HC2 | waterreabsorptie Flashcards
gemiddelde in en output water per dag
2,5 l
gemiddelde uitscheiden osmolen p dag
600 mosm/L
maximale urineosmolaliteit
1200 (1400)
minimale urineosmolaliteit
40
urinevolume berekenen
uitgescheiden osmolen / urine osmolaliteit
Hoe concentreer je urine?
opbouwen osmotische gradiënt
hyperosmolaire interstitiële vloeistof in merg
Waarom zoveel lussen in nefron?
belangrijk voor uitwisseling tussen interstitium en voorurine
Hoe reabsorbeer je zoveel mogelijk water?
lis v H –> concentratiegradiënt opbouwen
VB –> waterreabsorptie dmv gradiënt en ADH (AQP2)
GAT + DRIJVENDE KRACHT
Hoe ontstaat een gradïent in LvH?
Countercurrent multiplication
TDL –> waterreabsorptie
TAL –> natriumreabsorptie
APQ2
hoofdcel verzamelbuis
reguleerbaar door ADH
apicaal
Countercurrent multiplier –> opbouw concentratiegradiënt stappen
- iso-osmotisch
- reabsorptie van natrium naar interstitium TAL
- b. osmolariteit in TAL daalt
- reabsorptie van water uit TDL door osm gradiënt
- b. osmolariteit in TDL stijgt / geen eff op osmolariteit interstitium
- stijging tot 1200 mosm/L, max conc.
Waar zorgt de counter current exchanger voor
osm. gradiënt blijft bestaan en geen verdunning door waterreabsorptie
Welke stoffen dragen bij aan concentratiegradiënt
NaCl en ureum
Noem factoren die van invloed zijn op de concentratie/verdunning van urine
- lengte lissen v H
- activiteit NaCl resorp in TAL
- hoeveelheid eiwit in voeding
- medullaire bloedflow –> hoe hoger, hoe meer wash out
- permeabiliteit vb
- pathofysiologie
Hoe osmoregulatie centraal en renaal?
- dorstreflex
- osmoreceptoren + ADH