HC4.6 Immunosuppressiva 1 Flashcards

1
Q

Wanneer worden immunosuppressiva gebruikt?

A

Auto-immuunziekten, niet-infectieuze inflammatoire ziekten en transplantaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wil je vooral aanvallen bij transplantatie?

A

T-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij auto-immuunziekte?

A

immunoglobulinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij auto-inflammatoire ziekte?

A

Neutrofiele granulocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vanaf welke concentratie corticosteroïden wordt je eigen cortisol onderdrukt?

A

5mg/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer bijnieren onderdrukt en atrofisch?

A

Langer dan 2 weken behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe laat je cortisol productie op gang komen?

A

Stress schema om langzaam af te bouwen van corticosteroïden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Effecten glucocorticosteroïden?

A

● Stressrespons;
● Regulatie glucose- en vetmetabolisme;
● Anti-inflammatoire effecten;
● Meer botresorptie;
● Meer immunosuppressie;
● Vasculaire effecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ontstaat genomisch effect van glucocorticosteroïden?

A

Glucocorticoïd bindt onder normale omstandigheden aan steroïdreceptor, waardoor genen aan en uit worden gezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe ontstaat niet-genomisch effect van glucocorticosteroïden?

A

Bij hele hoge doseringen binden de corticosteroïden aan de membraanreceptor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Glucocorticosteroïden effect op immuunsysteem?

A
  • Remming van inflammatoire mediatoren, zoals cytokinen, prostaglandinen en NO
  • remming van celmigratie en celadhesie
  • Inductie van apoptose van leukocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Essentieel verschil tussen dexamethason en prednison?

A

Dexamethason passeert de placenta en prednison niet. Dit kan invloed hebben op je keuze.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer wordt niet gekozen voor prednison of cortisol?

A

Bij hoge bloeddruk ivm toename van natrium retentie door prednison en cortisol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sterkste middel om ontsteking te remmen?

A

Dexamethason, is 25 x sterker dan cortisol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Belangrijke bijwerkingen corticosteroïden.

A

-Cushing habitus (atrofie van de spieren, romp adipositas, buffalo hump, vollemaansgezicht en striae).
-infecties (herpes zoster)
-diabetes mellitus (door gluconeogenese),
-psychisch dysfunctioneren
-huidbloedingen,
-aseptische botnecrose
-osteoporose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de werking van azathioprine?

A

Dit is een purine synthese remmer en blokkeert synthese van adenosine en guanosine, waardoor geen DNA replicatie. Dus deling van cellen wordt geremd.

17
Q

Belangrijke bijwerkingen azathioprine?

A
  • Beenmergtoxiciteit (leukopenie, trombocytopenie, granulocytopenie_
  • Anemie
  • Hepatotoxiciteit
18
Q

Werking van mycofenolzuur?

A

Remt inosinemonofosfaatdehydrogenase (IMPDH). Dit enzym heb je nodig voor novo synthese van purines. Remt dus de deling ook.

19
Q

Wat is er speciaal aan mycofenolzuur?

A

Het is vrij selectief op de B en T-lymfocyten.

Dus als je alleen die wil remmen gebruik deze ouwe

20
Q

Wanneer word mycofenolzuur dan gebruikt?

A

SLE
Afstoting bij transplantatie
Uveïtis

21
Q

Bijwerkingen van mycofenolzuur?

A
  • Diarree
  • leukopenie
  • verhoogdeinfectiegevoeligheid
22
Q

Wanneer kies je mycofenolzuur ipv azathioprine?

A

Als je de Hb wilt sparen, want mycolfenolzuur zorgt heel zelden voor anemie.

23
Q

Werking alkylerende middelen?

A

Het remt DNA vorming, MAAR verandert je DNA ook.

24
Q

Bijwerkingen alkylerende middelen?

A
  • Bij lang gebruik heb je verhoogd risico op kanker
  • Cytotoxisch
  • Verhoogde kans op infecties
25
Q

Indicaties alkylerende middelen?

A

Irreversibele orgaanschade
Vasculitis
SLE

26
Q

Werking methotrexaat?

A

Reductie synthese van immuno- globulinen (blokkeert foliumzuur afhankelijke routes, nodig voor DNA synthese)

27
Q

Bijwerkingen methotrexaat?

A
  • Beenmerg- toxiciteit
  • Levertoxiciteit
  • Ernstige longafwijkingen
  • Mucositis
28
Q

Werking JAK-remmers?

A

Signaalremming vanuit de JAK’s naar de nucleus via STAT

29
Q

Wat doen calcineurine blokkerende middelen?

A

Ze remmen aflezen van DNA, waardoor productie van cytokinen verminderd. Specifiek productie van IL-2.

30
Q

Wat remmen ze dus?

A

T-cellen

31
Q

Belangrijke bijwerking hydroxychloroquine?

A

Bij lang gebruik is het retina toxisch (bulls-eye)

31
Q

Wanneer kies je liever voor specifieke COX-2 inhibitor (NSAID).

A

Als de patiënt antistolling gebruikt. COX-1 heb je namelijk nodig voor plaatjes aggregatie.

32
Q

Welke COX neemt toe bij ontstekingsreactie?

A

COX-2

33
Q

Leerdoelen van dit college:

  1. De werking en toepassing van klassieke immuunsuppressiva kunnen benoemen.
A