HC1 Flashcards

1
Q

Wat houdt rechtshandhaving in?

A

Het handhaven van wetten en regels. Dit komt voor in twee paradigma’s: straffen en doen naleven. Zo is het voor bepaalde overtredingen en misdrijven wenselijk om te straffen en bij andere om burgers te helpen met het voorkomen ervan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de politie?

A

Een rechtshandhavende overheidsinstantie met geweldsmonopolie, maar de politie doet meer dan alleen rechtshandhaving. De politie staat ook bekend om de positie in de samenleving, apparaat, werkwijze en taken. De politie is divers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe de politie functioneert is door de jaren heen erg veranderd. Hoe werkte de politie vanaf 1957 en op welk niveau is dit?

A

Ze hadden een duaal stelsel. Het was een territoriale splitsing. Gemeenten met meer dan 25.000 inwoners had te maken met de Gemeentepolitie en gemeenten met minder dan 25.000 inwoners had te maken met de Rijkspolitie. Dit was op lokaal niveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkte de politie vanaf 1993 en op welk niveau was dit?

A

Ze hadden een regionaal stelsel. Dit was een functionele splitsing. Er waren 25 autonome korpsen en 1 landelijk korps: KLPD. Dit was op decentraal niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe werkt de politie vanaf 2012 en op welk niveau is dit?

A

Nu hebben ze de Nationale Politie. Hier is één politiekorps. Er zijn 10 regionale eenheden en 1 landelijke eenheid (binnenkort 2) en 1 politiedienstencentrum. Dit is op centraal niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat veranderde er toen de Nationale politie ontstond?

A

De politie gaat effectiever functioneren ten behoeve van veiligheid van burgers en dieren. De twee belangrijkste veranderingen zijn: de indeling van de organisatie en op bestuurlijk gebied: de verdeling van verantwoordelijkheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom is de Nationale politie ontstaan?

A

Er waren wat ‘problemen’ met het regionaal bestel:
- Aansturing van landelijke prioriteiten ging moeizaam
- Grote kwaliteitsverschillen tussen korpsen
- Te weinig samenwerking/communicatie
Daarbij komt dat er met de opkomst van criminaliteit ook de overheid veranderde. Er is gegaan van een verzorgingsstaat (overheid die veel hielp met alles) naar een normatief-repressief paradigma (straffen en hard handhaven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is gezag?

A

De macht om te beslissen over de inzet en het optreden van de politie en te bepalen welke prestaties de politie moet leveren en daarop te sturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is beheer?

A

Zeggenschap over de organisatie en de instandhouding van het politieapparaat en de bevoegdheid tot het treffen van maatregelen opdat de politie zo doeltreffend mogelijk functioneert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar gaat gezag over?

A

Taakuitvoering, inzet en optreden: wat de politie doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar gaat beheer over?

A

Organisatie en bedrijfsvoering: wat de politie kan en hoe dit kan worden gerealiseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Als gezag wordt vergeleken met voetbal. Wie heeft er dan het gezag?

A

Een coach. Hij bepaalt wie spelen en welke tactiek er wordt gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Als beheer wordt vergeleken met voetbal. Wie gaat er dan over het beheer?

A

De directeur. Hij bepaalt wie er gekocht worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Er wordt wel eens gezegd dat beheer gezag volgt. Wat houdt dit in?

A

Het beheer schept de randvoorwaarden waarbinnen de verschillende gezagen hun taken kunnen uitvoeren. Zo stelt de minister (het beheer) o.a. de begroting en het beheersplan (inclusief de verdeling van de operationele sterkte over de eenheden en de formatie van het korps) vast.
Het beheer bepaalt wat de politie kan, het gezag wat de politie doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Anderen zijn van mening dat gezag beheer volgt. Leg uit.

A

Wie het beheer heeft, die heeft ook, ipso facto, gezag. Het beheer stelt de randvoorwaarden op, die bepaalt wat het gezag allemaal kan. Om die reden ligt de macht bij het beheer en heeft dus macht over wat het gezag allemaal kan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de taken van de politie?

