HC5 analyseren Flashcards

1
Q

Grand theorie

A

Opereren op abstract en meer algemeen niveau. Doordat ze zo abstract zijn is het moeilijk om een link te maken met de echte wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Middle Range theorie

A

Meer gericht op emperische feiten. Zitten in gelimiteerd domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Deductief, startpunt

A

theoretisch framework, template, codeerschema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Deductief werkwijze:

A

Intergreren data in het codeerschema. Code’s en thema’s zijn vooraf gedefineerd. Op basis van theorie of explorerende video’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Inductief: startpunt

A

Participanten een stem geven. Codeschema volgt uit data.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Inductief werkwijze:

A

vb: thematische analyse, grounded theory

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Narratieve analyse:

A

onderzoekt de verbinding van verbale uitingen met een serie gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kwalitatieve inhoudsanalyse

A

coderen interpreteren van teksten. Opbouwen codeboek ( tussen kwalitatief en thematisch in)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kritische discoursanalyse

A

zoeken naar argumentatie patronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Interpretatieve fenomenlogische analyse

A

Hoe geven mensen betekenis aan hun omgeving. Interpretatieve fase gericht op betekenisgevingsprocessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Thematische analyse

A

Inductief, en zoekt naar betekenisheden, lijkt op grounded theory maar ander doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Template analyse

A

deductief, met gebruik van codeboom vooraf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

1e stap analyse

A

Klaarmaken van het materiaal (digitaliseren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

2e stap analyse

A

Databeheer (organiseren van data)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

3e stap analyse

A

Afbraakfase (filteren, opdelen, fragmenteren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

4e stap analyse

A

Opbouwfase (linken, verbinden), opbrengst: constructen, concepten variabelen, thema’s

17
Q

5e stap analyse:

A

Rapporteren

18
Q

Transciberen moet:

A

woord voor woord, non verbale communicatie, anomiseren, memo’s toevoegen

19
Q

Open coderen doel:

A

fragmenteren vd data en ontwikkelen van codelijst passend bij ruwe data

20
Q

Wat is fragmenteren:

A

afbreken door open te coderen. Kunnen zijn: woorden, zinnen, alinea

21
Q

niet direct gaan coderen, maar:

A

Samen beluisteren interviews, lezen van elkaars transcripten.

22
Q

Transcripten lezen op 3 manieren

A

Eerst cognitief (leren kennen wat er staat), daarna interpretatief (wat is de betekenis) en reflexief (wat was mijn rol)

23
Q

Valsstrikken open coderen

A

Projectie van eigen kenmerken aan de ander
scheven of eenzijdige steekproeven, stemming en stijl
gelijkenissen niet zien

24
Q

Wat houdt axiaal coderen in?

A

Starten met opbouwen, codes reduceren/integreren. Categoriseren

25
Q

Wat houdt selectief coderen in:

A

Bepaal relevantie en samenhang tussen codes, opvallende uitspraken etc.

26
Q

Wanneer ben je klaar?

A

Als saturatie bereikt is, elk element van de theorie is uitgewerkt. Relaties tussen concepten zijn duidelijk