatig veel drinken
6
Q
Wanneer appropriate ADH afgifte
A
ADH afgifte bij verlaagd bloedvolume –> non-osmotische ADH afgifte
7
Q
Wanneer inappropriate ADH afgifte?
A
osmotische ADH afgifte