HC4 Flashcards

1
Q

Wat is macht?

A

Dit is wanneer de wil kan worden doorgezet, desnoods met gebruik van geweld (onvrijwillig). Macht kan het gedrag beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is gezag?

A

Dit is wanneer de wil door anderen vrijwillig, zonder fysieke of geestelijke druk wordt gevolgd. Gezag kan het gedrag beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Er zijn 2 visies op macht in verband tot gezag. Welke?

A
  • Volgens sommigen (bv. Weber) is gezag een afgeleide van macht: gezag is gerechtvaardigde, legitieme macht
  • Volgens anderen (bv. Zijderveld) is gezag geen afgeleide van macht: macht komt van bovenaf (wordt top-down uitgeoefend), gezag van onderop (wordt bottom-up toegekend)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de ontwikkelingen op gebied van gezag sinds de jaren ‘60?

A
  • ‘60: de politie treedt te hard op
  • ‘70: de afstand tussen burger en politie moet kleiner, daar werken ze aan
  • ‘90: de politie is te dicht bij de burger gaan staan, soms zelfs vrienden geworden, de politie treedt te soft op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de essentie van legitimiteit?

A

Legitimiteit als ‘the right to rule/govern’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Er zijn twee vormen van legitimiteit. Welke?

A
  • Normatieve legitimiteit
  • Empirische legitimiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is normatieve legitimiteit?

A
  • Het gaat om filosofische en ethische principes
  • Wet- en regelgeving, jurisprudentie
  • Gaat over of een autoriteit behoord te worden geaccepteerd door burgers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is empirische legitimiteit?

A
  • De mate waarin burger een autoriteit als legitiem ervaart en een autoriteit wordt geaccepteerd.
    Dit wordt ook wel sociologische/sociale of gepercipieerde/waargenomen/ervaren legitimiteit genoemd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op basis waarvan kennen mensen volgens Weber autoriteiten legitimiteit toe?

A
  1. Charisma: Dit gaat om de persoon van de autoriteit, hoe die persoon overkomt
  2. Traditie: Op grond van traditie wordt legitimiteit gegeven, bv. aan artsen. Als de arts het zegt, dan klopt het
  3. Juridische rationaliteit: We kennen legitimiteit toe aan mensen die handelen volgens de wet en het recht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de kritiek op Weber’s theorie over legitimiteit toekennen?

A

Er is een normatieve leegte. Het gaat alleen om het geloof in legitimiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt legitimiteit geoperationaliseerd? Hoe kan je het toetsen?

A
  • Gevoelde plicht tot naleving
  • Vertrouwen
  • Gedeelde waarden: Deel jij dezelfde waarden als de politie?

Soms zijn er nog toevoegingen:
- Legaliteit
- Consent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is powerholder legitimacy?

A

De mate waarin agenten zelf vinden dat zij gelegitimeerd zijn om macht uit te oefenen
‘The degree of self-belief in their moral rightness.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Onder het powerholder legitimacy valt: Autoriteiten doen soms claims op legitimiteit en dat lokt reacties uit van burgers. Dit blijft een continue dialoog. Leg dit uit

A

Machthebbers claimen legitimiteit en burgers reageren daarop. Dat kan op twee manieren. Ze accepteren het of ze accepteren het niet. Dan passen machthebbers hun legitimiteitsclaim weer aan en dan wachten ze weer op reactie etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vertrouwen wordt vaak gezien als een belangrijk onderdeel van (de operationalisatie van) legitimiteit. Ze worden soms als inwisselbaar gebruikt, maar ze zijn niet hetzelfde. Leg uit.

A

Legitimiteit is de ‘right tor ule/govern.
Vertrouwen is een interne, psychologische staat waarin mensen bereid zijn om onzekerheid en kwetsbaarheid t.o.v. het gedrag van een ander te accepteren, omdat zij omtrent het gedrag van die ander positieve verwachtingen hebben. Die onzekerheid wordt overbrugd (a leap of faith).
Beide betreffen dus een evaluatie van een autoriteit:
- Of de autoriteit het recht heeft om het voor het zeggen te hebben (legitimiteit)
- Of de autoriteit kan worden vertrouwd (betrouwbaarheid als element van vertrouwen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Als het aankomt op vertrouwen in de politie (in het algemeen en in de buurt) onderscheidt Broekhuizen e.a. drie dimensies van vertrouwen. Welke?

A
  • Vertrouwen in effectiviteit
  • Vertrouwen in responsieve dienstverlening
  • Vertrouwen in betrokkenheid bij de buurt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de prioriteitenrangorde van het vertrouwen in de politie in het algemeen?

A
  • Effectiviteit
  • Responsiviteit
  • Betrokkenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de prioriteitenrangorde van het vertrouwen in de politie in de buurt?

