HC 3 Mindfulness Flashcards

1
Q

Paul Ekman’s basis emoties

A
  • vreugde
  • verdriet
  • angst
  • walging
  • boosheid
  • verrassing
  • minachting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Paul Ekman’s geleerde/zelfbewuste emoties

A
  • liefde
  • schuld
  • schaamte
  • spijt
  • trots
  • empathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Basis emoties

A
  • een afzonderlijke subjectieve of fenomeologische kwaliteit
  • een specifieke, aangeboren neuraal substraat
  • een karakteristieke gezichtsuitdrukking/neuromusculair expressief patroon
  • onafhankelijk van taal en cultuur
  • ook vertoond door blinde en dove kinderen
    Walging zorgt ervoor dat we niet in aanraking komen met stoffen die schadelijk zijn voor ons immuunsysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Walging

A

De eerste uiting van emoties (voor overleving)
Walging zorgt ervoor dat we niet in aanraking komen met stoffen die schadelijk zijn voor ons immuunsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lisa Feldman Barrett
- kritiek en vragen voor Paul Ekman

A
  • Zijn de specifieke emotionele uitdrukkingen niet gewoon geposeerde uitdrukkingen, niet echt uit het dagelijkse leven? –> weinig ecologische validiteit
  • zijn de uitdrukkingen werkelijk wereldwijd erkend, in alle culturen?
  • zijn lichaamsuitdrukkingen niet ook belangrijk?
  • is elke specifieke emotie gerelateerd aan een specifiek fysiologisch patroon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zelfbewuste emoties: mirror test

A
  • basisemoties zijn er vanaf de geboorte, maar zelfbewuste emoties komen later
  • zelfbewuste emoties komen vanaf het moment dat het kind of een dier zichzelf herkent in een spiegel
  • dieren die dit kunnen zijn emotioneel complexer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Emoties per leeftijd

A
  • bij de geboorte al huilen en walging
  • 2 maand: blij
  • 3 maand: verdietig
  • 4 maand: boos
  • 7 maand: angst
  • 8 maand: verassing
  • bij 18 maanden worden kinderen emotioneel socialer en komen er meerdere emoties, o.a. door de zelfherkenning (mirror-test)
  • 3 jaar: trots, schaamte, spijt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Indivuele verschillen voor emotie onset

A
  • temperament –> voorlopen persoonlijkheid
  • persoonlijkheid (meer extraversie is meer positieve emoties en hogere neuroticisme is een slechtere emotieregulatie)
  • negatieve leensgebeurtenissen
  • opvoeding
  • attachment
  • broers/zussen
  • leeftijdsgenoten
  • bredere sociale omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Orchideeën en paardenbloem voor emotionele groei kinderen

A

Orchideeën: emotionele en fysiologisch reactieve kinderen, vatbaar voor negatieve ervaringen en uitdagingen –> orchideeën zijn moeilijk te groeien
Paardenbloemen: paardebloemen groeien overal
–> kinderen die identificeren met orchideeën hebben dus specifieke omgevingen nodig om tre groeien, terwijl kinderen die identificeren met paardenbloemen in elke omgeving wel kunnen groeien. Maar als orchideeën opgroeien in de juiste omstandigheden, presteren ze beter dan paardenbloemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is mindfulness

A
  • aandacht richten op een bepaalde manier: expres, in het momen en niet oordelend
  • voor alles wat het bewustzijn binnenkomt: zintuigelijk, proprioceptive (uit het eigen lichaam) en mentale fenomenen
    –> de aandacht is open, direct en oordeelvrij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom mindfulness

A
  • Mindfulness kan je inzetten om bewust te zijn van wat er in jezelf plaatsvind
    Voorbeeld: je hebt een afspraak waar je voor optijd moet zijn, wat is je reactie als je reis wordt vertraagd. Stressgevoelens of juist vinden dat het buiten je macht ligt
    –> bij mindfulness evalueer je deze reactie en geef je aandacht aan de feiten van het moment. Feiten van het moment zijn dat je in een stilstaande trein zit, hier is nog niks stressvols aan –> hierdoor kan je een alternatieve reactie krijgen, door de interventie van mindfulness
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het westen vs het oosten in mindfulness

