HC1 | natriumreabsorptie Flashcards

1
Q

Hoeveel gram Na / NaCl is 100 mmol natrium

A

2,3 g Na

5,75 NaCl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk effect heeft toegenomen natriumresorptie?

A

oedemateuze ziekten

hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk effect heeft verminderde natriumresorptie?

A

hypovolemie –> orthostatische hypotensie / capillair refill

hypokaliëmie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Drie compartimentenmodel?

A

onderverdeling van lichaamsvloeistoffen in

  • ICF
  • interstitium (ECF)
  • plasma (ECF)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Drie compartimentenmodel?

A

onderverdeling van lichaamsvloeistoffen in

  • ICF
  • interstitium (ECF)
  • plasma (ECF)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk compartiment wordt bepaald door Kalium en welke door natrium?

A

K–> ICF

Na –> ECF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is druk natriurese?

A

licht verhogen BD om meer na uit te scheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar vooral na opslag?

A
  • interstitium

- bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar vind Na reabsorptie vooral plaats?

A

PT: 65-75%
dik LvH: 15-20%
DT + VB: laatste restjes

minder dan 5% uitscheiden

kwantitatief –> kwalitatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Probleem bij Fanconi-syndroom

A

inactieve NHE3 in PT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bartter syndroom

A

inactief NKCC2 in TAL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gitelman syndroom

A

inactief NCC in DCT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gordon syndroom

A

NCC kinase overactief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

PHA1

A

inactieve ENaC in DT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Liddle syndroom

A

overactieve ENaC in DT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Natriumreabsorptie stimulatoren en remmers

A

s: ADH en insuline
r: dopamine en prostaglandines

17
Q

Vormen van transport in PT

A

vooral transcellulair: Na reabsoprtie
voordeel: selectief + reguleerbaar

paracellulair ionen: Cl, Ca, Mg

18
Q

Vormen van transport in TAL

A

NKCC2 –> natriumreabsorptie

  • in apicaal membraan
  • Na + K + 2x Cl
19
Q

Hoe werkt tubuloglomulaire feedback

A
  • via NKCC2-transporter in macula densa
  • sensor natrium in voorurine

adenosine –> vasoconstrictie aff. + verlaging reninesecretie –> ang 2 omlaag –> minder na resorptie en minder aldo afgifte –> minder na resorptie

20
Q

Wat is het doel van tubuloglomerulaire feedback?

Hoe noem je dit?

A

Natrium aanbod vanuit proximale deel aan distale deel constant houden ongeacht GFR

tubuloglomerulaire balans

21
Q

Hoe wordt tubuloglomerulaire balans waarschijnlijk gemeten?

A

primaire cilia

koppelen flow aan hoeveelheid na resorptie

22
Q

vormen van transport in DT

A

Na/K pomp –> natriumgradiënt

NCC (symport Na en Cl)

23
Q

Vormen van transport in VB

A

hoofdcellen

type B intercalaircellen –> zuur-base balans natriumreabsorptie

ENaC en kaliumkanalen

24
Q

Hoe raak je vocht kwijt?

A

natriumreabsorptie beperken –> indirect waterreabsorptie remmen

dmv diuretica –> natriuretica

25
Q

Noem verschillende diuretica

A
  • osmotische diuretica / koolzuuranhydraseremmers (PT, minder na/bicarbonaat resorptie)
  • lisdiuretica (TAL, remmern NKCC2)
  • Thiazidediuretica (DT, remmen NCC)
  • Kaliumsparende diuretica (DT, ENaC remmen of aldosteron antagonisten –> minder kalium verdwijnen via urine)
26
Q

Nadeel van lisdiuretica en Thiazidediuretica

+ oplossing

A

kaliumstroom naar filtraat verhogen omdat er in de VB meer na gereabsorbeerd wordt wat ten koste gaat van K reabsorptie

Kaliumsparende diuretica erbij geven

27
Q

Hoe ontstaat diureticaresistentie en hoe kan dit verminderd worden?

A

hypertrofie bij cellen van transporters die niet geblokkeerd zijn
(breaking fenomenen): diureticum bereikt tubulus niet/tubulus reageert niet op diureticum

verschillende diuretica combineren / zoutbeperking / intraveneuze toediening