A
  • Responsiviteit
  • Effectiviteit
  • Betrokkenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Is meer vertrouwen altijd beter?

A

Nee, je kan er niet vanuit gaan dat autoriteiten het altijd goed doen. Je moet kritisch blijven en een kritisch wantrouwen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom hecht de Nationale Politie veel waarde aan legitimiteit?

A

Het verbeteren van politieprestaties kan niet los worden gezien van het vergroten van de legitimiteit van en het vertrouwen in de politie

20
Q

Een van de manieren om legitimiteit te testen is wetsnaleving. Wat is wetsnaleving?

A

Burgers die de politie gehoorzamen en zich aan de wet houden

21
Q

Wetsnaleving heeft vanuit de politie een externe en interne motivatie. Wat is de externe motivatie en wat valt hier allemaal onder?

A

Externe motivatie: afschrikking
- Het dreigen met of opleggen van sancties
- Dreiging van geweld –> zwaardmacht
- Nadelen: beperkte invloed strafzwaarte + beperkte pakkans vanwege beperkte politiecapaciteit

22
Q

Wat valt er onder de interne motivatie van wetsnaleving?

A

Interne motivatie: vrijwillig gehoorzamen
- Geloof in legitimiteit
- Police property (de echte probleemgevallen): veel gerichter werken omdat de meeste mensen zich al aan de wet houden

23
Q

Ook het samenwerken met de politie is een van de manieren om legitimiteit te testen. Wat houdt dit in?

A

De bereidheid om met de politie samen te werken, bv. door aangifte te doen, het melden van criminaliteit, hulp inroepen, optreden als getuige, maar dit leidt ook tot een grotere heterdaadkracht en wederzijdse afhankelijkheid (burger heeft politie nodig voor bescherming, politie heeft burgers nodig voor informatie).

Hiervoor wordt vaak community policing gebruikt als strategie –> de relatie van COP-legitimiteit is afhankelijk van de operationalisatie. Als legitimiteit wordt geoperationaliseerd als vertrouwen, dan wordt er een positieve relatie gevonden tussen COP en legitimiteit. Als legitimiteit wordt geoperationaliseerd als gevoel de wet te moeten naleven, dan wordt er geen positieve relatie gevonden tussen COP en legitimiteit

24
Q

Welke factoren dragen bij aan legitimiteit?

A
  • Procedurele rechtvaardigheid
  • Effectiviteit
  • Distributieve rechtvaardigheid
25
Q

Wat valt er te zeggen over procedurele rechtvaardigheid?

A
  • Dit is de voornaamste voorspeller van legitimiteit
  • Het is een sociaal psychologisch concept
  • Het gaat niet zozeer om de uitkomst, maar vooral om het proces en de bejegening
  • Het is een process-based model of regulation
26
Q

Wat zijn de componenten van procedurele rechtvaardigheid?

A
  • Inspraak
  • Luisteren
  • Neutraliteit (incl. onpartijdigheid, objectiviteit, geen vooringenomenheid)
  • Bejegening (respectvol, beleefd)
  • Maar ook zorgvuldigheid, correctiemogelijkheid, gelijke behandeling, uitleg
  • In sommige opvattingen: vertrouwen in welwillendheid van autoriteiten
    Dit alles verzacht de pijn van negatieve beslissingen –> mensen vinden het minder erg als ze bv. een boete krijgen als de procedurele rechtvaardigheid aanwezig was
27
Q

Wat valt er te zeggen over effectiviteit?

A
  • Dit is ook een voorspeller van legitimiteit bv. het terugdringen van criminaliteit, het beschermen van de buurt, aantal uitgekeerde bekeuringen of het aantal gearresteerde verdachten
  • Het is erg afhankelijk van hoe je effectiviteit definieert –> er zijn meerdere taken/doelen van de politie. Sommige studies geven wel een relatie tussen effectiviteit en legitimiteit en anderen studies geven geen relatie hiertussen.
  • Het is een wederkerige relatie –> legitimiteit leidt tot effectiviteit (leidt tot samenwerking met de politie en leidt tot meer informatie en meer effectiviteit) en effectiviteit leidt tot legitimiteit
28
Q

Wat is distributieve rechtvaardigheid?

A
  • Dit is ook een voorspeller van legitimiteit
  • Dit houdt in de rechtvaardigheid van uitkomsten bv. een eerlijke verdeling van politiediensten. Ook sommige studies zeggen dat er wel een relatie is tussen distributieve rechtvaardigheid en legitimiteit en anderen niet.
29
Q

De politie heeft geweldsmonopolie. Wat houdt geweldsmonopolie in?