A
  • Westerse psychologie: focus op delen van het zelf die iemand niet leuk vind en probeer deze te veranderen voor een betere toekomst
  • ancient oosterse psychologie: acceptatie van realiteit zoals het is in het moment en ‘go with the flow’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Intergratie van mindfulness bij west en oost

A

Mindfulness concepten in de westerse psychologie
–> voor sommige mensen werkt de westerse benadering namelijk niet, mindfulness kan hierbij helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

3rd wave of CBT interventions
- intergreren van oost in west

A

Mindfulness based stress reduction (MBSR)
Mindfulness based cognitive therapy (MBCT)
Dialectical behavior therapy (DBT)
Acceptance and commitment therapy (ACT)
Meta-cognitive therapy (MCT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

MBSR

A

Mindfulness Based Stress Reduction
Hielp bij de stress van chronische aandoeningen eind jaren 70

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

MBCT

A

Mindfulness Based Cognitive Therapy
- Zelfde als MBSR met onderstaande toevoeging
- analytischer omgaan met gedachten om terugval in nieuwe depressieve episodes te voorkomen
- heel effectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

DBT

A

Dialectical Behavior Therapy
Helpt bij borderline stoornis om te accepteren hoe dingen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ACT

A

Acceptance en Commitment Therapy
- acceptatie en mindfulness worden gecombineerd met waarden die je bealngrijk vindt om je leven te laten leiden, je laat de waarden het voortouw nemen in je denkwijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

MCT

A

Meta-Cognitve Therapy
- helicopter view van kijken naar je gedachten en daar iets aan veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Misconcepties van mindfulness

A
  1. Je gedachten moeten helemaal weg, je hoofd helemaal leeg
  2. mindfulness streeft voor een zweverige wereld
  3. mindfulness leidt tot meer passiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Je gedachten moeten helemaal leeg zijn

A

Gedachtes zijn ok, je hoeft ze alleen neit altijd te serieus te nemen
- wet dat je je gedachtes los kunt laten en niet altijd er op hoeft te reageren/ze serieus hoeft te nemen
- gedachtes kunnen namelijk ook tegenstrijdig zijn, dus je hoeft ze niet altijd serieus te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Mindfulness streeft voor een zweverige wereld

A

Sta open voor de realiteit zoals die is (full catstrophe living: boek)
- je maakt het jezelf makkelijker door open te staan ovoor de realiteit, ipv denken dat het beter is dan het is
Neem de realiteit aan voor hoe die is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Mindfulness leidt tot meer passiviteit

A
  • nee –> realiteit includes iemands innerlijke signalen
  • meer gezond en authentische actie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Emotie regulatie paradox

A

-Mindfulness standpunt: emotie (ervaring) hoeft niet gereguleerd te worden
- = ‘alleen maar mentale fenomenen’
- ACT: not negative emotions per se are unfavorable, but experiential avoidance of negative emotions
- ‘just feel feelings as feelings, think thoughts as thoughts, fully and without defence, and get on with the business of living

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Mindfulness paradox

A
  1. mensen willen dat hun emoties gereguleerd zijn
  2. in MBSR leren ze dat het niet nodig iz, gewoon accepteren zoals ze verscijnen
  3. –> emoties worden gereguleerd op welke manier?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

The RICH model of mindfulness and psychological well-being

A

De onmiddelijke effecten van de staat van mindfulness zouden ontspanning, inzichtm contact en harmonie direct tot gevolg hebben etc.
1. minfulness
2. relacation, insight, contact, harmony
3. less perservative thinking, less avoidance en re/deappraisal
4. flexible self-regulation, values clarification en compassion
5. values action
6. –> psychological well-being

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Mindfulness-based stress reduction (MBSR)