A

De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven (art. 3 Politiewet).
De hoofdtaken zijn:
- Opsporing van strafbare feiten
- Handhaving openbare orde en veiligheid
- Hulpverlening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De taken van de politie zijn opgedeeld en er zijn verschillende mensen die gezag hebben over de politie. Wie heeft het gezag over de openbare orde en hulpverlening?

A

De burgemeester. Dit valt onder de bestuurlijke politie

18
Q

Wie heeft het gezag over de strafrechtelijke handhaving?

A

De officier van justitie. Dit valt onder de justitiële politie

19
Q

De politie is onbedeeld. Wat houdt dat in?

A

Taken van de politie lopen in de praktijk door elkaar heen. Er is geen functionele deling. Een politieagent in basisteams is een generalist die werkt met orders van verschillende bazen. Er is afstemming nodig, maar dat is er niet altijd. Dit zorgt voor frictie tussen de justitiële politie en de bestuurlijke politie

20
Q

Wie zijn er aanwezig bij een lokaal driehoeksoverleg?

A
  • Politiechef
  • Burgemeester
  • Officier van Justitie
21
Q

Waar gaat een lokaal driehoeksoverleg over?

A

Het afstemmen van de taakuitvoering van de politie

22
Q

Het beheer, de inrichting van de politieorganisatie, processen en zorg voor het personeel en middelen is gecentraliseerd. Wat houdt dit in?

A
  • Het beheer is belegd bij de korpschef.
  • De politieke eindverantwoordelijke is de Minister van Justitie en Veiligheid
  • Doel: minder bestuurlijke drukte
  • Het beheer is vastgelegd in het beheersplan, de begroting en meerjarenraming: personeelsbeleid, huisvestingsbeleid, ICT, communicatie, financiën etc
23
Q

Wat doet de regioburgemeester?

A
  • De regioburgemeester is de schakel tussen landelijk en lokaal: een bestuurlijk aanspreekpunt voor zowel minister als burgemeesters
  • De regioburgemeester is ook de schakel tussen beheer en gezag: via communicatie naar boven zorgen voor beschikbaarstelling voldoende middelen op lokaal niveau
  • Heeft inspraak op het beheer (meedenken, niet meebeslissen
24
Q

Wie worden regioburgemeester en hoelang staan ze?

A

Per regio worden ze aangewezen voor 4 jaar op aanbeveling van de burgemeesters uit de regio. In praktijk is dit de burgemeester van de grootste gemeente in de politieregio, dus Groningen, Nijmegen, Utrecht, Haarlem, Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Tilburg, Eindhoven en Maastricht

25
Q

Wat is de rol van een regioburgemeester?

A

De regioburgemeester:
- Bestuurt en hakt knopen door: vaststellen regionaal beleidsplan en interveniëren bij onderlinge capaciteitsdiscussies tussen burgemeesters
- Vervult de rol vooral op basis van natuurlijk gezag: verbindingen leggen tussen Hoofdofficier van Justitie en burgemeesters
- Legt verantwoording af aan overige burgemeesters uit de eenheid. Burgemeesters kunnen gezamenlijk de minister verzoeken de regioburgemeester van zijn functie te ontheffen

26
Q

Waaruit bestaat de regionale driehoek?

A
  • Regiochef politie
  • Regioburgemeester
  • Hoofdofficier van Justitie
27
Q

Wat houdt een Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP) in?

A

Het is een landelijke schakel tussen beheer en gezag. Het is een periodiek overleg over taakuitvoering en beheer

27
Q

Waar wordt over gediscussieerd binnen de regionale driehoek?

A

Afspraken over de taakuitvoering van de politie

28
Q

Wie zijn er aanwezig bij een Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP)?

A
  • De regioburgemeesters (spreken namens de burgemeesters uit hun eenheid)
  • 2 ‘extra’ burgemeesters uit kleinere gemeenten
  • De voorzitter van het College van procureurs-generaal (OM)
  • De Minister van Justitie en Veiligheid (voorzitter)
  • De korpschef (toehoorder)
29
Q

Wat wordt er allemaal besproken in een LOVP?