A

De politie mag geweld toepassen, waar burgers dat niet mogen

30
Q

Wat valt er onder geweldsmonopolie?

A

Er is geen eenduidige definitie van geweldsmonopolie. Het is wel steeds meer consensus dat het om fysiek en verbaal geweld gaat.

31
Q

Onderliggend aan bijna elke vorm van dwang ligt controle. Dat kan om verschillende redenen. Welke redenen?

A
  • Legitieme redenen: Something that ought not to be happening and which someone had better do something now
  • Om illegitieme redenen
  • Om redenen die niet duidelijk legitiem/illegitiem zijn
32
Q

Het gebruik van geweld door politie staat opgeschreven in de wet, welke twee factoren zijn hierbij uiterst belangrijk en wat houdt het in?

A
  • Proportionaliteit: Dat het geweld dat de politie gebruikt in gelijke mate is als het geweld dat een verdachte pleegt
  • Subsidiariteit: Dat er geen ander minder ingrijpend middel gebruikt kon worden
33
Q

We zijn gegaan van ambtelijk naar professioneel geweldsmonopolie. Wat is ambtelijk geweldsmonopolie?

A

Er waren geen regels omtrent het gebruik van geweld. Dit was aan de politieambtenaar in functie om te bepalen of geweld werd gebruikt en in welke mate

34
Q

Wat is professioneel geweldsmonopolie?

A
  • Er wordt een opleiding gedaan over wanneer je geweld mag gebruiken
  • Er wordt een training gegeven over hoe je geweld gebruikt
  • Er is een controle van of je geweld juist hebt toegepast, of het proportioneel en subsidiair is en of het gerechtvaardigd is
35
Q

Wat is geweld volgens de ambtsinstructie?

A

Elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen of zaken

36
Q

Wat zijn de geweldsmiddelen waar de politie gebruik van maakt?

A
  • Pepperspray
  • Waterwerper (waterkanon)
  • Wapenstok
  • Politiehond
  • Fysieke gevechtstechnieken: duwen en trekken; naar de grond brengen; nekklem
  • Vuurwapen
  • Taser
37
Q

Hoe vaak komt politiegeweld voor en wat is er opvallend aan? Wat zijn de oorzaken?

A
  • Meer dan 20.000 incidenten met agenten.
  • Stijging van 18% t.o.v. vorig jaar
  • Belangrijke reden toename: meer nauwkeurige registratie
  • Geweld vaker nodig door o.a. demonstraties, tegenstand bij aanhoudingen, mensen met verward gedrag
38
Q

Wat moet je doen als je geweld hebt gebruikt als politieagent?

A
  • Agent is verplicht om geweld te melden (art. 17 Ambtsinstructie)
  • Leidinggevende maakt rapport op
  • Afhankelijk van aard en ernst doorgezonden naar HOvJ
  • Beoordeling door leidinggevende of HOvJ, afhankelijk van type geweld
39
Q

De toetsing van geweld kan op meerdere manieren gebeuren. Welke?

A
  • Klachtrecht
  • Tuchtrecht
  • Strafrecht
40
Q

Hoe gaat het klachtrecht in zijn werk?

A
  • Dit is op initiatief van de burger
  • Intern: Eigen commissie van de politie doet onderzoek. Beslissing (wel of niet rechtmatig) door leiding politie-eenheid, gemandateerd door korpschef
  • Extern: Als intern niet lukt, dan Nationale ombudsman. Is ook vaak als ze willen dat politie in het vervolg niet meer zo handelt.
41
Q

Hoe gaat het tuchtrecht in zijn werk?

A
  • Tuchtnorm in art. 76 Besluit Algemene Rechtspositie Politie: plichtsverzuim
  • Niet handelen als een goed ambtenaar, o.a. onrechtmatig geweldgebruik
  • Onderzoek door bureau Veiligheid, Integriteit en Klachten, beslissing door eenheidschef
  • Sancties o.a. schriftelijke berisping, tijdelijke schorsing, (voorwaardelijk) ontslag
42
Q

Hoe gaat het strafrecht in zijn werk?

A
  • Onderzoek: Bij wapengebruik met zwaar letsel of erger: door Rijksrecherche
    Bij ander geweld: door bureau Veiligheid, Integriteit en Klachten
  • Beslissing over vervolging door HOvJ
  • Bij vervolging: beoordeling door strafrechter
43
Q

Wat is de positie van de agent bij strafvervolging?

A

Politieagent is in beginsel getuige, geen verdachte

44
Q

Waar kan een agent beroep op doen als er sprake is van een strafrechtelijke vervolging?

A
  • Noodweer
  • Uitvoering wettelijk voorschrift
  • Uitvoering ambtelijk bevel
45
Q
A