A
  • dual processing (intro- en exteroceptive phenomena
  • introspectie: naar je gedachten kijken
  • fenomenen worden erkent en geaccpeteerd zoals ze zijn
  • in dagelijks leven toepassen
  • 8 groep sessies van 2,5 uur (35 min huiswerk per dag)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Interoceptieve fenomenen

A

Ademhaling (meditatie), lichaam (bodyscan en yoga), emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Exteroceptieve fenomenen

A

Zittende meditatie
- observeren en loslaten van fenomenen die volgens de zintuigen binnenkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Dual processing

A

Gedachten opmerken en aandacht terug richten op intero- en exteroceptive fenomenen
- interoceptive fenomenen: ademen (meditatie), bodyscan/yoga en emotie
- exteroceptive fenomenen: zittende meditatie: fenomenen observeren en los laten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Psychologische correlaties met mindfulness

A
  • minder algemene distress
  • minder angst en depressieve symptomen
  • minder neuroticisme (= betere controle)
  • meer extraversie en openheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Psychologische effecten van mindfulness interventie (MBSR)

A
  • minder algemene distress
  • minder angst, zorgen en piekeren
  • minder depressieve symptomen
  • minder pijn
  • betere slaap kwaliteit
  • betere levenskwaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Effect op zelfgerapporteerde mindfulness

A
  • MBSR groep vond zichzelf meer mindful na de mindfulness interventie
  • MBSR groep ervaarde minder distress na mindfulness interventie
  • MBSR groep ervaarde een betere kwaliteit van leven na de mindfulness interventie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Conclusies van onderzoke naar mindfulness

A
  • cognitieve attitude/vaardigheid
  • correleert met adaptieve psychologische constructies
  • lijkt een buffer te zijn voor psychologische tress
  • vormt een basis voor de nieuwe therapieën, gebaseerd op acceptatie en mindfulness. Die effectief zijn voor emotionele problemen en verhogen kwaliteit van leven, vergelijken met actieve interventies, maar ongeveer even actief als CBT
  • moderators worden beginnend bepaald
  • veranderingen in mindfulness mediëren de effecten
  • toekomstig onderzoek zou meten onderzoeken voor wie mindfulness het best helpt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Emotionele ontwikkeling

A

Hoe kinderen deel kunnen gaan nemen in de sociale wereld
- in kinderen zien we een groei in de vaardigheid om emoties te ontvangen en signaleren
- veranderende patronen en emotioneel gedrag indiceren grote ontwikkelingen in de herkenning, expressie en regulatie van emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Collectieve intentionaliteit
- Tomasello

A

Mensen zijn groepswezens waarvan de collectieve intentionaliteit alle dingen bevat dat niet alleen persoon zijn, maar ook binnen de cultuur van de groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Relationele processen
- Saarni et al.

A

Kinderen leggen, veranderen en onderhouden hun relaties met de omgeving
- met deze theorie vormen emoties interacties en relaties en hebben ze interpersoonlijke betekenis
- emotionele ontwikkeling vindt plaats als kinderen nieuwe doelen en nieuwe maniern om emotionele gebeurtenissen te evalueren ontwikkelen, en als relaties met anderen veranderen
- er is invloed van cultuur en familie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Ontwikkeling huilen

A

Verschijnt heel jong in kinderen, vanaf het erste moment in het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Ontwikkeling lachen

A

Begint rond 2 maanden. Ook in de eerste maand kan een baby lachen, maar dit wordt vaak niet sociaal gezien. Echt sociaal lachen verschijnt pas na de 1e maand. Eerst verschijn lachten bij bijv. aanraking, in de 3e maand ook bij interacties met verzorges

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Ontwikkeling woede

A

Verschijnt tussen de 4e en 7e maand. Dit is gekoppeld aan de mogelijkheid van doelbewust denken en vereist dat een baby kennis heeft over een doel en dat dit doel geblokkeerd is. Woede-expressies nemen toe als een kind meer kan kruipen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Ontwikkeling verdriet en angst

A

Worden ongeveer tegelijk ontwikkeld rond de 4e maand. Bbay’s verwachten dat hun verzorgers reageren op hun toenaderingen, en als dit niet lukt verschijnt verdriet. Een toename heirin vindt plaats tussen de 4e en 12e maand –> toename in capacitieten in gezichtsuitdrukkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Ontwikkeling van verassing

A

Verschijnt in reactie op schending van de verwachting. Er is controversie over hoe dit uitgedrukt wordt. Ervaringen van verassing kunnen bijdragen aan leerproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Ontwikkeling sociale emoties

A

Deze worden ontwikkeld rond 18 maanden en ouder
- zelfbewuste emoties
- emotionele expressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

3 soorten sociaal gedrag

A
  • bieden van instrumentele hulp
  • bieden van comfort
  • delen van bronnen
45
Q

Pretend play

A

rond 4 jaar verdelen kinderen rollen tijdens het spelen

46
Q

Ontwikkeling schaamte en empathie
- 2 processen

A
  • kinderen moeten de subjectiviteit van ervaringen van andere begrijpen en weten dat die ervaringen verschillen van hun eigen ervaringen
  • er moet bewustzijn van het zelf zijn zoals dat gezien kan worden door anderen
47
Q

Zelfbewuste evaluatieve emoties

A

Bevatten overtuigingen en reacties van kinderen op zichzelf
- bijv. trosts, schaamte, schuld en spijt
- worden ontwikkeld tussen het 2e en 3e jar

48
Q

Habituatie paradigma

A

Gebaseerd op de bevinding dat kinderen langer kijken naar nieuwe patronen dan naar bekende patronen –> ook bij gezichtsuitdrukkingen, dit indiceert dat ze onderscheid kunnen maken tussen uitdrukkingen

49
Q

Emotion face processing

A

Lijkt dominant in de rechterhemisfeer en orbitofrontale cortexgebieden

50
Q

Sociale verwijzing

A

Het vermogen om emotionele uitdrukkingen van anderen te gebruiken om eigen gedrag te leiden
- tussen de 3-5 jaar kunnen kinderen emotionele labels aan foto’s van gezichtsuitdrukkingen hangen
- rond 5 jaar kunnen kinderen emoties herkennen in andere mensen

51
Q

Vocale expressies

A
  • baby’s van 1-5 dagen kunnen al een onderscheid maken tussen angstige, blije en neutrale stemmingen. Patronen van neurale activatie zijn verschillend voor boze vs. angstige stemmingen
52
Q

Herkennen van houding en gebaren bij baby’s

A

Er lijkt een ontwikkeling tussen de 4 en 8 maanden
- baby’s rond de 6.5 maand lijken een onderscheid te kunnen maken tussen neutrale en blije lichaamshoudingen

53
Q

Multimodale herkenning van emoties

A

Wordt al vroeg in het leven laten zien
- baby’s van 6 maanden lijken een koppeling te kunnen leggen tussen blije en boze lichaamsuitdrukkingen
- als dit in conflict is, hebben kinderen een groter probleem met het herkennen van emoties

54
Q

Amygdala

A

Betrokken bij het detecteren van emotioneel belangrijke gebeurtenissen die relevant zijn

55
Q

Orbitofrontale cortex

A

Rol in emotieherkenning

56
Q

Negativity bias

A

Het slechte beïnvloedt ons meer dan het goede

57
Q

Emotieregulatie

A

Verwijst naar de set processen dat het begin, de intesiteit, de duur, de psychobiologie en expressie van emotionele ervaring moduleert
- intepersoonlijk
- veranderende situaties
- vanaf 18 maanden grote toename
- via cognitieve veranderingen
- affectieve flexibiliteit

58
Q

Affectieve flexibiliteit

A

Vereist een individu de betekenis van een situatie te verwerken door te wisselen tussen emotionele en niet-emotionele aspecten van een situatie

59
Q

Neurobiologische ontwikkeling van emotieregulatie

A
  • vagale tone
  • default brain network
  • effortful control
60
Q

Default brain network

A

Hersengebieden die hogere niveaus van gecorreleerde activiteit met andere gebieden laten zien (rond 2e jaar)

61
Q

Effortful control

A

Het vermogen om aandacht en gedrag vrijwillig te reguleren. Dit ontwikkelt sterk van 3 tot 5 jaar
- goede controle is gerelateerd aan minder negativiteit in emotionele levens en aan betere aandachtcontrole

62
Q

Temperament

A

Emotioneel patroon van iemands persoonlijkheid
- gedragsinhibitie: neiging om nieuwe mensen, objecten en ervaringen te vermijden
- disinhibitie: benaderen van nieuwe dingen. Meer impulsief, onattent en agressief

63
Q

Biologische bijdragen in temperament

A
  • prenatale invloeden
  • erfelijkheid
  • moleculair genetische studies (serotonine transporter gen en oxytocine
64
Q

Positieve emotionaliteit heeft een lang en significant bereik in ons leven.

A
  • Bv mate lachen in het jaarboek is positief gerelateerd aan welzijn en competentie, en negatief gerelateerd aan negatieve emotionaliteit. Ook voorspelde dit huwelijken 30 jaar later.
  • Positieve emotionaliteit beïnvloedt niet alleen levenstevredenheid, maar is ook geassocieerd met verlaagde mortaliteit cijfers
65
Q

Van temperament naar persoonlijkheid

A
  • Er is veel overlap tussen de Big Five en dimensies van temperament gemeten in kinderen.
  • Soto & John: stelde een model van persoonlijkheid voor, afgeleid van de Big Five: Little Six: 6
    dimensies die in het hart van persoonlijkheid van kinderen liggen: (1) extraversie, (2)
    agreeableness, (3) conscientiousness, (4) neuroticisme, (5) openheid richting ervaring, (6)
    activiteit. Activiteit wordt gekenmerkt door fysieke energie en motorische activiteit
66
Q

bias in neurotiscisme

A

geassocieerd met een negatieve bias in het ontvangen, verwerken en herinneren
van informatie. Sterker reageren op negatieve gebeurtenissen.

67
Q

Bias in extraversie

A

bias in het maken van positieve appraisal. Sterker reageren op positieve
gebeurtenissen. De relatie tussen extraversie en positief affect is zo sterk dat sommige
onderzoekers claimen dat positieve emotionaliteit de basis vormt van de dimensie extraversie.

68
Q

ontwikkeling in temperament

A
  • intensiteit emoties neemt af op de basisschool
  • stemming daalt in de adolescentie
  • adolescentie: dip in conscientiousness, openness en emotionele stabiliteit
69
Q

Gen-omgeving correlatie (rGE)

A
  • Actief rGE
  • evocatief rGE
70
Q

Actief rGE

A

Hoe onze genetisch beïnvloedde eigenschappen ons ertoe brengen actief een omgeving voor onszelf te creëren

71
Q

Evocatief rGE

A

Gedeelte erfelijke eigenschappen lokken unieke responses uit van sociale partners

72
Q

Social relations model

A

Vereist dat onderzoekers een individu observeren dat interacteert met veel andere mensen. Zo kan worden bepaald in hoeverre de emoties die ze op anderen richten (acteureffecten) en de emoties die ze van anderen ontvangen of opwekken (partnereffecten) kenmerkende patronen voor het individu vertonen

73
Q

Veilige hechting

A

Baby’s hebben een gevoelige en consistente zorgverlening ervaren, waardoor ze leren om de beschikbaarheid van de ouders te verwachten in het licht van stress
–> leid tot best sociale competentie en externaliserend gedrag
–> leid weinig tot internaliserende problemen

74
Q

Vermijdende hechting

A

Baby’s reageren adaptief op deze omgeving door tekenen van angst bij stress te minimaliseren, omdat ze hebben geleerd dat hun emoties zullen worden genegeerd of afgewezen

75
Q

Resistente hechting

A

Baby’s maximaliseren hun uiting van nood om een reactie van hun ouders te krijgen. Wordt ontwikkeld in context van inconsistente gevoeligheid van de verzorgers

76
Q

Disorganized hechting stijl

A

Kinderen hebben een gebrek aan ontwikkelde middelen om pijnlijke emoties te reguleren. Wordt ontwikkeld in een chaotische/angstige omgeving van verzorgers
–> meer cortisol bij stressreacties

77
Q

Wederzijds belonenede oriëntatie

A

Basis voor coöperatie tussen ouders en kinderen. Kinderen ontwikkelen bijv. openness zodat ze hun emoties reguleren en luisteren naar eisen van de ouders
–> als ouders positief zijn met kinderen, zijn kinderen positief met ouders

78
Q

Adult attachment interview

A

Ontwikkelt om de mogelijkheid te onderzoeken dat hechting nieuwe hechting in de volgende generatie opwekt. Er wordt gekeken naar de hechting tussen volwassenen en hun ouders, en hier werd een onderverdeling van 3 volwassen stijlen gemaakt
- autonoom
- dismissing
- preoccupied

79
Q

Biogedragsmatige synchronisatie

A

Brengt gedragsmatige wederkerigheid naar het fysiologische niveau

80
Q

Ouderlijke mentalisatie

A

Het vermogen van ouders om de interne toestanden van hun kinderen, zoals emoties, gedachten, verlangsens en bedoelingen, weer te geven en in gedachten te houden
- maternale gevoeligheid speelt ook een rol, bijv. als kinderen 18 maanden zijn verklaarde het verschillende cognitieve uitkomsten

81
Q

Cognitieve gevoeligheid

A

De mate waarin een sociale partner rekening houdt met de kennis en capaciteiten van zijn partner tijdens een interactie waarbij een gezamelijk doel wordt bereikt

82
Q

Event approapriately elicit emotions

A

Praten met het kind over gebeurtenissen die emoties uitlokken om gepaste emoties te ontwikkelen voor gebeurtenissen

83
Q

Mental state talk

A

Eigen interne ervaring van kinderen voor emoties

84
Q

Negatieve besmetting

A

Negativiteit in de echtelijke dyade wordt geassocieerd met ouder-kind negativiteit in adoptiegezinnen waarin geen genetische relatie voorkomt

85
Q

Positieve besmetting

A

Kinderen opgevoed in families met grote positieve emotionaliteit laten hoge niveaus van empathie en affectie zien

86
Q

Parental meta-emotion philosophy

A

Ouders ontwikkelen overtuigingen over hun eigen emoties en de emoties van hun kinderen

87
Q

Emotie coacing filosofie

A

Gekenmerkt door bewustzijn en acceptatie van eigen emoties van de ouders en van hun kinderen, en perceptie van negatieve emoties als mogelijkheid voor groei/verbinding

88
Q

Emotie-dismissing filosofie

A

Minimaliseert het belang en de expressie van emoties en focust op het bevrijden van kinderen van hun negatieve emoties

89
Q

Intergenerationele overdracht

A

Van ouders naar kinderen, en weer naar een volgende generatie
- familieconsistent in ouderschapstechnieken

90
Q

Multiniveau perspectief

A

Belangrijk voor begrijpen van de ontwikkeling van emotionaliteit van kinderen
- distale factoren
- proximale factoren

91
Q

Distale factoren

A

Macro-invloeden, zoals buren en school

92
Q

Proximale factoren

A

Spatiaal en dichter bij het kind, zoals familie en vrienden

93
Q

Differential parenting

A

De manier waarop broers en zussen verschillend van elkaar worden opgevoed

94
Q

Empathie onwikkeling door broers en zussen

A

Uit een onderzoek blijkt dat empathische jonge broers/zussen toegenomen empathie in de oudere broer/zus voorspelde en andersom

95
Q

Invloed van peers op emotionele ontwikkeling

A
  • vroege vriendschap interacties beïnvloeden het begrip van emoties
  • gedeelte genetisch beïnvloed
    1. onze temperamenten hebben invloed op de relationele ervaringen die we hebben
    2. de kwaliteit van relaties die we hebben met leeftijdgenoten, broers en zussen en ouders wordt kritisch beïnvloed door ons vermogen tot gedeeld denken en samenwerken
96
Q