A
  • De inrichting van de politie
  • Landelijke beleidsdoelstellingen
  • Verdeling van de sterkte
  • Het ontwerp van de begroting, meerjarenraming, jaarrekening, beheersplan en het jaarverslag
  • Benoeming van de leden van de politieleiding
  • Wetsvoorstellen en ontwerpen van andere regelingen die betrekking hebben op de taakuitvoering door en het beheer ten aanzien van de politie
  • Maar soms ook bredere veiligheidsthema’s die de taakuitvoering van de politie raken
30
Q

Hoe zien alle driehoeksoverleggen eruit, wie heeft het beheer en het gezag en wie gaat er over wie?

A
  • Nationaal niveau (LOVP): Minister van J&V, Regioburgemeesters + 2 kleinere gemeentes, Korpschef, College van Procureurs-Generaal.
    Minister J&V ziet op Korpschef en College van PGs.
    Korpschef heeft beheer.
  • Regionaal: Regioburgemeester, Regiochef, Hoofdofficier van Justitie.
    Korpschef ziet op Regiochef, College van PGs ziet op Hoofdofficier van Justitie
  • Lokaal: Burgemeester, Team/districtschef, OvJ.
    Burgemeester heeft gezag en OvJ heeft gezag op team/districtschef.
    Regiochef ziet op team/districtschef. Hoofdofficier van Justitie ziet op OvJ. Burgemeester ziet op regioburgemeester (omdat de regioburgemeester de burgemeester van de gemeenten vertegenwoordigt).
31
Q

De conclusie is dat gezag invloed heeft op het beheer. Wat heeft dit tot gevolg?

A

Deze beide doelstellingen - lokale ruimte en centraal beheer - vragen om een balans die in de loop van de tijd steeds opnieuw gevonden moet worden. Deze balans is op dit moment onvoldoende aanwezig. Hierdoor komt lokaal en regionaal maatwerk onvoldoende tot stand. Er is frictie tussen centralisatie, eenheid en decentralisatie, autonomie. Ook is er frictie tussen beheer en gezag.

32
Q

Uit de conclusie dat gezag invloed heeft op het beheer leidt de uitspraak ‘Maatwerk waar nodig, standaardisatie waar kan’. Wat zijn oplossingen die hiervoor kunnen zorgen?

A
  • Meer zaken worden besproken in LOVP-overleg
  • Eerder toesturen van stukken aan regioburgemeesters, zodat zij kunnen overleggen met andere burgemeesters in de regio
  • Meer budgetruimte voor politiechefs
33
Q

Sturingsinstrumenten gaan over het beleid. Er zijn 3 soorten sturingsinstrumenten. Welke zijn dit?

A
  1. Gemeentelijke doelstellingen
  2. Regionale doelstellingen
  3. Landelijke doelstellingen
34
Q

Waar staan de gemeentelijke doelstellingen?

A

In het integraal veiligheidsplan van een gemeente, vastgesteld door de gemeenteraad

35
Q

Waaruit bestaat regionale doelstellingen en door wie is het opgesteld en vastgesteld?

A

Het is een regionaal beleidsplan, opgesteld door regioburgemeesters en de hoofdofficier van Justitie, vastgesteld (unaniem) door alle burgemeesters

36
Q

Wat is de inhoud van de regionale doelstellingen?

A
  • Het moet bijdragen aan verwerkelijking van de landelijke doelstellingen (controle door Minister J&V –> invloed van bovenaf)
  • Verder vrij in te vullen door de regio zelf (vaak belangrijke gemeentelijke thema’s –> invloed van onderop)
37
Q

Waaruit bestaan de landelijke doelstellingen?

A
  • Prioriteiten in taakuitvoering van de politie
  • Vastgesteld door Minister van J&V (gehoord: regioburgemeesters en voorzitter College van PGs)
  • Doelstellingen per eenheid: voorgelegd aan regioburgemeesters, die alle burgemeesters in hun regio moeten horen
38
Q

Waar worden de landelijke, regionale en gemeentelijke doelstellingen bepaald?

A

Landelijk: Bij LOVP
Regionaal: Bij regionaal driehoeksoverleg
Gemeentelijk: Bij lokaal driehoeksoverleg

39
Q

Wie controleert de bazen?

A

Er is indirect democratische controle in het politiebestel. Wij mogen stemmen op het Parlement en op de gemeenteraad.

40
Q
A