HC 5, Contrasten 2 Flashcards

1
Q

Orthogonale contrasten

A

De contrasten zijn niet gecorreleerd. Elk contrast gebruikt unieke informatie om SSb te verklaren, en is onafhankelijk van de andere contrasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer zijn contrasten orthogonaal bij gelijke steekproefgrootte

A

Bij gelijke steekproefgrootte vermenigvuldigen we het contrastcoefficient van de eerste groep in het eerste contrast met het contrastcoefficient van de eerste groep in het tweede contrast. Als deze onafhankelijk van elkaar zijn moeten we op 0 uitkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer zijn contrasten orthogonaal bij ongelijke steekproefgroottes

A

Dit kun je nakijken door de contrastcoefficient van de eerste groep in het eerste contrast te vermenigvuldigen met de contrastcoefficient van de eerste groep in het tweede contrast. Dit deel je vervolgens door de steekproefgrootte. Als dit 0 is heb je een orthogonaal contrast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe maak je een helmert contrast

A

Door elk groepsgemiddelde te vergelijken met het gemiddelde van de volgende groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het aantal Helmert contrasten?

A

K-1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer zijn Helmer contrasten orthogonaal?

A

Bij gelijke steekproefgroottes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe zie je in SPSS contrasten orthogonaal zijn?

A

Bij Difference. Als ze orthogonaal zijn zal de difference 0 zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer zijn trendanalyse contrasten orthogonaal?

A

Als de steefproefgroottes in de verschillende groepen gelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Positief lineair effect

A

Trend vertoont voornamelijk een toename, het laatste gemiddelde is hoger dan het eerste gemiddelde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Negatief lineair effect

A

Trend vertoont voornamelijk een afname, het laatste gemiddelde is lager dan het eerste gemiddelde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Positief kwadratisch effect

A

Effect neemt toe over de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Negatief kwadratisch effect

A

Effect neemt af over de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer gebruik je Tukey?

A

Als je ANOVA significant is en je alleen paren van gemiddelden gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer gebruik je Scheffe

A

Als je ANOVA significant is en je niet alleen paren van gemiddelden vergelijkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doet Tukey

A

Toetst alle mogelijke paren van gemiddelden met elkaar. Het aantal mogelijke paren is (K*(K-1))/2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de q

A

Studentized range statistic, waar je het verschil in gemiddelde deelt door de standaardfout

17
Q

Wat is het verschil tussen de kritieke q en de kritieke t

A

De kritieke q is hoger, om de kans op het maken van een type 1 fout gelijk te houden. Hoe hoger K, hoe hoger q(cv)

18
Q

Wanneer kun je de multiple comparisons tabel gebruiken?

A

Wanneer de steekproeven gelijk zijn

19
Q

Wanneer kun je de homogeneous subsets gebruiken?

A

Bij gelijke en ongelijke steekproefgroottes. Deze vat de multiple comparisons samen

20
Q

Hoe zijn bij Scheffe de ANOVA en contrasten gerelateerd

A

Als ANOVA significant is, is er tenminste 1 contrast ook significant
Als ANOVA niet significant is is er ook geen significant contrast

21
Q

Wat is een nadeel van Scheffe

A

In SPSS gaat het niet zo goed om met de contrasten. Je moet de kritieke F waarde om het contrast te toetsen zelf berekenen

22
Q

Hoe bereken je Fcv bij scheffe

A

Je kijkt in tabel B4, bij dfb van K-1 en dfw van N-K

23
Q

Hoe bereken je Fcontrast bij scheffe?

A

t kwadraat, of de (difference delen door standaard error) in het kwadraat

24
Q

Wat moet je doen met de significantie bij scheffe

A

Negeren, deze p waarde hoort bij een a priori toets, en we zijn een post hoc toets aan het doen

25
Q

Kenmerken geplande contrasten

A
  • A priori
  • Kan elk contrast zijn (vergelijk 2 of meer gemiddelden)
  • In de syntax gebruik Special
  • Bonferonni, vergelijk p-waarde met a(contrast) = a/C
26
Q

Kenmerken trendanalyse

A
  • A priori
  • Toetst vorm van de relatie wanneer onafhankelijke variabele interval of ratio is
  • In de syntax gebruik Polynomial
  • Bonferonni: vergelijk p-waarde met a(contrast) = a/C
27
Q

Kenmerken Helmert contrasten

A
  • A priori
  • Vergelijkt elk groepsgemiddelde met gemiddelde van volgende groepen
  • In de syntax gebruik “Helmert”
  • Bonferonni: vergelijk p-waarde met a(contrast) = a/C
28
Q

Kenmerken Tukey

A
  • Post hoc
  • Simpele contrasten (2 groepen)
  • Toetst alle mogelijke paren van gemiddelden
  • In syntax gebruik Tukey
  • Interpreteer Homogeneous subsets in output
29
Q

Kenmerken Scheffe

A
  • Post hoc
  • Complexe contrasten (2+ groepen)
  • In syntax gebruik Special
  • Bereken Fcontrast met de hand en vergelijk het met Fcv anova