HC 7&8: Gastles 2: forensische context Flashcards

1
Q

zijn in de forensische zorg de aanmeldingen vrijwillig of niet?

A
  • meestal zijn de aanmeldingen in de forensische psychologische zorg niet vrijwillig maar gedwongen (door bijvoorbeeld justitie)
  • als er sprake is van huiselijk geweld komt het wel eerder voor dat mensen zichzelf vrijwillig aanmelden, omdat ze hulp willen maar niet veroordeeld zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het doel van forensische zorg?

A
  • recidive risico verlagen (kans dat iemand opnieuw een delict pleegt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat gebeurt er in de diagnostische fase in de forensische zorg?

A
  • risicotaxatie
  • intake
  • functieanalyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

risicotaxatie

A

met instrumenten kijken welke dingen aanwezig zijn die delictgedrag verhogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

intake

A
  • info verzamelen voor behandelinschatting
  • wat is de visie van degene tegenover je? Wie is dat?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hokjestechnisch te werk gaan

A
  • in welk zorgpad past iemand?
  • GGZ
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

functieanalyse

A

wat is te beïnvloeden waardoor proces anders is in de toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verschil in gedwongen vs vrijwillig aanmelden:

A
  • vrijwillig: meer ongemakken/schaamte
  • gedwongen: wat gebeurt er als ik vertel?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar moet je op letten in de forensische zorg?

A
  • hoe jij kijkt naar degene tegenover je, beïnvloedt dat jou?
  • blijf nieuwsgierig maar behoedzaam
  • wees niet onderdanig, maar neem de regie over de behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

op welke manier is diagnostiek in de forensische zorg meerlaags?

A
  • je hebt misschien verwachtingen vooraf
  • wat zegt iemand en hoe zegt diegene het?
  • verschil in wat je observeert (non-verbaal) en wat C tegen je zegt (verbaal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe kan je het verschil in wat de cliënt zegt en wat je observeert tegengaan/ beter begrijpen?

A

–> gewoon vragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar je op moet letten: positie en eigen triggers

A
  • hoe ik er zit heeft invloed op hoe het in de kamer gaat
  • wat zijn je eigen overtuigingen en onzekerheden?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

roos van Leary

A
  • om te kijken wat je positie en triggers zijn, hoe je gaat reageren op iemand
  • aanvallend, verdedigend, volgend, leidend,
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waar kan je op letten als er iemand voor je zit?

A
  • wat iemand met je doet in contact –> zegt veel over iemand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly