HC 3: waterreabsorptie Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Wat transporteert lis van Henle?

A
  • Dunne dalende deel: water
  • Dunne stijgende deel: passief natrium
  • Dikke stijgende deel: actief natrium (NKCC2)

Zorgt voor hypertoon niermerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke stof is nodig voor watertransport?

A

ADH (antidiuretisch hormoon) / vasopressine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat heb je nodig voor de reabsorptie van water?

A
  • Een gat (AQP 2)
  • Een drijvende kracht (osmotische gradiënt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor wordt de osmolaliteit naar beneden in de lis van Henle steeds hoger?

A

Door uittreden van water door AQP1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt AQP 2 gereguleerd?

A

Door ADH/vasopressine, bindt aan basolaterale kant op V2 receptor. Dan wordt er CAMP gevormd en PKA afgegeven (met cascade) om zo de vesicle met AQP2 te laten fuseren met de membraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe treedt water uit in de lis van Henle?

A

Water wil uittreden naar een plek met hoog aantal deeltjes om evenwicht te brengen. Er moet in het niermerg/interstitium dus een oplopende gradiënt zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt de osmotische gradiënt gecreeërd?

A

Door Natriumreabsorptie in de lis van Henle via de countercurrent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er met ureum?

A

Door vasopressine kan ureum gereabsorbeerd worden. Zorgt voor hogere osmolaliteit in interstitium.
Ureum wordt weer opgenomen in lis van Henle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet de counter current?

A
  • Efficiënte uitwisseling
  • Opbouw gradiënt

In isotone situatie is er geen verschil. De TAL wil een gradiënt van 200 gaan opwekken, de osmolariteit in het dalende deel wordt ook hoger want water treedt uit. Hierdoor is in het interstitium een hoge gradiënt aanwezig, iedere keer wordt er nieuw water bijgevoegd en wordt er een nieuwe gradiënt gemaakt. Hierdoor is de interstitium concentratie laag hoger.
Dit wordt gedreven door actieve natrium transport in TAL.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doet ADH allemaal?

A
  • Leidt tot waterreabsorptie via AQP2
  • Verhoogt NKCC2, verhoogt Natriumreabsorptie dus hogere gradiënt
  • Secreteert ureum voor hoge gradiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er bij mensen die geen ADH hebben?

A

Dan kan er geen water uittreden in de verzamelbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe doet de nier aan urine dilutie/verdunning?

A

NaCl moet eruit, maar water niet (gebeurt vooral via natrium/chloride cotransporter in distale buis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen osmolariteit en osmolaliteit?

A

Osmolariteit = concentratie osmotisch actieve deeltjes in mosmol/L
Osmolaliteit = mosmol/kg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt de osmolariteit van plasma bepaald?

A

Door schatting: 2 Na = 290 mOsmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt vasopressine gereguleerd?

A

Osmosnesoren in hypothalamus:
- Bij hoge osmolaliteit van het plasma, dus hypertone situatie, treedt water uit osmosensor en zorgt voor celkrimp. Hierdoor vasopressine release uit hypofyse achterkwab: zorgt voor dorstgevoel of niet plassen.
- Bij hypotone situatie, gaat water de cel in en zwelt deze. Zorgt voor geen ADH release waardoor water excretie plaats vindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Regulatie waterbalans: osmoregulatie

A
  • Centraal: via dorstreflex (osmoreceptoren)
  • Renaal: via water-kanalen (reabsorptie) in verzamelbuizen (na adh afgifte)
16
Q

Waarom gaat bij waterreabsorptie de concentratie gradiënt in interstitium niet omlaag?

A

Doordat water direct via vasa recta wordt afgevoerd.

17
Q

Wat zijn hyponatriemie en hypernatriemie?

A
  • Bij hyponatriemie: te weinig natrium, dus veel water (vaak door veel ADH)
  • Bij hypernatriemie: te veel natrium, te weinig water.