HC 5: zuur-base balans Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Wat zijn de belangrijkste buffers van het lichaam voor zuur?

A

Bicarbonaat, is een base die het zuur buffert

  • Bicarbonaat/CO2 (24 mM)
  • HPO4,2-/H2PO4 (fosfaat, 1mM)
  • protein-/Hprotein
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de setpoints voor de bicarbonaat en CO2 waarden.

A
  • Nierfunctie: bicarbonaat 24mM
  • longfunctie: pCO2 40 mmHg (1,2 mM) (correctiefactor 0,03)
    pK = 6,1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zuurbelasting vluchtig zuur:

A

Bij activiteit ontstaat 10mM CO2, 10% hiervan gaat als CO2 door en 70% als HCO3-. In de longen wordt dit volledig afgeblazen.

In de formule blijkt dat bij extra CO2 het evenwicht idd naar HCO3- verschuift, wanneer je CO2 weer vermindert zal het evenwicht weer terug gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zuurbelasting vluchtig zuur:

A

Bij activiteit ontstaat 10mM CO2, 10% hiervan gaat als CO2 door en 70% als HCO3-. In de longen wordt dit volledig afgeblazen.

In de formule blijkt dat bij extra CO2 het evenwicht idd naar HCO3- verschuift, wanneer je CO2 weer vermindert zal het evenwicht weer terug gaan.
Ongeveer 15 mol/dag aan vluchtig zuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zuurbelasting: niet-vluchtig zuur:

A

Als je lichaam veel H+ krijgt zal de pCO2 erg stijgen volgens het evenwicht, dit gaat ten koste van bicarbonaat. Het overtollige CO2 kan worden uitgeademd, maar de pH blijft dan te laag door het verloren bicarbonaat.t De setpoint van de pCO2 moet dan verlaagd worden naar 0,7mM (23mmHg) zodat de pH gelijk blijft.
Ook kan de nier zorgen voor bicarbonaat, als de pH laag is zal de nier uit CO2 en H2O meer H+ en HCO3- maken, het HCO3- gaat dan het plasma in, de H+ wordt geloosd in de urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe komt H+ in de urine terecht?

A

Als titreerbaarzuur (gebonden aan fosfaat/creatinine/melkzuur) of als ammoniak (NH4+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke zuurbase stoornissen zijn er (de hoofdstoornissen)?

A
  • Acidose, te veel H+ door verhoging, verlaging van bicarbonaat, te hoog pCO2
  • alkalose, te weinig H+, toevoeging bicarbonaat, verlaagd paCO2.

Respiratoir:
- acidose: emfyseem, astma
- alkalose: hyperventileren
Metabole:
- acidose: diarree, diabetes, renale tubulaire acidose
- alkalose: overgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe los je de stoornis op?

A
  • metabole verstoring (HCO3-) –> compensatie ventilatie (niet volledig, wel snel)
  • respiratoire verstoring (CO2) –> compensatie metabool (langzaam en volledig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kenmerken van de enkelvoudige zuurbase stoornissen:

A
  • Metabole acidose: pH laag, HCO3- laag
  • Respiratoire acidose: pH laag, pCO2 hoog
  • Metabole alkalose: pH hoog, bicarbonaat hoog
  • Respiratoire alcalose: pH hoog, Pco2 laag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tussen welke waarden moeten de pH, pCO2 en de HCO3- blijven?

A
  • pH: 7,35 - 7,45
  • pCO2: 35-45
  • HCO3-: 22-26
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe stel je een stoornis vast?

A

Eerst kijken is er een zuur base verstoring?
Hoe is de pH?
Is de PH verandering door respiratoir of metabool?
Is er compensatie en is deze adequaat?

Ook kijken naar medische voorgeschiedenis (bij diabetes snel metabole acidose)
Bloedgas analyse (astrup bepaling), veneuze elekctorolyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent een base excess?

A

Een base overschot, als deze onder 0 is is er dus veel zuurbelasting:
- BE < 0 = metabole acidose
- BE > 0 = metabole alkalose
- BE = 0 = respiratoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is opvallend aan het base overschot?

A

Het is altijd meer dan het verschil tussen de normale bicarbonaat waarde en die van de patiënt, omdat niet alleen bicarbonaat bufferend werkt ook andere moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kun je aflezen in het Siggaard-Andersen nomogram?

A

pH, pCO2 dan lees je je base overschot af.

De schuine lijnen zijn de iso-bicarobnaat lijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe verschuif je metabool en respiratoir op de nomogram?

A

Bij metabole acidose: is de CO2 aanvankelijk hetzelfde dus schuif je metabool op (horizontaal), dan zit je op een andere bicarbonaat lijn. De CO2 ga je dan aanpassen om weer in de buurt van de ph te komen, dit doe je op de bicarbonaat lijn.

Bij respiratoire alkalose ga je naar onder op de bicarbonaat lijn door verandering van pCO2, bicarbonaat compenseert (horizontale verschuiving)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer kan een gecombineerde metabole en respiratoire accidose optreden?

A

Bij een kind dat de navelstreng om zijn nek heeft, waardoor deze niet ademt en melkzuur produceert.

16
Q

Wat gebeurt er als je zowel zuur base stoornis hebt met een normale pH?

A

Dan is de stoornis volledig gecompenseerd, dat betekent dat deze stoornis nooit metabool zou kunnen zijn. Dat moet namelijk respiratoir opgelost worden en dat kan niet.

17
Q

Wanneer kan een respiratoire alkalose optreden? En wanneer een metabole acidose?

A
  • Als je op grootte hoogte bent
  • renale tubulaire acidose
18
Q

Wat is de anion gap?

A

In het plasma kun je de anionen (natrium en kalium) en de kationen (chloride en bicarbonaat) meten, je zult in deze waarden een verschil meten. Dit verschil bestaat niet echt, maar is er omdat we niet alle ionen meten, anionen bv kunnen ook in eiwitten en fosfaten zitten.

Vaak wordt alleen het verschil tussen natrium (136mM) en chloride + bicarbonaat (24+104) gemeten.

19
Q

Hoe helpt de anion gap bij diagnosen?

A

Bij metabole acidose kan verzuring komen door daling van bicarbonaat, dit is dan wel samen gegaan met stijging van chloride.
Het kan ook komen door melkzuren of gifstoffen, dan meet je geen chloride. Dan zie je dus dat de anion gap toeneemt.

20
Q

Kenmerken anion gap?

A
  • Normaal waarde tussen 8 en 12 mmol/liter
  • Toe te schrijven aan negatief geladen eiwitten
  • diagnostisch gebruikt bij metabole acidose
21
Q

Wat zie je bij een metabole acidose?

A
  • Normale anion gap: bicarbonaat is vervangen door chloride. Gebeurt bij renale tubulaire acidose, diarreee, ca remmers
  • Verhoogde anion gap: gebeurt bij diabeet, vasten, ischemie, methanol, aspirine overdosis