SES beïnvloedt hoe een kind ontwikkelt op 3 manieren

A
  1. Ongelijke verdeling van bronnen
  2. Stressreacties veroorzaakt door ouderschap, omgevingsdactoren, vervelende levensgebeurtenissen, geweld en problemen in de buurt
  3. gezondheidsgedragingen
97
Q

Ongelijke verdeling van bronnen

A

Kinderen in huizen met lage inkomens kunnen bijv. minder woorden per uur lezen. Dit kan worden toegepast op praten over emoties
- kinderen in huizen met hogere inkomens ervaren meer mogelijkheden om over gevoelens te praten, en om ze te conceptualiseren/reguleren

98
Q

Stressreacties veroorzaakt door ouderschap, omgevingsfactoren, vervelende levensgebeurtenissen, gewekd en problemen in de buurt

A
  • selectie effecten
  • socialisatie effecten
99
Q

Selectie effecten

A

Bijv. het keizen van vrienzen met hetzelfde agressief gedrag

100
Q

Socialisatie effecten

A

Bijv. iemands eigen agressie verhogen als functie van de agressie van een sociale groep

101
Q

Gezondheidsgedragingen

A

De impact van armoede in de kindertijd heeft verre effecten op de volwassenheid over verschillende relaties

102
Q

4 specifieke bijdragen aan een beteknisvol leven

A
  • autonomie
  • competentie
  • verwantschap
  • weldadigheid
103
Q

5 modi en kenmerken van betekenis in het leven

A
  • coöperatie
  • geluk
  • verwantschap
  • tevredenheid
  • welzijn
104
Q

Coöperatie

A

Bijdragen aan familie, gemeenschappen, samenleving, weldadigheid
- samenwerken met elkaar om dingen te doen die we alleen niet kunnen is een unie aspect van mensen wat ons onderscheidt van andere dieren
- vormen van samenwerking lokken positieve emoties uit, zoals dankbaarheid ena ctivatie van het beloningssysteem in de hersenen

105
Q

Geluk

A

Positieve emoties
- Geluk lijkt positief te zijn, maar Gruber et al. hebben aangetoond dat het in de juiste mate, op de juiste manier en in de juiste omstandigheden moet plaatsvinden, anders kan het schadelijk zijn.
- Psychologisch onderzoek heeft voordelige aspecten voor geluk aangetoond in verschillende landen.
- Geluk heeft 3 componenten: (1) levenstevredenheid, (2) positief affect, (3) gebrek aan negatief affect. Het is een toestand waarin we ons leven betekenisvol kunnen leven en op een goede
manier deel kunnen nemen aan onze relaties.
- Plezier, engagement en betekenis zijn geassocieerd met subjectieve betekenis van geluk en welzijn.

106
Q

Verwantschap

A

Liefde, vrienden en familierelaties
- het delen van plezier en affectie met anderen kan leiden tot ondersteunende relaties
- vriendschap is een bron van plezier en tevredenheid –> stimuleert geluk

107
Q

Tevredenheid

A

Competentie en identiteit, coherentie van het zelf met emoties en acties
- gaat over de betekenis van het leven
- James deed heir onderzoek naar
–> once-born: groeien op in een samenleving met invloed vn ouders en cultuur
–> twice-born: hebben het gevoel dat ze er neit bij horen

108
Q

Welzijn

A

Mentale gezonheid, vrijheid van depressie en angst
1. genetisch startpunt dat temperament en persoonlijkheid reguleert (50%)
2. Lange-termijn elementen van iemands persoonlijke leven, zoals geslacht, culturele achtergrond, sociale klassen, burgelijke staat etc. (10%)
3. intentionele activiteit: de acties en gedachtepatronen dat maken hoe mensen hun leven organiseren met families, vriendschap, werk en vrije tijd (40%)

109
Q

Invloeden op welzijn

A
  • geërfde invloed
  • persoonlijkheid
  • omstandigheden
  • leren