HC01 - Secreties Flashcards

1
Q

Hoeveel liter secreet wordt er geproduceerd in het digestietractus?

A

Mens: ong. 7 L/dag
Rund: 100-200 L/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In welke 3 fases zijn secreties opgedeeld?

A
  • Cephale fase
  • Gastrische fase
  • Intestinale fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de cephale fase?

A

Voorbereiden op voedsel dat gaat komen (zicht, geur, kauwen, etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de gastrische fase?

A

Secreties wanneer voedsel zich in de maag bevindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de intestinale fase?

A

Secreties wanneer voedsel zich in de darmen bevindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat speeksel?

A
  • Mucines
  • Enzymen
  • Ionen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doen mucines in het speeksel?

A

Ze vormen mucus bij menging met water.
Ze maken het voedsel zacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doen enzymen in het speeksel?

A

Ze helpen bij de vertering (leeftijd- en diersoortsafhankelijk, amylase bij de mens en het varken)
Lysozyme: antibacterieel effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doen ionen in het speeksel?

A

Ze zorgen voor de pH regulatie (bij herkauwers), vooral door de aanwezigheid van buffers (zoals HCO3-).
De samenstelling is diersoortafhankelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de diersoortverschillen in speekselsamenstelling?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt er uitgescheiden bij speekselsecretie in de ductuscel?

A

Er wordt HCO3+, H+ en K+ uitgescheiden, en Na+ en Cl- opgenomen.
De actieve ATPase zit aan de basolaterale zijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit bestaat maagsap?

A
  • HCl (H+ + Cl-)
  • Pepsinogeen
  • Alkalisch slijm
  • Water (vanwege osmotische gradiënt)
  • Ionen (Na+, K+, betrokken bij transporters)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doet HCl in het maagsap?

A
  • Denaturatie van eiwitten (zodat pepsine erbij kan)
  • Onschadelijk maken van micro-organismen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat doet pepsinogeen?

A

Het is een inactief proenzym dat actief pepsine wordt bij een lage pH. Het zorgt voor de afbraak van eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is alkalisch slijm en wat doet het?

A

Het is mucus + HCO3-, en het beschermt de maagwand tegen het lage pH in het lumen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wordt er uitgescheiden door de pariëtale cel bij de maagsapsecretie?

A

Er wordt H+, Cl- en water uitgescheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe wordt de maagsapsecretie gereguleerd?

A
  • Neuraal
  • Endocrien
  • Paracrien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe werkt paracriene regulatie?

A

Hormonen die worden uitgescheiden door de klier en hun effect uitoefenen op buurcellen van de klier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe wordt de maagsapsecretie neuraal gereguleerd?

A
  • ENS (mechano- + chemoreceptoren) -> stimulatie
  • Parasympaticus, n. vagus (ACh) -> stimulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe wordt de maagsapsecretie endocrien gereguleerd?

A

D.m.v. gastrine -> stimulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe wordt de maagsapsecretie paracrien gereguleerd?

A
  • Histamine -> stimulatie
  • Somatostatine -> remming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe wordt gastrine afgegeven?

A

Endocrien, door G-cellen in de maag en het duodenum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn stimuli voor gastrine secretie?

A

Hoge pH, aminozuren, peptide en acetylcholine in de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de functie van gastrine in het maagsap?

A

Het stimuleren van de maagzuursecretie van de pariëtale cel

25
Q

Hoe wordt histamine afgegeven?

A

Paracrien, door ECL-cellen in de maag

26
Q

Wat zijn de stimuli voor histamine secretie ?

A

Gastrine en acetylcholine (n. vagus) in de maag

27
Q

Wat is de functie van histamine in het maagsap?

A

Het is de krachtigste stimulator voor maagzuursecretie van de pariëtale cel.
Het grijpt aan op de H2 receptoren

28
Q

Hoe wordt somatostatine afgegeven?

A

Paracrien, door D-cellen in de maag

29
Q

Wat zijn de stimuli voor somatostatine secretie?

A

(Te) lage pH in het maaglumen, gastrine, enterogastronen en het ENS, in de maag

30
Q

Wat is de functie van somatostatine in het maagsap?

A

Het remmen van de maagzuursecretie van de pariëtale cel

31
Q

Hoe verloopt de regulatie van de maagsapsecretie tijdens de cephale fase?

A

De N. vagus innerveert de pariëtale cellen en G-cellen.
ACh en gastrine stimuleren de productie van histamine door ECL-cellen

De stimuli is het denken aan/zien van voedsel, ruiken of proeven van voedsel

32
Q

Hoe verloopt de regulatie van de maagsapsecretie tijdens de gastrische fase?

A
  • De vagovagale reflex + ENS zorgen voor innervatie van pariëtale cellen en G-cellen (stimulus: rek maagwand)
  • Door aminozuren en peptiden in de maag worden G-cellen gestimuleerd, en wordt een feedforward reflex geïnitieerd
33
Q

Hoe verloopt de regulatie van de maagsapsecretie tijdens de intestinale fase?

A
  • Aminozuren en peptiden in chymus in de darm zorgen voor stimulatie van de G-cellen in de darm
  • Aminozuren en peptiden in het bloed zorgen voor stimulatie van pariëtale cellen
34
Q

Overzicht

A
35
Q

Wat zijn enterogastronen?

A

Hormonen die door darmcellen worden gemaakt en maagzuursecretie remmen.
Via stimulering van de D-cellen die somatostatine produceren

36
Q

Wat is de gastroduodenale overgang?

A

Het teerste punt in de digestietractus

37
Q

Hoe worden maag- en duodenumzweren voorkomen op de gastroduodenale overgang?

A

Gastroduodenale coördinatie:
- Door ENS
- Door enterogastron werking van secretine, GIP en CCK

38
Q

Hoe wordt secretine afgegeven in de darm?

A

Endocrien, door S-cellen in het duodenum

39
Q

Wat is de stimulus voor secretine afgifte?

A

Een lage pH in het duodenum

40
Q

Wat is functie van secretine in het duodenum?

A

Remmen van zuursecretie + lediging maag

(Stimuleren van secretie HCO3+ door ductuscellen pancreas + galgangepitheel)

41
Q

Hoe wordt GIP (gastric inhibitory polypeptide) afgegeven in de darm?

A

Endocrien, door K-cellen in het duodenum/jejunum

42
Q

Welke stimulus zorgt afgifte van GIP?

A

Koolhydraten/vetzuren in het duodenum

43
Q

Wat is de functie van GIP in de dunne darm?

A

Remmen van de zuursecretie en lediging maag

44
Q

Hoe wordt CCK (cholecystokinine) afgegeven in de darm?

A

Endocrien, door I-cellen in het duodenum/jejunum

45
Q

Welke stimulus zorgt voor de afgifte van CCK in de dunne darm?

A

Vetten/eiwitten in de duodenum

46
Q

Wat is de functie van CCK in de dunne darm?

A

Remmen van zuursecretie en lediging van de maag.

(Stimuleren van acinaire cel pancreas + galblaascontractie)

47
Q

Waaruit bestaat de pancreas?

A

Uit een endocrien en een exocrien deel

48
Q

Waaruit bestaat het endocriene deel van de pancreas?

A

De eilandjes van Langerhans:
- α-cellen (glucagon)
- β-cellen (insuline)
- δ-cellen (somatostatine)

49
Q

Waaruit bestaat het exocriene deel van de pancreas?

A
  • Acini -> acinaire cellen (zymogeen)
  • Afvoergangen -> ductuscellen (bicarbonaat en water)
50
Q

Waaruit bestaat pancreassap?

A
  • Enzymen (proteasen gesecerneerd als pro-enzymen)
  • HCO3+ (en water)
51
Q

Wat doen de enzymen die in het pancreassap zitten?

A

Ze worden uitgescheiden door acinaire cellen en zorgen voor e afbraak van eiwitten, koolhydraten en vetten (proteasen, amylase, lipase)

52
Q

Wat doet HCO3+ (en water) in het pancreassap?

A

Het wordt uitgescheiden door de ductuscellen en zorgt voor de bescherming tegen de lage pH in het lumen (buffer)

53
Q

Welke ionen worden er in een ductuscel uitgewisseld bij de pancreassecretie?

A

HCO3+, Cl- en Na+ (waarna water volgt) worden uitgescheiden, en H+

54
Q

Hoe wordt pancreassecretie gereguleerd?

A
  • Neuraal
  • Endocrien
55
Q

Hoe wordt de pancreassecretie neuraal gereguleerd?

A
  • Parasympaticus (N. vagus, ACh)
  • ENS
56
Q

Hoe wordt de pancreassecretie endocrien gereguleerd?

A
  • Secretine (stimulatie ductuscel, via verhoging van het aantal Cl-.
  • CCK (stimulatie acinaire cel)
57
Q

Wat doet secretine in de ductuscel?

A

Door secretine wordt chloride sneller uitgescheiden, waardoor er meer bicarbonaat kan worden uitgescheiden

58
Q

Wat is de enterohepatische kringloop?

A
59
Q

Hoe wordt galsecretie gereguleerd?

A

Endocrien:
- CCK (stimulatie galblaaslediging en relaxatie sfincter van Oddi)
- Secretine (stimulatie galgang epitheel -> secretie water en bicarbonaat)